De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 96]
| |
CCCLXXXI. Waarom de vlooien geschapen zijnaant.Ons Heer en Sint Pieter waren eens op wandel. Zij gingen door steden en dorpen. Overal kwamen zij vrouwen tegen, die lui en vadsig over hun halve deuren lagen of op 't gras zaten, in 't lommer van een boom, niet wetende wat doen met hun tijd. - Wat ligt ge daar te doen? vroeg Sint Pieter aan een vrouw, die vuil en morsig, half gewasschen en niet gekamd in 't gras lag te slapen. - Ik heb geen werk en verveel mij, antwoordde die vrouw. Ons Heer, die dat alles aandachtig had nagekeken en aangehoord, bukte zich toen, nam een handvol zand en gooide het achter zich in de lucht, in de richting van de luie vrouw. Een weinig verder, toen Sint Pieter omkeek, was de vrouw zich al aan 't scharten. - Ja, ja, Pieter, zei Ons Heer toen, nu zal ze wel weten wat ze te doen heeft. Iedere zandkorrel heeft zich veranderd in een vlooi. Zij zal nu werk overhoop hebben, zij en haar nageslacht. |
|