versjouwen. Nee. Ik doe precies hetzelfde als Bennie, maar niet met een camera. Ik kan zo'n camera niet aan. Ik zou nooit een jasje maken en zo, er heel erg doende mee zijn. Ik ben niet zo'n doenerig iemand, ik maak niet makkelijk iets.
Ik ben aan het schrijven. Ik schrijf het op, de dingen die ik heel belangrijk vind voor een dag, de heel erg nare dingen of de heel erg fijne dingen. Ik heb behoefte om dat vast te leggen en om het mee te delen. Ik heb altijd een pennetje en papier in m'n zak. Ik ben van plan om als we uitgenodigd worden te exposeren een pakje brieven neer te leggen, gewoon. Zoals Bennie met z'n film doet, zo schrijf ik, eigenlijk. Het is een samenvatting van het leven.’
D'Armagnac: ‘We zijn niet meer samen aan het werk, maar het komt wel uit dezelfde kern.’
Dekker: ‘Daardoor wordt het completer... Als iemand nu vraagt: wat zijn jullie aan het doen? dan zeggen we: we zijn aan het leven. En we willen het meedelen.’
D'Armagnac: ‘Als je ermee bezig bent gebeurt het voor jezelf. Puur en alleen omdat je het fijn vindt. Later wil je het meedelen en dan ontstaat pas de vraag of je het kunt overbrengen.’
Dekker: ‘Ik schrijf hele vage en onaffe stukken. Het is geen dagboek, beslist niet. Ik behandel ook geen klare problemen. Als er bijvoorbeeld bij ons thuis een probleem is, dan heb ik behoefte om het op te schrijven. Als het later opgelost is schrijf ik het niet meer op, dan hóeft het niet meer. Ik heb het één keer geforceerd wel gedaan om het compleet te maken, maar dat is juist fout.
We moeten even helemaal het woord kunst vergeten. Of iets kunst is, dat moeten de mensen maar uitmaken. Als ze ons uitnodigen, oké, ze doen er maar mee, ze benoemen het maar. Voor ons is het een loskomen van remmingen.’
D'Armagnac: ‘In Amsterdam maakten we etsen. We wilden verder komen, meer mogelijkheden zoeken. Die zagen we niet in de stad.’
Dekker: ‘Te weten wie je bent.’
D'Armagnac: ‘We zijn toen in Antwerpen gaan zitten, maar dat was toch ook een stad. Toen zijn we echt naar buiten gegaan. We hebben gezocht naar een zo ver mogelijk afgelegen huis.’
Dekker: ‘Het is niet gelukt in één huis te wonen, hoewel we er