De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1
(1925)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekendVictor de Meyere, De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1. Met illustraties van Victor Stuyvaert. De Sikkel, Antwerpen 1925
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1 van Victor de Meyere uit 1925. De illustraties zijn van de hand van Victor Stuyvaert. De complete serie bestaat uit vier delen.
redactionele ingrepen
p. 213: Do Maske → Do-Maske: ‘XXX. Do-Maske’.
p. 258: kon → kon.: ‘Het meisje liep daarop naar huis zoo zeer ze kon.’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 4, 274) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
DE VLAAMSCHE VERTELSELSCHAT
I
[pagina 3]
DE VLAAMSCHE VERTELSELSCHAT
VERZAMELD EN TOEGELICHT DOOR
VICTOR DE MEYERE
GEÏLLUSTREERD DOOR
VICTOR STUYVAERT
I
1925
UITGEGEVEN DOOR ‘DE SIKKEL’ TE ANTWERPEN
[pagina 311]
INHOUD
Inleiding | 5 |
I. Jan Pikkedang | 11 |
II. Het. Halfhaantje | 31 |
III. Van een Koning en zijn drie Zonen | 40 |
IV. Van een gevangen Koningsdochter die door een Weesjongen werd gered | 59 |
V. Jan Malbroek op 't Spookkasteel | 69 |
VI. Jan Snoef en Kroes | 74 |
VII. De Man met het witte Paard | 87 |
VIII. De Draak en de Prinses | 95 |
IX. De drie Gebroeders met de gouden Lokken | 103 |
X. Van de drie Ridders en den Duivel | 112 |
XI. De twee uitgediende Soldaten | 118 |
XII. De Jongen met het gouden Haar | 123 |
XIII. Van Jan Onversaagd die er zeven in een Slag slaagt | 136 |
XIV. Duimken-mijn-Zoonken en de Menscheneter | 149 |
XV. Duimken en de Koekenbakken | 158 |
XVI. Duimken trekt de Wereld in en verdrinkt | 161 |
XVII. Duimken, de Koe en de twaalf Roovers | 164 |
XVIII. Van Jaakske met zijn Fluitje | 167 |
XIX. De Boerenjongen en de Draak | 177 |
XX. Van de slimme Boerendochter | 186 |
XXI. De Lever van den Draak | 193 |
XXII. De verloren Zoon | 202 |
XXIII. Waarom de Schippers aan de Poort van de Hel blijven staan | 205 |
XXIV. Van Tippen | 206 |
XXV. Stafken de Koeiersjongen | 208 |
XXVI. Wanneer de Wereld zal vergaan | 209 |
XXVII. De Bornput te Oolen | 210 |
XXVIII. De Gemeenteraad van Oolen | 211 |
[pagina 312]
XXIX. De Kwezel die om een Man bad | 212 |
XXX. Do-Maske | 213 |
XXXI. De Reiger | 214 |
XXXII. Van twee Bultenaars | 215 |
XXXIII. Van de twee Bulten | 217 |
XXXIV. Het Manneken Miserie en Pietje Krauw | 220 |
XXXV. De verwenschte Prinses | 225 |
XXXVI. Van de betooverde Prinses | 231 |
XXXVII. Van den slimmen Dief | 237 |
XXXVIII. Van den rollenden Doodskop | 245 |
XXXIX. De brandende Schaapherder | 248 |
XL. Van de Vrouw die haar drie Kinderen vermoordde | 249 |
XLI. Het Meisje zonder Handen | 252 |
XLII. Van een Puit die een verwenschte Prins was en van drie Zusters | 255 |
XLIII. Van een Puit die een verwenschte Prins was en met een arm Meisje trouwde | 257 |
XLIV. Waarom de Zon alle Zaterdagen schijnt | 261 |
XLV. Toen de lange Winter kwam | 262 |
XLVI. Van den Man die niet onthouden en niet tellen kon | 263 |
XLVII. Haantje-Taantje | 264 |
XLVIII. Van een Spinster die niet spinnen kon maar ‘uitgeslapen’ was | 267 |
XLIX. Van een Knecht die niet dom was | 270 |
L. Van groote en kleine Suikerklontjes | 272 |
Aanteekeningen | 273 |
Inhoud | 311 |
Van dit werk werden 30 exemplaren gedrukt op Hollandsch papier van Van Gelder Zonen, onderteekend door den schrijver en genummerd van I tot XXX.