De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 119]
| |
CCCXCVII. De eerste beeraant.Eens, als Ons Heer op wandel was, moest hij door een groot bosch. Hij trok er door zonder achterdocht. Maar daar hoorde hij in 't gestruik een verveerlijk gebrom en gegrom. 't Was een man die al brommend en grollend Ons Heer wilde bang maken. - Wat? zei Ons Heer. Ge wilt geen mensch meer zijn? Een wild dier wilt ge wezen, een wild dier dat bromt en grolt. Welnu, beer zult ge worden. - Leef maar in het bosch, zei Ons Heer nog, wijl hij heenging. 't Was uw zin. Grolt en bromt maar en klimt in de boomen... |
|