De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 41]
| |
CCCXXX. Waarom de geit haar staartje naar omhoog staataant.Toen Ons Heer al 't geschapene een laatsten toets aan 't geven was, opdat het allemaal flink voor den dag zou komen, was de geit uit zijn nabijheid niet weg te slaan. Zette hij hier of daar al iets recht, dat scheef of krom stond, lei hij een plooi links of rechts, zette hij van onder of van boven een diepere kleur of een lichtere tint, maakte hij een pels al wat ruimer of liet hij hem beter passen, de geit was er bij. De Schepper had haar al meermalen gezegd dat zij wat op zij moest gaan staan, dat zij hem in den weg stond, maar 't was al vergeefsche moeite. Toen werd Ons Heer ongeduldig en hij zei: - Daar zult ge staan en blijven staan! En met die woorden pakte hij de geit bij de horens en den staart, hief haar op en plaatste haar twee meter achteruit. En in 't heffen trok hij het staartje van de geit naar omhoog en zóó is het blijven staan. |
|