Eenige berichten omtrent het noorden en noord-oosten van Europa. Deel 6
(1806)–Johan Meerman– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Bijlaage III.
| |
[pagina 56]
| |
Deeze Bijlaage behoort tot het tweede Deel der Berichten Bl. 147 en 148. | |
[pagina 57]
| |
Voorrede.De twee volgende Uittreksels, en het Voorbericht van den Zweedschen Dichter zelven, zullen den Leezer genoegsaan onderrichten, van 't geen hij tot opheldéring van dit stuk waarschijnlijk het liefst zou willen weeten. Het eerste is getrokken uit Kellgrens leven, door den Hr. Nils van Rosenstein, 't welk men voor het eerste Deel van 's Dichters in 1796 uitgekomene Verzamelde Schriften vindt. Volgens Gustaafs eigene ontwerpen, wordt hier gezed, schreef hij daarna gustaaf wasa, de eer van het Zweedsch Lyrisch Tooneel, waardig den naam, dien het draagt, en de gebeurtenissen, die het in de gedachten terug brengt, en die nog nimmer zonder verrukking geleezen of overwoogen zijn. Het andere maakt een gedeelte van de Voorrede uit, die voor het tweede Deel van de Ocuvres Politiques, Litteraires et Dramatiques de gustave III, welke in het voorleeden jaar te Parijs het licht zage, geplaatst is. Gustaaf III, na de onloochenbaarste proeven gegeeven te hebben van zijne liefde voor de fraaije letteren, en de bescherming waarmede hij die verëerde, door het stichten der Zweedsche Academie, wilde daarenboven de bevordering der Taal nog verhaasten | |
[pagina 58]
| |
door de aanmoediging die hij aan de Dramatische voortbrengselen verleende, als de oeffening die het meest geschikt was, om de nauwkeurigheid, de bevalligheid en de zuiverheid der Taal te bepaalen. Deeze beweegreden alleen zou den Koning van het verwijt ontheffen, 't geen men hem heeft gelieven te doen, van con gedoelte van zijne uuren van uitspanning aan den smaak, die hij voor het tooneel had, te hebben toegewijd, indien hij zich niet tevens beijverd had, om op hetzelve trekken der Geschiedenis voor te stellen, welke zijne Natie onder het bevel haarer grootste Koningen hebben onster ffelijk gemaakt, en den meed en het vuur te onderhouden, die haar tot die edele veerkracht geschikt maakten, welke hij heeft weeten te bestuuren. Niets was hiertoe eigenüardiger, dan onder het oog van een braaf en edelmoedig Volk het schouwspel van deszelfs, bevrijding van de Dwingelandij te brengen. Ook wierdt gustaaf wasa met eene verrukking ontvangen, die de heldendeugden der Zweedsche Natie, en het gevoel van haare waardigheid kenmeerkt. Na hier op met een woord gezegd te hebben, dat de Koning op het Zangstuk van gustaaf wasa dat van gustaaf adolf liet volgen, en dat hij bij het schilderen der groote Mannen, die tevens met deeze twee Vorsten ten tooneele gevoerd worden, zich minder aan schitterende verrrukkingen overgaf, dan wel zich toeleide om gebeurtenissen voor den Schouwburg te bereiden, die door haaren aart reeds | |
[pagina 59]
| |
luisterrijk genoeg waren, en waarvan juist de waarheid aan de Zweeden het gevoeligste genoegen gaf, voegt hij er dan nog deeze regels bij: Het plan vangustaaf wasa, of Stockholms Verlossing, een Lyrisch Trourspel, in 't Fransch met de hand van Gustaaf geschreeven, is door den Hr. Kellgren, aan wien men den last gaf dit stuk in Zweedsche Versen te brengen, getrouwelijk gevolgd: Versen, wier kracht, gelijk hij dan met rede verzekert, de waardigheid van het onderwerp nong vergroot hebbenGa naar voetnoot(a). De Voorrede eindelijk van kellgren luidt aldus: Indien ooit een Tooneelstuk, 't zij men de belangrijkheid van het onderwerp beschouwe, of de stoutheid van het Plan, of de waardig herd der perfoonen, of de eeuwig gevestigde herinnering der gebeurtenissen, en den invloed der zelven op het geluk van geheel een Koninkrijk; - indien ooit eene Dramatische beärbeiding in alle deeze opzichten een' onderscheiden en in 't oog vallenden rang in de | |
[pagina 60]
| |
