| |
| |
| |
Persoonen.
Gustaaf ericsson wasa, Zweedsch Ridder, op den Rijksdag van Wadstena, in 1521 tot Bestuurder van 't Rijk verkooren. |
|
Christjern H, met den toenaam van Dwingeland, Koning van-Denemarken en Noorwegen, Overweldiger van den Zweedschen Troon. |
Severin norrby, Groot Admiraal en Raad van het Deensche Rijk. Hij was een der grootste Oorlogshelden van dat tijdperk. Hij diende Christjern met eene onbeschroomde gehoorzaamheid, zoo lang zijne wreedheden hem niet van den Troon verwijderd hadden; maas toen Norrby geen hoop voor zijn' Heer meer over zag om die Troonen te herwinnen, van welken zoo veel daaden van dwingelandij denzelven hadden afgestort, geraakte zijne eerzucht in vlam. Hij handhaafde zich lang als Heer over Gothland, en zoude een gevaarlijk vijan voor Gustaaf I gebleeven zijn, zo niet Christina Gyllenstjema, zijne gevangene, een verbond met hem had willen sluiten. De moeite, die hij zich gaf, om de meesten des Zweedschen Adels uit Christjerns handen te verlossen, hadden hem veele vrienden gemaakt. Maar eindelijk,
|
| |
| |
door de Koningen van Denemarken en Zweden daartoe gedwongen, moest hij van Gothland afzien. Hij leefde federt als een,vluchteling bij Christjern aan 't Hof van Karel V, en sneuvelde onder 's Keizers vaandels in de Italiaansche oorlogen. |
|
Christina Gyllenstjerna, Weduwe van den Rijksbestuurder Sten Sture. Zij was de Dochter van den Rijksraad Nils Ericsson Gyllenstjerna ter van Vrouw Sigrid Eskilsdochter Banersdochter. Omtrent haar Vaderland maakte zij zich boven andere verdiend, Haare standvastigheid in tegenspoed, haar moed, haare geneegenheid voor het Rijk moeten haaren naam zoo geëerbiedigd als groot maaken. Op haar 19de jaar reeds Weduwe van den Rijksbestuurder Sten Sture den Jongeren, en Moeder van 2 kindereu, Nils, en Swante Sture, was zij de eenigste, die in de algemeene, verwarring het Rijk niet vergat. Zij verdedigde: Stockholm tegen Christjern II zeven maanden lang, en, schoon zij zich verlaaten zag van de voornaamste vrienden van haar Man, weigerde zij nog om 't hoofd onder het juk te buigen, tot dat de Burgerij, en zelfs het Garnisoen van 't Slot, haar tot het sluiten eener overeenkomst dwongen; en toen gaf zij tog het Slot nog niet over, eer zij in de Vredes - Amnestie alle de Heeren had laaten insluiten, die zich aan Christjerns gezag nog niet hadden onderwopen;
|
| |
| |
on als deeze heilige belofte door den Tyran verbroken wierdt, droeg Christina haar lot met eene heldenmoedige standvastigheid, die haar het leven zou gekost hebben, indien de voorspraak van Severin Norrby haar niet gered had. Door deezen Admiraal gevangen naar Gothland gevoerd, weêrstond zij ook met dezelfde vrijmoedigheid alle de aanbiedingen, die zijne eergierigheid haar deed, en die haar op dien Troon hadden kunnen terug voeren, op welken zij met Sture welëer gezeten had; maar de liefde voor het Vaderland verwon beide eerzucht en geneegenheld voor haare kinderen, die door de verheffing van Gustaaf I zich voor altijd van de waardigheid gescheiden zagen, die hun Vader zoo wel als hun Grootvader bekleed hadden. Na Christjerns ongeluk op vrije voeten gesteld, en in haar Vaderland terug gekeerd, 't welk door Gustaaf Ericssons Heldenmoed verlost was, bleef zij eene van zijne getrouwste onderdaanen; en daar zij op haar 19de jaar de grootse ziel en dapperheid betoond had, betoonde zij nu, 10 jaaren laater, de stilste en vroomste deugde (een zeldsaam voorbeeld in der daad!), en leefde in rust, na dat zij in een tweede huwelijk getreeden was met den Rijksraad Johan Thuresson Roos, een' Zoon van den onrustigen en oproerigen Rijksmaarschalk Thure Jöransson Roos. Bij hem had zij een' Zoon, Gustaaf Johansson Roos, die bij de Krooning van Koning Eric XIV, tegelijk met Swante Sture,
|
| |
| |
haaren eenigsten Zoon van het voorig huwelijk, tot de Graaffelijke waardigheid verheven wierdt. Christina besloot haare roemrijke baan in 1559, twee maanden na den dood haares vervolgers, Christjern II, en een jaar vóór haaren Vriend en Voedsterzoon Gustaaf I, die haar mer zijne tedere betreuring verëerde. |
|
Cecilia van eka. Moeder van Gustaaf Wasa. |
Margareta wasa, Gustaafs eenige Zuster, en Weduwe van den Rijksraad en Ridder Joachim Brahe. Zij overleefde haares Broeders verheffing. Door haar eerste huwelijk is zij de Stammoeder van het Brahesche geslacht. Zij huwde daarna voor de tweede reize met den Duitschen Ryksgraaf Johan vau Hoya, een' der uitlanders, die de weldaaden van Gustaaf I met groote ondankbaarheid beäntwoordde. |
|
Anna Thuresdochter bjelke, Weduwe van Johan Monsson Nacht-en-Dag, Rijksraad en Stadhouder op het Slot van Calmar. Zij verdedigde dit Slot op denzelfden tijd, als Christina Gyllenstjerna Stockholm in haare magt had, en was, met deeze Weduwe des Rijksbestuurders, de eenigste, die Christjern weêrstand hoodt. Zij ontving Gustaaf Wasa in Calmar, toen hij, uit Christjerns gevankenis ontvlucht, in Zweden terug kwam, om het uit de handen des Tyrans verlossen.
