Eenige berichten omtrent het noorden en noord-oosten van Europa. Deel 6
(1806)–Johan Meerman– Auteursrechtvrij
[pagina 191]
| |
Bijlaage VII.
| |
[pagina 193]
| |
Over de Plica Polonica, of Weixel-vlecht.Ga naar voetnoot(a)Alle tot nu toe opgenoemde ziekten heeft Polen met andere Landen van ons Waerelddeel gemeen; maar de Weixel-vlecht is een kwaal, aan dit Land bij uitsluiting eigen; en zij vordert dus, zoo wel om deeze reden, als wegens haare zeer algemeene uitbreiding, eene iets breedvoeriger melding. De Weixel- of Wichtel-vlecht (Plica Polonica) is eene Volks-ziekte in Polen en eenige aanrenzende landenGa naar voetnoot(b), waar bij zich de Ziektestof bij | |
[pagina 194]
| |
afscheiding in de hairen plaatst, en deeze op eene geheel eigene aart zoodanig aan één doet kleeven, dat zij op geenerlei wijs uit elkander gewikkeld, of gekamd kunnen worden. De Ziektestof evenwel gaat niet steeds alleen in de hairen over, maar | |
[pagina 195]
| |
plaatst zich ook somtijds in de nagels der handen en voeten. Deeze gevaarlijke en walchelijke ziekte verschoont noch jaaren, noch Kunne, noch stand, zelfs niet eens nieuw aangekomene vreemdelingen; ook jonggeborene Kinderen brengen ze somwijlen op de Waereld mede. Het meeste evenwel zijn haar de laagste Volksclassen, Boeren, Bedelaars en Jooden onderworpen. In Volhynien en de Ukraine staan onder den gemeenen man deeze ziekte als twee a drie tot tien; onder den Adel en den welgezeten burgerstand, als twee tot dertig a veertig. Veele duizend menschen blijven door hun geheele leven heen daarvan bevrijd; andere krijgen ze meerdere reizen, somwijlen zelfs in regelmaatige tijdperken. Alle couleuren van hair zijn haar onderworpen, doch meest het ligtbruine. Hoe weeker de hairen zijn, hoe ligter gaat de ziektestof in dezelven over. De Weixel-vlecht is voor 't overige aansteeekend; zij wordt of aangeboren, of deelt zich door Minnen, door den bijslaap, of door kleederen mede. - Ook dieren zijn aan die ziekte blootgesteld, vooral de geene, die lang hair hebben. De naaste oorzaak der Weixel-vlecht is eene nog onbekende stof, die even moeijelijk met zekerheid te bepaalen is, als de Venerische, Scorbutische, en meer dergelijke. Zoo veel leert het oog, dat het ene eigene, kleeverige, scherpe materie is, die haaren zetel in de Lympha heeft, en zich in de hairen | |
[pagina 196]
| |
of nagels plaatst, welke plaatsing als eene Crisis beschouwd moet worden. De oorzaaken deezer stof kan men niet ligt bestemmen; want noch lacht, noch water, noch spijzen schijnen tot de ontwikkeling deezer krankheid juist iets bij te draagen; door zindelijkheid en meenigvuldig hair kammen is men er niet veilig voor; ook schijnen andere ziekten aan de oorzaaken van dit kwaal geen deel te neemen, hoewel zij het verslimmeren, wanneer de zieke daar van te gelijker tijd overvallen wordt. De overgang der stof van de Weixel-vlecht geschiedt alsdan, wanneer zij van de algemeene massa der sappen afgezonderd, en voor de Crisis genoegsaam toebereid is. Eer de Crisis zich vertoont, heeft de zieke dikwijls veelte lijden; maar somtijds vormt zich ook de Weixel-vlecht zonder de minste vooräfgaande ongesteldheid. Wanneer de Geneesheer zoo gelukkig niet is, om de stof der ziekte in de hairen of nagels af te leiden, of wanneer de Natuur zelve dit niet te weeg brengt, zoo bevindt zich de kranke in het grootste gevaar; want als de ziektestof zich op een der edele deden b.v. de harssenen, de long, de maag werpt, zoo brengt zij de zwaarste doodelijkste krankheden te weeg; wannen zij zich op de oogen werpt, zoo ontstaan er inflammatiën, de staar enz.; wanneer zij zoo scherp en invreetend geworden is, dat zij het merg in de beenderen aantast, zoo blijft de krankheid doorgaans ongeneesselijk, en de zieke sterft onder de vreesselijkste smerten. | |
