Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
49aant.9Viktoriastrasse, 16-IV-19..
10- Het is nu een week geleden dat wij elkaar ontmoet hebben in de Splendid-Bar. Ik 11 kan je niet zeggen, hoe ellendig ik die ontmoeting gevonden heb, en hoe ik mij sinds-12dien gevoeld heb. - Maar vergeef mij: dit lijkt misschien een verwijt, het lijkt zeker 13 een zelfbeklag, en ik heb tegenover jou geen recht meer op een van die twee. (Vergeef 14 mij ook dat ik dit nog niet zonder bitterheid schrijven kan -). Wij hadden dat samen-15zijn moeten vermijden: er was niets meer te zeggen, het kon op niets anders uitloopen 16 dan op die leege, vernederende kwelling. Ik vergeef het ons nooit. - Ik had je dien 17 middag nog duizend dingen willen zeggen: ik heb mij zelf wijs willen maken, dat ik 18 daarom ging, - maar mijn duivel, die mij voor de deur van de bar had opgewacht, 19 wist dar ik enkel gegaan was omdat ik je zien wou en misschien vasthouden, omdat ik 20 mij op wilde werken tot een desnoods zwak, maar harmonisch slotaccoord, zooals hij 21 het noemde - alsof het slot, hoe dissonant dan ook, er niet al wàs. - Menschen, die 22 uit elkaar zijn gegaan, moeten elkaar liever nooit meer terug zien - of is dat een ander 23 soort lafheid dan het verfoeilijke vrienden worden (alsof liefde ooit in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.1vriendschap kan overgaan, nog eerder in totale onverschilligheid, maar ook dat kan 2 ik haast niet gelooven). Is dat angst, die zich maskeert achter absolutistische streng-3heid? - Ik dacht, dat ik in dien nacht, en dien morgen voordat ik je zag, alles had 4 doorgemaakt wat iemand doormaken kan, maar ook dat was weer ijdelheid - zoo iets 5 gaat langzamer en vooral genezen gaat langzamer, als het ooit geneest. - (nú denk ik, 6 ellendige egoïste, aan Theo; - hij is dapper geweest, al leek het dan laf, dat hij mij 7 zóó liet rooven). Ik ben zelden zoo diep vernederd als dien middag naast jou. - 8Waartoe deze brief? - Niet om alsnog explicaties te vragen - ik heb altijd gezegd, dat 9 ik, tegenover de dingen waar het op aan komt, niet aan psychologische interpretaties 10 hecht - en zoo is het nog, - alleen dit: denk niet, dat het mij steeds ellendiger zal gaan. 11 (Je bent er gelukkig de man niet naar, om je zelf te kwellen met beschuldigingen, maar 12 de vraag naar mijn welzijn zal zeker in je blijven leven). Welnu: het kan haast niet 13 anders dan goed met mij gaan. Denk niet: wat heeft zij nu nog over, nu zij haar 14 geloof heeft verloren (misschien hervind ik het nog) - en zij haar werk om mij opgaf 15 en het geheel is ontwend: nu de kans steeds geringer gaat worden, dat zij zich ge-16wonnen geeft aan een bovenpersoonlijke idee. - Ik heb het blind vertrouwen, dat ik 17 iets zal vinden, wat niet alleen het leven de moeite waard maakt, zooals men zegt, 18 - zooiets vindt men al gauw! - maar wat het zal dekken en rechtvaardigen. Ik geloof 19 - als dat niet ontzettend verwaand klinkt - dat ik daarmee een begin had gemaakt in 20 de eerste maanden met Theo, toen ik leefde voor hem, onverschillig waarvoor hij 21 leefde (d.w.z. onverschillig voor het feit, dat hij mijn krachten gebruikte voor een 22 idee, die ik haatte). Maar hoe laf en zwak heb ik hem en mij zelf, ja mij zelf vooral 23 - toen later verraden. Ook de woede, die mij van binnen wild en hard maakte, toen 24 ik voelde dat jij met een ander was, was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.1een afwijken van den weg. - De weg en de wet zijn oud; - ik wil geen predicatie tot 2 je houden, ook tot mij zelf niet - maar de wet zegt: schrap je zelf. Deze imperatief 3 stelt een bovenmenschelijke eisch, daarom alleen al verdient hij dat wij ernaar luisteren. 4 - Ik geloof werkelijk, dat dit het begin is van alles; als dit gebod, dit oeroude gebod, 5 niet gehoorzaamd wordt, is alles vergeefsch, ook het geloof, althans het geloof in de 6 menschheid. - Maar waar haalt iemand de kracht vandaan om hiernaar te leven? - Nu 7 ga ik slapen, lieve jongen, het wordt te pathetisch en te theologisch, te ingewikkeld 8 ook bijna - dag, lieve, lieve, jongen. Dank je voor alles. Slaap wel, jouw Vera. |
|