|
| |
| |
Zij gaf Calmar door geen Capitulatie over, maar wierdt naar Gothland gevangen gevoerd, toen Norrby het Kasteel bij storm veroverde. |
Lars siggesson sparre, Raad en Rijksmaarschalk van Zweden. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Sten ericsson lejonhufwud. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Gustaaf olofsson stenbock. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Eric flemming. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Axel posse tot helleris. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Thord bonde. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Knut ericsson kurk. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Peder olorsson hôrd tot häringen. |
} Zweedsche Ridders van Gustaafs partij. |
Sparre is de Stamvader van alle de tegenwoordige Sparres; hij was een der 6 Heeren, die tevens met Gustaaf Wasa in 1518 aan Christjern 10t gijzelaars gegeeven wierden, toen deeze in Stockholm een mondgesprek met den Rijksbestuurder Sten Sture den jongeren honden zou; en die Chrisjern tegen alle recht der Volkeren als gevangenen naar Denemarken wegvoerde. Hij was Zoon van den Rijksraad Sigge Larsson Sparre tot Skoterby, en Vrouw Christina Mônsdochter Nacht-en-dag. Hij was Gustaafs getrouwste vriend, en wierdt door hem bij zijn' dood in 1559 teder betreurd.
Lejonhufwud, de broeder van Koningin Margaretha Lejonhufwud, is insgelijks de Stamvader van alle de thans leevende Graaven van deezen naam
| |
| |
Zijue verschillende Gezantschappen naar Frankrijk, Engeland, Hessen en Denemarken, het vertrouwen van Koning Gustaaf, en het mistrouwen van Eric XIV, dit alles heeft hem even zoo vermaard in de Zweedsche Geschiedenis gemaakt, als het deel, 't welk hij nam in alle de aanmerkelijke gebeurtenissen van dat tijdperk. Hij wierdt doodelijk gekwetst op den 29 8ept. 1568, bij de afzetting van Eric, en stierf twee dagen daarna. Na zijn' dood wierdt hij tot den Graaffelijken stand verheven, bij de Krooning van deszelfs Neef Johan III.
Stenbock was Raad en Maarschalk van het Zweedsche Rijk, en Stamvader van al de nu leevende Stenbocken, een der voornaamste Zweedssche Vrijheeren bij Erics Krooning. Hij was tevens de Vader van Koningin Catharina Stenbock; en Zwager van Koningin Margaretha Lejonhufwud, door zijn huwelijk met Brita Lejonhufwud; dus beide Zwager en Schoonvader van Koning Gustaaf I.
Van Bonde stammen insgelijks alle de tegenwoordige Bondes af.
Hij, zoo wel als Kurck, Flemingen Posse, alle vier Rijksraaden, ondertekenden samen in 1523 de Verkiezings-acte van Strengnaes, door welke Gustaaf I tot Koning van Zweden verheven wierdt. Fleming voerde het bevel over de Zweedsche Vloot met eer en geluk.
Hôrd eindelijk was Zweedsche Rijksraad, en Gustatf stelde hem tot Stadhouder aan van het
| |
| |
Stockholmsche Slot, toen hij het van Christjens benden veröverde op den 21 Jan. 1523.
Swante sture, Zoon van den Rijksbestuurder Sten Sture, was bij de verlossing van Stockholm nog maar een kind van 5 jaaren; hij wierdt in 't vervolg Rijksraad ten Rijksmaarschalk van Zweden, en Graaf van Stegeholm en Westerwick. Zijn verstand en doorzicht moet niet beäntwoord hebben aan zijn goed hart, en aan zijne zucht voor 't Vaderland. Zijne trouw jegens Gustaaf I, wierdt op meenig eene proeve gezet, maar was nimmer twijffelächtig, hoezeer liefde en eergierigheid zich samen scheenen te verëenigen, om hem tot deszelfs vijand te maaken: want het was niet genoeg voor hem, dat hij Gustaaf de waardigheid zag bekleeden, die door de verdiensten zijnes Vaders en Grootvaders voor hem zelven bestemd scheen. Brandende van liefde voor Margaretha Lejonhufwud, en reeds met haar verloofd, moest hij haar echter aan Gustaaf als Gemaalinne overlaaten, en zich vergenoegen met Zwager van die te worden, wier Minnaar hij geweest was. Hij weigerde dikwijls met oprechtheid de Zweedsche Kroon, zoo wel toen hem Lubeck tot twee reizen toe zijne hulpe boodt, als vooräl en nog met meer verächting, toen de oproerige Dacken hem tot Koning wilde uitroepen. Na dat hij op zijn vijfde jaar aan de bloeddorstigheid van Christjern en aan de Staatkunde van Severin Norrby ontsnapt was, moest hij, in den hoogen ouderdom
| |
| |
van zestig jaaren, en toen hij de hoogste waardigheid van het Rijk bekleedde, zich en de zijnen een offer zien worden van Erics raazernij; en hij wierdt, te gelijk met zijn' Zoon Nils Sture, met 's Konings eigen hand op het Slot van Upsal vermoord, den 4 Meij 1567.
