De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 70]
| |
CCCLVI. Waarom de uilen op de dood roepenaant.De uilen hebben het voorgevoel van de komende dingen. Dat is zóó geweest van 't begin van de wereld. De beesten weten vele dingen beter dan de menschen. De menschen hebben veel vergeten in den loop der tijden. Eens ontstond er ruzie tusschen den arend en den gier. Zij zouden in tweegevecht gaan, op leven en dood. 't Was zóó besloten en 't zou zóó zijn. Toen kwam de uil bij den gier. - Gij, zegde de uil, zult het onderspit delven. Gij zult gedood worden. Ik weet immers al wat gebeuren gaat. - En waarom mij daarvan dan niet vroeger verwittigd? Nu is er niets meer aan te doen; ik moet vechten, ik zal vechten. Alles gebeurde gelijk de uil het had voorzegd, maar de uil heeft de woorden van den gier onthouden. Nu roept hij voortdurend, als de dood in zijn nabijheid vertoeft: - Dood! dood! dood! |
|