Cloosterken der gheestelijcke verryssenisse ofte der ontwordentheyt
(1639)–Lucas van Mechelen– AuteursrechtvrijWijse: Den Mey als al die Voghels singhen. Oft: Moest dan die puer. Req. 38.Seght eens hoe t’ginck, ick wensch te hooren,
Als den gheest quam de sinnen stooren,
Om te gaen sonder beelden
| |
[pagina 22]
| |
Met blootheydt schouwen Godts tresooren
In t’Cloosterken der weelden.
En vondt ghy niet vijanden stercke,
Die uwen gheest daer gaven wercke
Met duysent hindernissen,
Die sy u sonden in t’ghemercke
Om t’Cloosterken te missen?
Die met gheweldt een Stadt wilt winnen,
Lijdt teghen-strijdt van die van binnen;
Men vecht van beyde zijden:
Soo moest denck ick gheest ende sinnen
Om t’Cloosterken oock strijden.
De dinghen die ghy eerst hanteerde,
Die ghy met luste fantaseerde,
Die moesten u oorsaken
Verbeeldinghen, als ghy begheerde
In t’Cloosterken te raken.
Ten kost niet zijn, oft u ghedachte,
Hoe dat ghy stondt op uwe wachte,
Schoot op u sijne pijlen,
En dreef u weer met sijne krachte
Van t’Cloosterken by wijlen.
K’meyn dat de kranckheyt der natuere
Dicks maeckte slap den gheeste puere
Met listigheydt besonder,
En trock t’hert d’licht door ongheduere
Van t’Cloosterken weer onder.
|
|