[pagina 197]
| |
Zoo dra de Crisis nar de hairen nagelen geschiedt, houden alle kwaade toevallen op, en de zieke wordt allengskens volkomen gezond; doch als de toevallen op nieuw terug keeren, zoo is het een ontwijffelbaar teken, dat er nog een gedeelte der stof in de sappen teruggebleeven is, 't Welk insgelijks in deeze deelen moet overgaan. Dikwijls, als de ziekte-stof overvloediger is, dan dat zij geheel heel door de hairen kon opgenomen worden, bersten deeze midden door, en zij ontlast zich tusschen dezelven in groote hoeveelheid, waarbij de zieke tegelijk onbeschrijffelijk van het ongedierte geplaagd wordt. Doch dat de haken zich zoo sterk zouden uitzetten, dat er bloed uit stroome, gelijk eenige oude Schrijvers beweeren, is volkomen ongegrond. - Als de Weixel-vlecht zich volkomen gevormd heeft, zorgt tevens de weldadige Natuur; om dit kwaal van zich af te wenden, en weder nieuwe hairen voort te brengen, welke de Weixel-vlecht als met geweld van het hoofd affcheiden. Dit geschiedt, hoewel zeldsaam, in eenige dagen of weeken, maar doorgaans in eene, tot vier maanden, somwijlen ook eerst in den tijd van een jaar. De wijs van genegen bij deeze walchelijke, en niet zelden ten uitersten gevaarlijke. ziekte, is, naar maate van de, verschillende toevallen en den loop derzelve, natuurlijkerwijs zeer meenigvuldig. Men moet zich zoo wel van inwendige als, van uitwendige middelen bedienen. Terstond bij het begin geeft men zich moeite om de taaije, scherpe | |
[pagina 198]
| |
stof te verdunnen, te verzachten, en ze tot den overgang in de hairen geschikt te maaken. Zoo dra zich de Crisis vertoont, gebruikt men zweetdrijvende middelen, indien er geen koorts voorhanden is. Als de Crisis zich eens beslist heeft, zoo heeft men geen reden meer om te vreezen, dat de stof weder in. de massa van 't bloed terug zal keeren, behalven wanneer, men eene Weixel-vlecht afsnijdt, in welke de ziektestof nog niet volkonen overgegaan isGa naar voetnoot(a) De voornaamste uitwendige middelen zijn, warme dampen, beddingen en | |
[pagina 199]
| |
wasschen der hairen met Planten-askooksels. - Als alle uit- en inwendige middelen de Weixel-vlecht niet te voorschijn kunnen doen komen, zoo wordt dit door de Inënting derzelve verwekt, terwijl men de zieken eene muts of kap laat opzetten, gedraagen door iemand, die met eene versche Weixel-vlecht bezocht is geweestGa naar voetnoot(a). De Weixel-vlechtGa naar voetnoot(b) vertoont zich voor een groot gedeelte slechts in Polen en in de Tartareij, hoewel zij ook in Pruissen, de Mark Brandenburg | |
[pagina 200]
| |
en in Italiën bekend is. Zij is eene kronkeling der hairen, die zich echter zeer van verwarde, in 't uitkammen verzuimde hairen onderscheidt. Waneer men eene Weixel-vlecht zorgvuldig beschouwt, zoo vindt men de hairen zoo gekramd en geboogen, als of zij getapeerd, waren, slechts, met dit onderscheid, dat elk hair zijne eigene kromming heeft, en bij wijze van strik met het andere samenhangt. - Nog duidelijker ontdekt zich dit, wanneer men eenige, hairen; uit de Weixel-vlecht op zich zelve ontwikkelt. - Het is volstrekt onmogelijk de hairen met, den kam uit één te kammen, terwijl het verzuimde hair tog altijd los gekamd kan worden. Somtijde-vindt men een' geheelen bundel hair in de lengte plekswijs