Pehr brahe, Zusterzoon van Koning Gustaaf, was eerst drie jaaren oud bij de verövering van Stockholm. Zijn Vader Joachim Brahe verloor zijn leven in het bloeabad van den 4 Nov. 1520. Zijne Moeder, Murgaretha Wasa, gaf bij haar tweede huwelijk haaren Zoon geheel in Gustaafs Voogdijschap over. Door deezen Koning wierdt hij tot de waar digheld: van Rijksraad verheven, en door Koning Eric XIV tot Graaf van Wisingsborg en Rijksdrost benoemd. Hij was Stamvader der Graaven Brahe: een geleerd man, die veel in de belangen van 't Rijk gebruikt wierdt, en zich in de gellerde waereld bekend gemaakt heeft door zijne Geschiedenis van Koning Gustaafs regeering.
Anders pehrsson, een rijk Mijn-bezitter te Rankhytre in Dalecarliën, dien Koning Gustaaf in zijne jeugd, en toen hij de Hooge Schoole van Upsal bezocht, gekend had. Hij was de eerste, bij wien Koning Gustaaf dienst nam bij zijne aankomst in Dalecarliën, en van wien hij toen bijstand en trouw genoot. Hij liet zich daarna verleiden om deel te neemen in den bekenden Dalecaïlischen oproer van 1531, bij gelegenhied van het uitleveren der klokken.
| |
| |
Een Deensche Krijgsherout. |
Twee Officieren van Christjerns leger. |
Een Wapendraager van Norrby. |
Een Cipier. |
Een Deensch Soldaat. |
De Beschermëngel van Zweden. |
De Geest van Eric Wasa Eric Johanson Wasa tot Rydboholm, Rijks-raad van Zweden, en Vader van Koning Gustaaf I, was de eerste der Waereldlijke Heeren, die hun onschuldig hoofd moesten buigen onder de bijl des Scherprechters, toen Christjern de voornaamsten des Zweedschen Adels en der burgerij den 4 Nov. 1520 opöfferde. |
De Geest van Sten Sture. Sten Sture de jongere ontving een doodelijk schot in de dij, in dat gevecht, waarin weêrstand gebooden wierdt aan Christjerns benden bij Bogesund; hij wierdt naar Strengnäs gebracht, waar hij op den 9 Febr. 1520 overleedt. Hij wierdt in de Ridderholmskerk begraaven. Eenigen dagen na het Sockhohnsche bloedbad, en negen maanden na den dood des Rijksbestuurders, liet Christijern zijn lijk wederöm opgraaven, en hetzelve in stukken houwen, om het op verscheiden plaatsen in het Rijk op staaken ten toon te stellen. |
De Geest van Joachim Brahe. |
De Geesten der tween jonge Ribbingen. Onder alle de wreedheden, die Christjern onder zijne korte maar bloedige regeering uitöeffende, was de moord der twee jonge Ribbingen de onmensche- |
| |
| |
lijkste, en de minst noodzaakelijke tot zijne oogmerken. Deeze beide onschusdige offerhanden van den Dwingeland waren de Zoonen van Lindorm Ribbing, de ééne 8, de andere 5 jaaren oud. Toen de jongste Broeder het bloed des oudsten zag vloeijen, zeide hij tot den Scherprechter: Mijn lieve man, bemorst mijne kleederen zoo niet, ik zal door mijne Moeder bekeeven worden. De Scherprechter wierdt hier door zoo getroffen, dat hij het zwaard weg wierp; doch Christjern liet terstond een' anderen roepen, die eerst het kind onthoofde, en toen den man, die medelijden gevoeld had. |
Gevangene Weduwen en Kinderen op het Slot van Stockholm. |
Heeren en Vrouwen van Christjerns Hof. |
Zweedsche Ridders en Soldaaten. |
Soldaaten van Christjern. |
Geniën in den Tempel der Onsterffelijkheid. |
De Geesten der Zweedsche Heeren, die in het bloedbad van Stockholm vermoord wierden. |
Blijde en gelukkige: Droomen. |
Schrikkelijke en ongelukkige Droomen. |
Het Tooneel is te Stockholm.
|
|