De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 113]
| |
CCCXCII. Hoe de geit op de wereld kwamaant.Eens, al heel lang (ge)leen, ontmoette de duivel, 's avonds heel laat, een mensch op een verlaten kruisweg. De duivel pochte op al wat hij zooal kon en de mensch, die dat niet lijden kon, pochte daarom nog meer. Op 't laatst, om eens te laten zien wat zij konden, besloten zij, drie dagen later, op hetzelfde uur en op dezelfde plaats bijeen te komen; zij moesten beiden een wonder dier meebrengen. Wie den naam van het dier, dat de andere meebracht, op eerste zicht kon raden zou het winnen. De mensch ging daarop zijn weg. Al gaande kreeg hij een wonder gedacht en hij was meteen zeker dat de duivel nooit den naam zou kunnen raden van het dier dat hij zou meebrengen. Maar met wat voor iets zou de duivel afkomen? Dat was de groote kwestie! Hij prakkezeerde er over dag en nacht, en eens, op een achtermiddag, lijk hij peinzend op den duivel en op zijn afspraak door de velden wandelde, hoorde hij daar in een uitgemergelden knotwilg langs den weg een vreemd rumoer van stemmen. Het waren de duivels die vergadering hielden. - De mensch kan nooit of nooit den naam van dat beest raden, zei er een. - 'k Geloof het wel, sprak een andere, 't is de eerste geit die op de wereld komt. - 'k Weet genoeg, dacht de mensch en overgelukkig trok hij op. Op den gestelden dag stond hij met zijn wonder dier op den kruisweg. 't Was zijn eigen vrouw die hij met stroop had bestreken en daarna in de pluimen | |
[pagina 114]
| |
had gerold. De duivel, toen hij aankwam, lonkte er onmiddellijk naar, maar kon het vreemd gedoe niet herkennen; daarom kwam hij maar met zijn eigen beest vooruit, om tijd te winnen. - Hawel, raad ne keer wat ik hier bij heb, zei hij tot den mensch. - Een geit, antwoordde de mensch, ik had het onmiddellijk op, maar wat ik heb meegebracht raadt gij in geen duizend jaar. De duivel voelde zich verloren, vloekte en wilde wegloopen. - Neen, neen, zoo niet, riep de mensch, eerst raden, eerst raden. - Hoor eens hier, zei de duivel toen, indien ik niet wist dat ik de duivel ben, ik zou denken dat gij het zijt, maar dat gij twee duivels waard zijt dat is zeker! Daarmee liep de duivel weg en hij loopt nog. |
|