Geschiedenis der fraaije letteren van Zweden verdiende: zoo waag ik te beweeren, dat deeze rang aan het Treurspel gustaaf wasa moet toebehooren. De oprechtheid van dit, vrij uitgesprokene oordeel zal mij tegen alle verdenking van eigen roem beveiligen, en het in een offer veränderen van eene schuldige verëering. In der daad, om met volle, kracht de uitgestrektheid der groote Omwenteling te omvatten, voor welke dit Drama bestemd is, en ze op het Tooneel in al haare hoogheid terug te roepen, tot een Schouwspel, waardig, om aan een vrij Volk gegeeven te worden: hiertoe wierdt eene dubbele gelijkheid van geboorte en van Genie met dien Held gevorderd, wiens gedenkteken daar door van dezelfde hand op nieuw wordt opgericht. Maar om door zijne ziel een' weg tot de Lyrische uitdrukking der groote gevoelen te openen, die dit werk doeden ontstaan: daartoe wierdt minder gevorderd een Dichter, dan een rechtschapen Zweed te zijn; en het is mijn eenige hoogmoed die eer te verdienen. Natien! wilt gij weeten, welken trap de verdiensten uwer nog leevende Regenten beklimmen, wilt gij hier in de onherroepelijke uitspraak der Nakomelingschap voorkomen, zoo geeft acht, met welk gevoel van verrukking of nijd zij de gedachtenis van groote Mannen onder hunne voorgangers beschouwen. Een slecht Monarch wenscht niets meer, dan tot den naam toe te kunnen uitdelgen van alle de helden, die zijn' Troon bezeten hebben, daar in 't tegendeel | |
[pagina 61]
| |
een wijs en deugdsaam Koning, door hoogschatting en ijver voor de eer van groote Vooröuders, zich opgewassen toont om zelf met hun te kunnen vergeleeken worden. De veränderingen in den weezentlijken loop der gebeurtenissen, welke de aart van een' Dramatischen arbeid verëischt, zijn van zulk eene geringe betekenis, en betreffen een zoo algemeen en bekend tijdperk, dat er, waarschijnlijk geen draaling uit voort zal komen. Alleenlijk heeft men het, beide, nuttig en aangenaam geöordeeld, om door eenige weinige Geschiedkundige aanmerkingen den Leezeromtrent een gedeelte der lotgevallen van de voorkomende Persoonen te onderrichten, of hun dezelven op nieuw voor den geest te brengen. De aanmerkingen, die hier bedoeld worde, ontheffen mij van, den arbeid, van zelf eene Histotorische Inleiding voor dit Dichtstuk optestellen, te meer, daar de zaak niets minder dan onbekend is, en ik misschien in 't vervolg op dit tijdperk der Noordsche Geschiedenis, uit een ander gezichtspunt beschouwd, buiten dien terug zal keeren. Hier merk ik alleenlijk aan, dat Zweden het juk der in 1397 geslootene Unie van Calmar, welke de drie Rijken van het Noorden verëenigde, van begin af aan met ongeduld gedragen heeft, en dat, het, na, door de geheele 15de eeuw, dan eens onder Deensche Monarchen, dan weder onder eigene Vorsten of Rijksbestuurders gestaan, doch tevens onder geduurige binnenlandsche partijschappen gezwoegd te, hebben, in 1512 ein- | |
[pagina 62]
| |
delijk den jongeren Sten Sture tot Bestuurder ontving. Het huis van Trolle, op dat der Sture's ijverzuchtig, hieldt het intusschen onder de hand met Denemarken; en de opentlijke oproerigheid. van den Aartsbisschop Gustaaf Trolle, die deszelfs afzetting in 1517 ten gevolge had, lokte Koning Christiaan of Christjern II in het Rijk. Sten Sture sneuvelt reeds in het eerste gevecht, en Christiaan wordt in den aanvang van 1520 als Koning uitgeroepen. Doch gednurende de feesten der Krooning richt hij op den 4 en 5 Nov. het Stockholmsche Bloedbad aan, in welk hij, niettegenstaande de Amnestie die hij beloofd had, en onder voorwendsel van den Pausselijken Ban, over Zweden uitgesproken, te moeten volvoeren, 94 aanzienlijke lieden, zoo Geestelijke als Waereldlijke, op de markt van Stockholm laat onthoofden, en deeze wreedheid in verscheiden Provintiën herhaalen. De opstand van gustaaf wasa, welke het onderwerp van dit Zangstuk uitmaakt, en de verövering van het Slot der Hoofdstad, behooren tot het midden van 1523. Voorts is het Drama zelf te Stockholm op den; 19 Januarij 1786 het eerst vertoond. In mijner Vertaaling ben ik nauwkeurig de: maat der oorspronkelijke Dichtregels gevolgd; hoewel zonder den rijm: ten einde men zich des noods in de mogelijkheid bevinden zou, van het, door de Muziek, die ligtelijk zou te bekomen zijn, verzeld, op een' Vaderlandschen Schouwburg voor te stellen; waaröm het ook, afzonderlijk van deeze Berichten, uitgegeeven wordt. |
|