De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 120]
| |
CCCXCVIII. De wolf en het schaapaant.Een schaap zat in zijn hok heel alleen. Een wolf kwam snuffelen aan de deur en riep: - Lief schaapken kom, we zullen hier wat spelen; de avond is zoo schoon en frisch. - Neen, zei het schaap, gij zult mij opeten. - Dom ding, antwoordde de wolf, weet ge niet dat het Vrijdag is en dat men geen vleesch mag eten op dien dag. - Dat is ook waar, dacht het schaap en 't deed de staldeur open en kwam buiten. De wolf greep het bij de keel en liep er mee weg. - Ziedewel, dacht het schaap, mijn eerste gedachte was de beste. |
|