aan één gekleefd. Daarënboven zijn de hairen dikker, dan zij vóór de kronkeling geweest waren. Snijdt men eene Weixel-vlecht af, die reeds omtrent twee duim van het hoofd los geraakt is, zoo ontdekt men duidelijk door een gewoon vergrootglas, dat het benemenste los gegroeide deel der hairen dunner is dan het bovenste nog verwarde deel derzelven. - Als men zich de moeite geest eene Weixel-vlecht een weinig te ontwikkelen, zoo zal men vinden, dat de hairen voor een gedeelte in de lengte gespleeten, voor een gedeelte enkel schilferig en plekswijze doorzichtig zijn. - Het deel der hairen, dat nader bij het hoofd is, is het meeste in de war, terwijl het buitenste stuk dikwijls los en ongekronkeld blijft, en eene helderder couleur heeft | |
[pagina 201]
| |
dan het andere. De Weixel-vlecht onderscheidt zich ook van elke andere verwarring der hairen door de vooräfgaande toevallen, en daar door, dat zij dikwijls in een' enkelen nacht zich zoo zeer in één kronkelen, dat zij onmogelijk uit elkaâr kunnen gekamd worden. - Hier bij worden de hairen zoo hard, als of zij te sterk gebrand waren, zoo dat zij, zelfs bij het zorgvuldigste uitkammen, ligtelijk bros worden, en nooit in hunne natuurlijke ligging worden gebrachte - Boven dien laat zich een zulke proef om eene Weixel-vlecht uit te kammen ook slechts bij die manslieden onderneemen, die kort gesneeden hair draagen. Bij vrouwen in 't tegendeel, die het hair in deszelfs natuurlijke lengte onder de muts draagen, kan men hier niet eens aan denken. - De Weixel-vlecht is dus eene geheel bijzondere in één wikkeling der hairen. - De toevallen, die deels deeze ziekte vooräfgaan, deels op dezelve volgen, dreigen den kranken dikwijls met den dood. - Hij gevoelt in het eerst eene matheid door het geheele ligchaam; hieröp volgen hoofdpijnen, die dan de eene, dan de andere zijde van het hoofd, dan verscheidene gedeelten van hetzelve tegelijk, dan eindelijk het geheele hoofd op eens aantasten. Somtijds koomt het den zieken voor, als of hem een spijker in 't hoofd stak, of dat een drukkende last hem het achterhoofd bezwaarde. - Een gesuis en geklank in de ooren, een zwak gezicht, | |
[pagina 202]
| |
inflammatie in de oogen, en een trekken der leden, zijn de gewoonste Symptomes, die zich bijna altoos openbaaren. - Vooräl lijden de schouders, ellenboogen, knieën, schenkels en rug zoo zeer daarbij, dat deeze leden niet zelden verlammen. - Dikwijls doen zich ook borstpijn, hoest, zwaare adem en zijsteekingen gevoelen. Somtijds lijdt ook het onderlijf, gelijk bij voorbeeld drukking in de hartgroeve, slechte verteering, verhardingen, kramp in de muskelen van den buik, even als of het lijf door een touw wierdt toegebonden, Colicq, terughouding der Urine, of geduurige perssing op het water. - Somwijlen vertoonen zich ook koortsen, eene vliegende voorbijgaande hette met of zonder dorst, flauwten, krampen, stuipen, doch zeldsaamer verlies van verstand en raazernij. - Deeze opgenoemde toevallen zijn dan eens sterker, dan eens zwakker, na dat het gestel des zieken sterker of zwakker is, en na dat er zich meer of minder ziektestof in het bloed bevindt. - Somtijds woeden ook deeze toevallen slechts zoo lang, tot dat zich de hairen in één wikkelen, laaten dan af, en houden geheel op. Dikwijls evenwel duuren zij pok na de verwarring der hairen voort, en maaken den zieken voor zijn geheele leven lam, wanneer de Geneeskunst hem niet bij tijds te hulp komt. Hier volgen nu eenige gevallen: 1) Een man van 30 jaaren gevoelde eene pijn, die zich over het geheele hoofd uitstrekte; des | |
