De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| |
CCCX. Waarom de haas een gespleten lip heeftaant.Eens werd een haas door een jager achtervolgd en hij liep haver abaver door koorngras en klaver en als hij reeds lang buiten schot was liep hij nog. En daar opeens stond hij vóór een gracht. Hij moest toen wel stilhouden en dat deed hij ook. Maar zie, een puit, die op den oever in het gras zat en danig verschoot van het gedraaf van den haas, wierp zich hals-over-kop in 't water, niet wetende wat er gaande was. En de haas aan 't lachen, toen hij zulks zag. - Er zijn in de wereld dan nog grootere bangeriken dan ik! En de haas lachte maar voort, hij lachte zóó hard dat zijn lip er van scheurde. |
|