De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1
(1925)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 262]
| |
XLV. Toen de lange winter kwam...aant.Er was eens een boer en die boer had een vrouw die weinig spaarzaam was. Altijd aan had ze lust naar wat nieuws. Al haar geld zou zij dan ook gestadig-aan vertierelierd hebben, ware 't niet geweest dat haar man voortdurend zegde: - Doe het niet, vrouw! We kunnen wij dat nog missen. Spaar liever uw centen tot den tijd dat de lange winter komen zal. En de vrouw legde haar geld op zij. Maar nu gebeurde het, enkele maanden later, dat een lange bedelaar aan het huis van den boer kwam aankloppen. De boerin was alleen te huis en niet zoodra had zij den langen man gezien of zij riep reeds van ver: - Zijde gij Lange Winter? - Ja, knikte de vent. - Wacht maar even, ik zal dan eens wat gaan halen voor u. Mijne vent heeft het al zoolang doen wegleggen. En de onnoozele tuit gaf al haar spaarpenningen aan den langen bedelaar. |
|