Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| ||||||||||||||||||||||||||||
2aant.14Vera werd in Oost-Pruisen op de hoeve van haar vader geboren. Daar heeft zij, als 15 jongste dochter van een talrijk gezin, tot haar twintigste jaar geleefd. Groot en donker 16 waren er de vertrekken, waarin zij huisden en sliepen. In een ervan brandde's winters 17 een haardvuur, in een ander twee groote fornuizen. In elk vertrek hing een kruisbeeld. 18 In een der vertrekken, zoolang haar al heugde, een bedompt kille lucht van onge-19bruikte meubels en kamfer, van klam-geurend linnen en vochtige schimmelende scha-20duw. Slechts door de spleten en harten der luiken boorde het zonlicht en trilde in 21 stoffige balken. Tientallen van geslachten hadden hier hun dooden opgebaard. In dit 22 bed hadden zij, baardig en geel, hun laatsten aardschen nacht doorgebracht, star en 23 gestrekt tusschen donkere gebeden en kaarsen. De grond, dien zij mijlen rondom uit 24 het bol- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||
aant.1werk der hoeve veroverd hadden en ontgonnen, en den tweevoudig stroomenden bloei 2 geschonken van groen en geel koren, nam, nadat zij in dit gevecht oud en zwijgend 3 waren gevallen, ook nog hun doode lichamen op en ontbond die. 4In die kamer kwam Vera nooit. Diep kroop zij's avonds weg in haar dekens, de pop 5 in haar armen geklemd, en terwijl de nacht buiten loeide en binnen donker onder de 6 balken hing tot vlak bij haar hoofd, fluisterde zij uren lang de enkele gebeden, welke 7 zij kende, en 's morgens na het ontwaken leerde zij ze haar pop, opdat die ze 's avonds 8 met haar mede kon bidden en zij tezamen sterker en veiliger zouden zijn. Toen zij 9 ouder en dapperder werd, werd de pop meer een ding, of althans meer een kind dan 10 een gelijkwaardig wezen: zij kleedde en kleurde haar tot prinses, tot pias en soldaat. 11 Dan, als zij soldaat was, kuste Vera haar hartstochtelijk, en tegen Paschen vlocht zij 12 een meidoorntak tot een kroon om haar hoofd; en als zij insliep, bengelde aan den 13 stoel aan haar hoofdeind, tusschen haar kleeren, lang en geel in het glimmende maan-14licht, de stervende Christus. 15De stoel stond dood bij het raam. De kamer werd dieper in donkerder. De balken 16 harceerden het maanlicht met donkere streepen, langs de zoldering en op den muur. 17 Het vensterkruis wierp in een lichtvak een kort scheef kruis op den vloer, dat in den 18 loop van den nacht langzaam draaide en langer werd.... |
|