[pagina 203]
| |
avonds scheen een, aangestoken licht hem toe met een' dikken nevel omringd te zijn, en een' breeden regenboog rondöm zich te hebben. In de voeten gevoelde hij groote matheid, en in de schouderen eene zoo hevige pijn, dat hij niets kon opligten. - Alles scheen hem te zwaar te zijn; zelfs een' gewoonen lepel kon hij slechts met veel moeite aan den mond brengen. Zijne hairen wikkelden zich in 24 uuren in één, en in 5 dagen was de ziekte met alle toevallen voorbij. 2) Zekere Dame wierdt op eens zoo mat, dat zij zich niet meer op de been kon houden, en te bed moest blijven liggen. - Hieröp vertoonde zich pijn in 't hoofd, die vooräl aan den rechter slaap zeer hevig was, en zich van het oor naar den nek uitstrekte. Niet lang daarna gevoelde zij korten adem, ruggepijn, en trekkingen in de leden. - Tusschen de schouders en elleboogen voelde zij eene zoodanige smert, als of het been ergens gebroken of sterk gestooten was geworden. De eetlust had haar verlaaten, de dorst was groot, en de verhardingen zoo sterk, dat zij slechts door purgeer-middelen ontlasting kon bekomen. Op den achtsten dag wikkelden zich de lange hairen deezer Dame zoo in elkaâr, dat zij op den elfden reeds aan een vilt gelijk waren. De transpiratie was daarbij zeer maatig. - Deeze toevallen duurden meer dan 6 weeken achter één, wierden toen geringer, en hielden eindelijk geheel op. - 3) Een jongetje van 5 jaaren klaagde over hevige | |
[pagina 204]
| |
pijn in 't hoofd, wierdt daaröp doof, sprak weinig, en draaide zich steeds in een' kring rond, wanneer men hem daarin niet hinderde. Deeze toevallen duurden eenige dagen achter één, en toen de hairen zich begonnen te krommen, stierf het kind in stuipen. 4) Eene dienstmaagd, die in 't begin een hevig trekken in de ledemaaten gevoelde, kreeg eene koorts, die met schrikkelijke hoofdpijn en met eene onleschbaare dorst verbonden was, en ielde te gelijker tijd. Ras daarna wierdt zij zoo lam, dat zij niet in staat was, zich zelve in 't bed om te wenden. - Zij kreeg een' loop, doch die niet lang duurde. Eindelijk begonnen de hairen, na veertien dagen tijds, zich in één te wikkelen; er volgden hevige zweeten, en de toevallen hielden allengskens op, zoo, dat zij binnen zeven weeken haare gezondheid volkomen terug kreeg. 5) Een vrouw van middel-jaaren ondervondt in 't begin eene geweldige kramp in het onderlijf, en eene aanhoudende perssing op het water. - De kramp liet wel binnen eenige dagen wat na, door het gebruik van warme omslagen; doch zoo veel te sterker pijnen veröorzaakte zij nu den zieken in den ruggraad, zoo dat zij meer dan een' dag geheel onbeweegchelijk als een stok moest doorbrengen. Toen volgden hoofdpijn, trekkingen der leden, flauwten, koortsächtige toevallen en slaapeloosheid; de mond was altoos droog, zij bespeurde evenwel geen' dorst. De hairen wikkelden zich | |
[pagina 205]
| |
toen spoedig in elkaâr, niet slechts op net hoofd en onder de oxelen, maar ook - op de schaamdeelen. - Deeze toevallen duurden nu nog eenigen tijd voort, en zoo dra zij allengskens ophielden, wierden de handen en voeten krom. - In deezen treurigen toestand bracht zij nog twee jaar en eenige maanden door, teerde allengskens uit, en stierf op 't laatst aan de Waterzucht. - 6) De gewoone toevallen, die deeze ziekte vooraf gaan, gelijk b.v. trekkingen der leden, begonnen zich bij een' jongen boer te vertoonen, en binnen kort wikkelden zich zijne hairen in één. - Niet lang daarna zwol zijne rechter wang, en alle toevallen hielden