De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 78]
| |
CCCLXIII. Waarom de musschen grauw van kleur zijn en ook waarom er zoo weinig vogels zijn met gouden pluimenaant.Toen het gekend was dat Ons Heer kleuren ging geven aan de vogels, stond de musch in de eerste rij. En zij was toch zóó benieuwd om te weten wat er gebeuren zou en om de kleuren te zien, die Ons Heer ging gebruiken, dat zij te allen kant in het werkhuis rondsnuffelde. Ons Heer had op dat oogenblik veel te doen, en zie, opeens, toen hij al achter of al voren was, hief de musch de scheeltjes van de verfpotten op. Zoo ontwaarde zij het potje met de gouden verf. - Hoe schoon, zei ze, en 't potje opheffend ging zij voort: met deze verf zou Ons Heer mij moeten schilderen. Plof! Daar liet zij het potje vallen. Op 't gerucht kwam Ons Heer toegeloopen, scharrelde bijeen wat er nog aan gouden verf bijeen te scharrelen viel en riep dan vertoornd tot de musch: - Nu zult gij grauw blijven gelijk gij zijt. Voor u is dat niets, want het is maar een verdiende straf. Spijtig is het voor de andere vogels, want ik zal nu gierig moeten zijn op mijn gouden verf. En daarmee zijn er zoo weinig vogels met gouden pluimen. |
|