De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1
(1925)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 217]
| |
XXXIII. Van de twee bultenaant.Er woonden eens twee bulten op het dorp. De jongens hielden er voortdurend den gek mee, wat ten slotte pijn deed aan die bulten en hen ook nijdig stemde tegen alle menschen, die geen bult hadden. Eens ging een dier bulten naar de stad en bracht er een deel van den avond door, zoodat hij heel laat langs den eenzamen steenweg, die door donkere bosschen liep, naar huis keerde. 't Sloeg juist twaalf uur, toen hij den weg kwijtgeraakte en in 't woud verdoolde. Na lang gegaan te hebben, kwam hij in een open weide, die vol lichtheid scheen te hangen. Hij ging maar door en zie, daar opeens bemerkte hij dat er te midden van de wei een heksendans plaats had. Er waren wel honderd heksen aan den dans en een groote zwarte duivel danste mee. Sidderend van schrik wilde hij er stillekens vandoor trekken. De bultenaar had nog maar enkele stappen op de weide gedaan of de heksen hadden hem ontwaard. Zij staakten hun dans, grepen den sukkelaar vast, en goesting of niet, hij moest mee dansen. Wanneer de heksen ten slotte moe van dansen waren, brachten zij den bult vóór den duivel en vroegen aan dezen laatste, wat zij er mede moesten doen. - Wel, antwoordde de duivel, mij dunkt dat hij zich voor nen bult nogal goed uit den slag getrokken heeft. Trekt zijn bult uit en hangt hem ginder aan een boomkruin. Een bult zal ons wellicht al eerder van pas komen dan we denken. | |
[pagina 218]
| |
De heksen deden wat hun bevolen werd. Een hunner nam eene tang gelijk er de tandentrekkers gebruiken, maar veel grooter. Zij trok den bult uit met wortel en al en hing hem daarop in den kruin van een boom. Ge kunt denken hoe overgelukkig die bult was, nu men hem van dat leelijk uitsteeksel verlost had. Hij liep naar zijn dorp zoo zeer hij loopen kon en van huis tot huis ging hij vertellen dat hij zijn bult was kwijt geraakt. Hoe dat gebeurd was, zei hij echter aan niemand, De andere bult van het dorp wilde er het zijne van weten. - Aan mij moogt ge de waarheid niet verzwijgen, zegde deze. Tk zou ook gaarne van dat leelijk ding op mijn rug afgeraken. Het had wel eene reden dat ge naar de stad moest en dat gij 's avonds zoo laat zijt weergekeerd. Toe, zeg het mij, waar hebt gij uwen bult gelaten? En zijn makker zegde hem de waarheid. De tweede bult trok daarop blijgezind naar huis en hij dacht bij zichzelf: - Was het maar al avond, dan ben ik er ook van af. Tegen den avond schoot hij zijn beste kleeren aan en vertrok naar de aangeduide weide, waar hij een weinig na middernacht aankwam. De heksen waren reeds vergaderd en wilden hunnen dans beginnen. De bult kwam naar hen toegeloopen en riep zoo hard hij maar kon: - Helpt mij in Gods naam van mijnen bult af! De heksen verschrokken bij dat woord en schoten in dolle gramschap. Zij begonnen hem deerlijk af te rammelen, zoodat hij schreeuwde en huilde als een bezetene. Maar dat was nog niet alles. Zij sleurden hem daarna naar den duivel en vroegen wat zij doen moesten met dezen kwant, die hun vergadering kwam storen. | |
[pagina 219]
| |
- Wel, lachte de duivel, gij hebt daar nog dien bult van verleden nacht in den boom hangen, plakt hem van achter op zijnen rug, dan heeft hij twee van die dingen. En dat deden de heksen nu permentelijk. Zij sloegen den bult met wortel en al diep in zijnen rug, en joegen hem dan voort met slagen en stampen. Loopen dat die bult deed, loopen! Er was geen houden of binden aan. Beschaamd en schuw kwam hij op zijn dorp aan en nooit meer heeft hij zich aan de menschen durven vertoonen. |
|