De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
CCCXXXIV. Hoe de beer geschapen werdaant.Jezus en Sinte Pieter kwamen op een avond laat op een afgelegen dorp en zochten er een onderkomen. Dat vonden zij nu wel, maar, daar het eten schaars was, konden zij nergens een avondmaal krijgen. - Er woont hier wel iemand die rijk is en voorraad in overvloed in huis heeft, zei de arme vrouw, bij wie zij mochten vernachten, maar hij is toch zoo gierig, dat ik niet weet of gij bij hem zult terecht komen. - Waarom niet? zei Sinte Pieter, die altijd goed betrouwen had in de menschen. - Probeeren gaat mee. We zullen zien, zei Jezus. En zij belden aan bij den ouden vrek. Maar bidden of smeeken hielp niet. - Ik zou ver komen, zei de gierigaard, indien ik mijn voorraad aan arme schooiers moest uitdeelen. - Leelijke beer, zei Jezus en hij trok op, gevolgd door Sinte Pieter. Toen zij een eind gegaan hadden, keek Sinte Pieter eens even naar Jezus en, daar deze niets zei of niets deed, schuddebolde hij. - Meester, waagde hij eindelijk, ik had toch gedacht, dat ge dien vrek zijn verdiende straf zoudt gegeven hebben. - Hoezoo, heeft hij ze niet gekregen? Kijk maar eens om, Pieter. En Sinte Pieter keek eens om en hij zag den gierigaard, die in de gedaante van een beer in 't gat van zijn deur stond. |
|