De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 48]
| |
CCCXXXVI. Waarom de vleermuizen nog in de grondverf staanaant.Toen al wat vliegt en vleugels heeft geschapen was, zei Ons Heer aan alleman, dat hij ze 's anderdaags zou kleuren geven. En tot dan toe mochten zij niet naar de aarde. De vleermuis echter luisterde niet naar dat bevel. Zij trok 's namiddags reeds op, om eens te gaan zien hoe het er uit zag op de wereld. Zij vloog en vloog zoo wijd en zoo ver, tot ze, eindelijk, in de nabijheid van de zon was en heel en al verschroeide. En daarbij werd zij onpasselijk van de hitte en, wat erger was, bijkans stekeblind. Zij wilde weerkeeren, maar dat was nu een andere kwestie. Hoe zij haar uiterste best deed, zij kon haar weg maar niet vinden. Als zij, eindelijk, al zwijmelend en tenden adem, terug tot Ons Heer kwam, had deze zijn laatste verven gebruikt voor het distelvinkje. Zoo komt het dat de vleermuis haar grondverf heeft behouden en bovendien nog met ros verbrand duvelkenshaar en half-blind op de wereld moet blijven rondvliegen. |
|