De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 115]
| |
CCCXCIII. Waarom de merel zwart van kleur is en een gouden bek heeftaant.De merel was jaloersch op de ekster, omdat deze altijd-aan met goud en zilver naar haar nest kwam gevlogen. Hij meende waarachtig dat dat alles uit de hel kwam. - Wat andere kunnen, kan ik ook, dacht hij. De merel trok daarop naar de hel. Zonder bellen of kloppen ging hij er binnen, net of hij er alle dagen op bezoek kwam. Hij trad er eerst in de zaal van het koper, maar van koper hield hij niet veel en hij ging verder. Toen kwam hij in de zaal van het zilver, maar zilver zei hem ook al niet veel en hij ging maar door. Nu trad hij in de zaal van het goud. Hier was hij in zijn element. Hij pikte alhier en pikte aldaar en zijn bek had al een gouden kleur. Hij zag dat in den gouden spiegel op de gouden schouw. - Dat is al iets, dacht de merel en dat smaakt naar nog. Hij wilde opnieuw gaan pikken maar daar kwam een duivel aangeloopen met een zak roet op den rug. De merel vloog weg, vloog zaal in, zaal uit, en, gelijk hij de hellepoort ging bereiken, wierp de duivel, woedend omdat hij ontsnappen ging, hem den zak roet achterna. Het roet sloeg langs alle kanten op en, buiten zijn gouden bek, is de merel er zwart van gebleven. |
|