De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1
(1925)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 263]
| |
XLVI. Van den man die niet onthouden en niet tellen kanaant.Er ging eens een man te biechten. Hij zegde aan den pastoor dat hij zijn zonden niet biechten kon. Hij bedreef er zoovele dat het hem onmogelijk was hun aantal te onthouden. - Wel, vriend, zegde de pastoor, ik zal u eens een gemakkelijk middel geven om er geen enkele meer te vergeten. Ge neemt een zak en telkens dat gij een zonde zult bedrijven, steekt gij er een keitje in. Wanneer ge dan nog te biechten komt hebt ge maar keitjes te tellen. Een paar weken later kwam de man weer te biechten. - Welnu? vroeg de pastoor. Ge ziet wel dat ik u goeden raad heb gegeven, he? - Ja, meneer pastoor, maar het tellen dat is nog al een affaire. Ik heb al tweemaal begonnen en ik raak er niet door. Daarom heb ik allemaal mijn zakken meegebracht. - Uw zakken, man? - Ja, ja, mijn zakken! Kom maar eens buiten, ik sta daar met mijn huifkar aan de kerkdeur. En de pastoor ging buiten zien. En inderdaad, de man had zeven met keitjes gevulde patatzakken meegebracht. |
|