De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1
(1925)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 215]
| |
XXXII. Van twee bultenaars.aant.Op een middernacht kwam daar een bult langs een kruisweg gegaan. En wat zag hij daar? Allemaal tooverkollen aan 't dansen met den duivel en die zongen maar altijd: En e Zondag, en e Maandag.
En e Zondag, en e Maandag.
Van benauwdheid verborg de bult zich in een hollen wilgenstronk en daar riep hij, zoo gelijk de heksen met hun zang ophielden: - En e Dinsdag! - Wel, riepen de heksen, ons liedje is nu veel schooner. En zij zongen opnieuw: En e Zondag, en e Maandag, en e Dinsdag! - Wij moeten weten wie ons lieken schooner heeft gemaakt. Wij zullen hem beloonen. En de bult, die bij het hooren van die woorden niet meer bang was, kwam uit den hollen stronk gekropen. - Een bult, een bult! riepen de heksen. Wat een belooning zullen wij dien geven? - Neem dien aanwas van zijn rug weg, riep de duivel. Ge kunt dien kerel niet gelukkiger maken. Zoo deden de heksen. Ze namen den bult weg en hingen hem in de takken van de boomen. En ja, die bult was overgelukkig, en toen hij naar huis ging kwam hij een anderen bult tegen, en die herkende hem haast, niet meer, en die wilde weten waar hij met dat leelijk uitsteeksel gebleven was. | |
[pagina 216]
| |
En de eerste bult vertelde, aan den tweeden bult, al wat er met hem was gebeurd. - Als dat zoo is, trek ik er ook heen. Wat gij hebt verkregen kan ik ook verkrijgen. De tweede bult trok ook naar den kruisweg. De heksen dansten er en de duivel danste mee. Allemaal zongen zij: En e Zondag, en e Maandag,
en e Dinsdag.
En e Zondag, en e Maandag,
en e Dinsdag.
De bult kroop in den hollen wilgenstronk en luisterde. Niet zoodra hadden de heksen opgehouden of hij riep: - En e Woensdag! Toen zongen de heksen met den duivel erbij opnieuw: En e Zondag, en e Maandag,
en e Dinsdag, en e Woensdag.
Maar meteen hielden zij op. - Neen, dat kan er niet door. Ons liedje is maar half zoo schoon meer! Wie heeft dat gedaan? De heksen liepen naar den wilgenstronk en haalden den bult er uit, meer dood dan levend. - Een bult, een bult, weer een bult! Wat zullen wij er mede aanvangen? - Wel lapt er hem een bult bij. Er hangt er daar toch nog een in de takken van de boomen. En zoo deden de heksen. En sindsdien had de kerel twee bulten: een langs achter en een langs voor. |
|