Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||
46aant.15De lente begon en het leven herademde. De gevels der huizen kregen een lichter ge-16zicht en de straten trilden onder een jongen, feestelijken glans. De wind, die over de 17 pleinen woei had een wonderlijk zachtmousseerend aroma, samengesteld uit frischheid 18 en een bedwelmende zoelte. De stad rekte zich, begon zich zorgeloozer te bewegen, 19 de fabrieken, de banken, de laboratoria en ambassades, die den winter lang de atmos-20feer zwaar en dreigend hadden geladen met een meedoogenloos zwoegende energie, 21 lieten langzaam de koortsige spanningen vieren, en losten ze op in het lenige, zonnige 22 voorjaarslicht. Vooral de parken herademden en ook de kinderen, de vogels en vlin-23ders. En buiten de stad ook de meren. De harde, loodgrauwe kou van het wintersche 24 water vervluchtigde in de zon | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.1tot een zachter en lichtender grijs, dat zich soms plotseling trillend verzilveren kon, 2 en een nieuw licht woei in de blinkende vlagen uit het blauw, dat met de witte vloten 3 der wolken in de plassen weerspiegelde. - 4Vera zat in haar hoek in de bar en wachtte. Carl Heinrich was laat. Telkens zag zij 5 op van haar boek, waarin zij meer tuurde dan las, als de deur openging en keek 6 teleurgesteld en nerveus van de deur naar de klok, als hij het niet bleek te zijn. 7 Langzamerhand verstreek er een uur. Haar onrust wakkerde aan tot een schichtige 8 angst. Zij had haar boek nu voorgoed dicht gedaan, liet de krampachtige spanning van 9 haar vingers werktuigelijk op en neer gaan langs haar ketting, dronk zonder smaak 10 van haar vermouth, rookte ononderbroken. Zij doorliep als een blind circuspaard tien, 11 twintig maal den dooden kringloop van eventualiteiten, die hem konden ophouden, 12 maar alleen de afschuwelijkste kansen daaronder konden verklaren waarom zij niet 13 opgebeld werd. Dat was het angstige raadsel, waarop zij bleef stuiten en alleen om die 14 mogelijkheid nog niet af te snijden, wachtte zij hier. Zij had een haast onbedwingbaar 15 verlangen naar ruimte, zij dacht dat zij stikken zou hier in dien hoek in de kroeg. 16 Zij wilde alleen zijn en loopen, urenlang in den wind. - Tevergeefs probeerde zij zich 17 te kalmeeren met geruststellende mogelijkheden: zij had van het begin af onbedrieglijk 18 zeker geweten, dat er iets was gebeurd dat of zijn leven bedreigde - of hun liefde. Het 19 was dit laatste. Ook dat had zij in den grond van haar hart onmid'lijk geweten, maar 20 weggedrukt. Zij voelde zich zwak worden en diep beschaamd bij de gedachte, dat zijn 21 dood haar liever zou zijn dan zijn ontrouw. Met wie was hij? Wat deed het er toe? 22 Een haat, die wilder was omdat zij niet wist waarheen zich te richten, maakte haar na 23 haar aanvankelijke droefenis, hol en hard. Plotseling riep zij den kellner, betaalde en 24 ging haastig weg. Zij wilde nu ook zelfs de kans niet meer loopen van een telefoon-25gesprek, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.1vijandig of verzoenend, wat raakte het haar? Buiten regende het. Zij liep, aldoor 2 dezelfde gedachten afdenkend urenlang door kale, sombere straten en had het gevoel 3 of zij in een slop heen en weer liep. Een man, die haar aansprak, spuwde zij in het 4 gezicht. Zij hoopte dat hij haar vastgrijpen zou en haar slaan; zij verlangde naar een 5 felle, bevrijdende pijn. Maar hij liep, een verwensching mompelend verder en keek zelfs 6 niet om. Zij had het gevoel alsof met hem haar laatste kans op redding voorbij ging... 7 Op een hoek stond ze stil en gilde om haar pijn en haar walging uit te spuwen. 8 Niemand hoorde het echter. Zij rukte haar ketting stuk, verscheurde en verstrooide 9 haar geld, dat rinkelde op de straatsteenen en weg woei als dor blad in een plas. Een 10 diepe, plotseling opwellende deernis met zichzelf, - en met hem, en met hààr (zij alleen 11 kon immers weten wat het zijn moest als hij ook haar weer verliet) doorsijpelde haar 12 en maakte haar zwak. De materieele ontreddering, die zij veroorzaakt had door het 13 stuktrekken van haar ketting, het weggooien van het geld, sloeg een schaamtebesef in 14 haar neer, dat alle andere gevoelens overstroomde. Zij boog zich voorover en grabbel-15de, bij het fladderend licht van een straatlantaarn, die rammelde in de wind, enkele 16 marken op uit den modder en leunde toen minutenlang duizelend tegen een donkere 17 muur. De eerste tranen welden in haar op en maakten haar walging en droefheid iets 18 zachter. Zij riep een taxi, die de straat afzakte en gaf haar hotel op. Zij doorkruisten 19 snel velerlei straten, donkere, lichte, weer donkere. Toen stond zij stil, drukte zacht op 20 den nachtbel, de portier slofte aan uit het hol van zijn slaap; zij schoof haastig de 21 trappen op. Haar kamerdeur sloot zij niet af. Toen zij in bed lag sliep zij, doodelijk 22 uitgeput, vrijwel onmiddellijk in. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||
|