op. - In de wang ontstond er een verharding, die zich tot de grootte eener vuist verhief, en in den neus vertoonde zich een gezwel, 't geen wij een' Polypus noemen. Nog twee jaar daarna ondervondt hij somtijds trekkingen in de leden. - Ik bediende mij bij deezen zieken van de daarna beschreevene geneeswijze, en redde hem op 't laatst gelukkig. - Toen ik drie jaar geleeden dikwijls door het dorp reisde, in welk hij woonde, had ik steeds het genoegen, den hartelijken dank voor mijne poogingen te oogsten. - Zijne geele couleur was verdweenen; hij zag er frisch en bloozend uit. - Hij diende hieröp nog drie jaar en eenige maanden als een gezonde helper in eene Brouwerij, en kreeg op 't laatst eene beroerte. 7) Een vrouw, die voor anderhalf jaar de Weixel-vlecht had, en aan de gewoone toevallen onderworpen | |
[pagina 206]
| |
was, was nog steeds ziekelijk, en klaagde vooräl over zwakke borsten, en over gebrek aan eetlust. Het is noodeloos meer voorbeelden op te tellen. - Deeze ziekte is in ons land zoo algemeen, dat ieder zich met groot gemak ziekte-geschiedenissen van zulke persoonen verzamelen kan, die de Weixel-vlecht hadden; en zeker zoude hij daar onder nog meer verscheidenheid aantreffen, dan in de opgenoemde voorbeelden. Alle de geene, van welke ik gewag maakte, zijn van zulke zieken ontleend, die zonder hulp eenes Geneesheers enkel door de Natuur gered zijn. Alle toevallen, die het ontstaan van de Weixel-vlecht voorâf gaan, en zich zoo wel geduurende als na de ziekte vertoonen, bewijzen het zeer duidelijk, dat er eene geheel eigene scherpte in het bloed des zieken moet aanweezig zijn, die deeze toevallen verwekt: ja nog meer, dat deeze scherpte bijzonder de geleijächtige deelen des bloeds, die wij de vloeibaare Lymphe noemen, verändert en verdikt. - Dit kan men ligtelijk uit die ziekten besluiten, die uit eene bedorvene Lymphe ontstaan, en van gelijksoortige toevallen vergezeld gaan. Eindelijk bewijst de Cuur-methode dit zeer duidelijk, om dat zich zulke geneesmiddelen alleen, die de Lymphe verbeteren, in deeze ziekte nuttig en heilzaam betoonen. - Maar van waar ontstaat nu tog de Weixel-vlecht, en wat geeft aanleiding tot deeze ziekte? - De | |
[pagina 207]
| |
denkbeelden der Geneesheeren zijn hierömtrent steeds zeer verschillende geweest, - Wat mij betreft, zoo koomt het mij voor, dat het beter is zijne zwakheid te belijden, dan iets te beweeren, dat men volstrekt niet beweeren kan. - Vuiligheid en onreinheid kunnen de Weixel-vlecht niet verwekken. Wie de Poolsche Dames kent, zal dit zekerlijk niet beweeren: want in der daad overtreffen deeze in reinheid van kleeding en ligchaam alle andere Dames van Europa; en evenwel worden veele onder dezelve door deeze ziekte aangetast. - In 't tegendeel vindt men onder 't gemeene Volk lieden, die ten hoogsten onrein en morssig leeven, en echter van de Weixel-vlecht bevrijd blijven. - Het gebruik van olij en gemeen voedsel kan de Weixel-vlecht ook niet verwekken, daar deeze ook zulke lieden overvalt, die noch lijnölie, noch grove spijzen genieten. - Het gemeen in 't Noordelijke Rusland eet en drinkt veel slegter, leeft veel ellendiger dan de gemeene Pool, en blijft tog van de Weixel-vlecht bevrijd. - De paerden bekomen geen menschelijk voedsel, en worden echter door deeze ziekte bezocht. - Doch, zo dezelve zich onder de boeren en het gemeene Volk meenigvuldiger vertoont, zoo kan de engere samenwooning, in welke zij onderling leeven, hier de oorzaak van zijn: want ieder weet, hoe veel menschen dikwijls in een klein vertrek bij één woonen, die bedden, mutsen en andere kleedingsstukken gemeen hebben, waardoor de uitbreiding deezer ziek- | |
