De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 38]
| |
CCCXXVIII. Waarom honden en katten vijanden zijnaant.Een vrouwken was gestorven en nam haar hond mede naar den hemel. Sinte Pieter wist echter niet wat doen: mocht hij beesten, die niet gestorven waren, in den hemel aannemen of niet? Gestorven beesten, dat ging nog... Er was daar onlangs nog een gestorven vrouw met een doode kat toegelaten geworden. Voor alle zekerheid ging hij zijn meester raadplegen. 't Duurde een tijd vooraleer hij bescheid bracht. Ondertusschen was de eenige kat die in den hemel zat, tot aan de poort gekomen, om er wat nieuws van de wereld te vernemen. Zoodra de hond die kat zag, vloog hij er op en, in een ommezien, was het er een gevecht van alle duivels. Sinte Pieter kwam op het lawijd toegeloopen, sakkerde gelijk een oude gendarm en pakte hond en kat bij hunnen pels en zwierde ze aan de deur. - Zulke gasten begeer ik in den hemel niet! riep hij. De katten beweren nu, dat het de schuld van de honden is dat zij niet meer in den hemel mogen komen. En de honden steken de schuld op de katten. En daarom zijn zij zulke groote vijanden. |
|