De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |
CCCXIX. De verlamde steuraant.Een visscher vischte op de Schelde. 't Was arme tijd voor hem en de zijnen. In dagen had hij niets meer gevangen, en, toen het avond werd, vreesde hij weer met een leege mand naar huis te moeten keeren. Een laatste maal trok hij zijn net op. Het woog zóó zwaar, dat hij al zijn macht noodig had om het op te halen. Eindelijk, toen het boven 't water hing, zag hij er een steur in liggen, een steur zóó groot, dat hij er nog nooit zóó 'n grooten had gezien. Hij trok het net nog wat hooger, om den steur te pakken, maar daar wipte de visch zich terug in het water. De visscher stond verslagen. Een goede ingeving overviel hem. Hij las een gebedeken tot de heilige Amalberga, opdat zij hem en zijn arm gezin niet van honger zou laten omkomen. En toen kwam de groote steur terug boven water en dreef, alsof hij geen vinnen meer had, in de richting van den visscher, die hem zonder moeite kon pakken. |
|