[pagina 208]
| |
te, welke altijd eenigermaate aansteekend is, kan bevorderd worden. - Boven al zou het water wel de voornaamste oorzaak der Weixel-vlecht kunnen zijn, daar dit naar den aart der vreemde deelen, waar het meê bezwangerd gaat, en naar den aart des ligchaams, eene zekere verändering in de Lymphe te weeg kan brengen, - Dit blijft intusschen altijd maar eene waarschijnlijke oorzaak, daar, volgens mijn gevoelen, nog meerdere ons tot nu toe onbekende redenen samenwerken moeten, om deeze krankheid te doen ontdaan. - Er bevinden zich in het menschelijk ligchaam zeer verschillende scherpten, waarvan ons echter alleenlijk de naamen bekend zijn: want niemand heeft zich tot nu toe in staat bevonden de Venerische of de Jicht-scherpte afzonderlijk aan te wijzen, en scheikundig te ontwikkelen. - Al wat de Geneesheer doen kan, is, dat hij uit de Symptomata, die zich vertoonen, tot het soort der scherpte besluit, die deeze of geene verändering in het menschelijk ligchaam te weeg brengt, om daarna zijn' geneestrant in te richten. - Gelukkig zou het menschdom zijn, zo wij iedere ziektestof nauwkeurig kenden; wij zouden ons dan ligter tegen ziekten behoeden, en dezelve voorkomen. - Maar terwijl dit nu geen plaats heeft, zoo moeten wij ons ook daarmede reeds te vrede stellen, dat wij in staat zijn de scherpte te veränderen, onschadelijk te maaken, ze uit het ligchaam te doen vlieden, en daar door den zieken weder te herstellen. - | |
[pagina 209]
| |
Dit is het geval bij de Weixel-vlecht. - Wij weeten dat haare scherpte zich van andere zeer onderscheidt, wij kennen haare werkingswijze op het menschelijk ligchaam, en hebben hier eene Cuurmethode voor ons, die aan onze wenschen beäntwoordt. - (Deeze Cuur, die op eene gewoone zuiverende, bloedverduunende geneeswijs uitkomt, met zachte transpiratie, is het niet noodig hier uit het Werk van den Hr. Hoffman breedvoerig over te schrijven, daar deeze ziekte tog in ons Vaderland onbekend is. Indien, na dat zich de vlecht gevormd heeft, de toevallen nog niet ophouden, tast men de kranken met zweeten en purgeeren wat sterker aan. En zo, na een week of zes, dit steeds nog voortduurt, bedient men zich tusschen beiden van een weinig kwik. Na de herstelling kan men overgaan tot het afsnijden van de vlecht, schoon het beter is, hier mede nog eenige maanden te wachten, tot dat de hairen reeds anderhalf a twee duim van 't hoofd zijn losgegroeid: 't geen het onbedriegchelijkste teken is, dat men dit zonder gevaar verrichten kan.) - Ik heb, gaat de Schrijver voort, zelf Weixel-vlechten afgesneeden, die van eenige Looten tot eenige Ponden gewoogen hebben, doch niet, eer de hairen twee duim van 't hoofd waren losgegroeid, waarbij men echter weder een weinig purgeeren moet. Een boer ondervondt op den dag der affnijding eene sterke pijn in den schouder, die door een buikzuivarend middel ophieldt; het toeval herhaalde zich | |
[pagina 210]
| |
op den vijfden dag, en verdween op nieuw door dit middel. - Zo de Weixelvlecht vóór den behoorlijken tijd word weggenomen, zoo kunnen de schrikkelijkste kwaalen daar uit ontstaan, die men van eene in 't bloed terug gejaagde scherpte slechts bedenken kan: gelijk blindheid, doofheid, uitwassen, verkromming der ledemaaten van allerlei soort, moeijelijk te geneezene zweeren, teering, waterzucht, somwijlen zelfs krankzinnigheid. - De geneeswijze is als dan met veel meer zwaarigheden verbonden.
** |
|