28 interviews
(1971)–Lidy van Marissing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Sybren Polet | ‘Ik maak geen mens van een romanfiguur.’14.3.69
‘Je moet op het ogenblik twee soorten experimentele romans onderscheiden. Er zijn schrijvers die uitgaan van een bepaalde structuur, die structuurvernieuwend werken en die hun taal daarbij aanpassen. Daarnaast zijn er schrijvers die in de eerste plaats uitgaan van de taal als materiaal, de taal als zodanig, en die dan komen aan al of niet sterk door de taal bepaalde structuren. Dit zijn, dacht ik, de twee belangrijkste benaderingswijzen van de experimentele roman tegenwoordig.’ Sybren Polet (44) zegt dit in een gesprek over zijn onlangs verschenen roman ‘Mannekino’, het derde boek over een zekere Lokien. In 1961 debuteerde de dichter Sybren Polet als romanschrijver met ‘Breekwater’. Zijn tweede boek ‘Verboden tijd’ verscheen in 1964. ‘Ik geloof dat ik meer pas in het eerste genre. Ik ga uit van een bepaalde structuur, hoewel ik onnoemelijk veel aandacht besteed aan mijn taal. Het verschilt trouwens van boek tot boek bij mij. In mijn nieuwe roman gaat de taal misschien weer een grotere rol spelen. Ja, ik ga door met het Lokien-project. Het nieuwe boek wordt het vierde deel, maar je kunt zeggen dat met de eerste drie boeken één sequentie is afgesloten. Ik hoop niet dat het weer zo lang zal duren. Ik werk met veel plezier en het gaat - voor mijn doen - vrij snel nu. Over een paar jaar zal het vierde boek wel verschijnen.’Ga naar voetnoot* Over het verschil tussen ‘de karakters’ in de traditionele roman en die in de moderne roman zegt Polet: ‘Eén van de aantrekkelijkheden van de moderne roman is dat je geen realistische personen hoeft te scheppen. De personen zijn open figuren. Lokien bijvoorbeeld ondergaat allerlei metamorfosen omdat hij geen vastgesteld karakter heeft. (Nu is karakter in de moderne psychologie ook al onderkend als een fictief begrip. Dit probeer ik in deze boeken te volgen.) Het fluctuerende karakter | |
[pagina 113]
| |
van de moderne roman staat tegenover het statische karakter van de klassieke roman. Dat zie je ook in mijn boeken. Ik ga daar ook mee dóór.’ Over Lokien zegt hij: ‘Mijn bedoeling is dat zo'n Lokien-figuur alle kanten uit kan. Hij is duidelijk een type hè. Ik maak er geen mens van, wat op zichzelf trouwens onmogelijk is. Wel probeer ik hem binnen het kader van het boek zoveel mogelijk vlees en been mee te geven, zodatie geen schim blijft. Ik zit in geen van de drie boeken zelf. Er worden mij allerlei dingen in de schoenen geschoven die nergens op slaan. Wat Lokien betreft, met hem identificeer ik mij helemaal niet. Ik vereenzelvig me eerder met thema's en motieven en situaties in die boeken dan met een bepaalde figuur. Toch staan ze niet buiten me, nee. Je projecteert altijd iets van jezelf in de figuren, maar al die figuren sámen zijn een wereld. Met die wereld identificeer ik me. De figuren zijn afsplitsingen van mij, maar ik heb er een weerzin tegen op zo'n smalle basis vastgelegd te worden.’ Over zijn gedichten, waar hij nu na jaren van concentratie op ‘Mannekino’ weer tijd aan wil besteden, zegt hij: ‘Ik mag van mijn uitgever een verzamelbundel maken met een keuze uit voorgaand werk plus het nieuwe werk; ik mag ook eerst met een nieuwe bundel komen. Ik weet nog niet wat ik ga doen. De nieuwe gedichten trekken de lijn van mijn bundel Konkrete poëzie van zes jaar geleden dóór. In de afgelopen jaren heb ik poëtische notities gemaakt. Die ga ik nu uitwerken. Het klikt vrij gemakkelijk in elkaar. Het kost mij geen enkele moeite een gedicht van acht jaar geleden ter hand te nemen, me er in te verdiepen en het af te maken.’ Dank zij een stipendium van de regering kan Polet zich uitsluitend met schrijven bezighouden. Over zijn werkwijze zegt hij: ‘Ik werk veel, regelmatig, heel geregeld. Ik werk lang aan iets, ben jaren met een boek bezig. “Mannekino” heeft me wel heel lang in beslag genomen. Dat kwam door de gecompliceerde structuur van dat boek: ik moest verschillende motieven en ontwikkelingslijnen tegelijk in het oog houden. Er zijn gedichtencycli waar ik zo'n vijf of acht jaar mee bezig ben. De eerste opzet is er vrij snel, maar dan laat ik het liggen, | |
[pagina 114]
| |
herneem het om het bij te schaven, om te schrappen, te zoeken naar het juiste woord. Als me één woord niet bevalt, laat ik het gedicht rustig een paar jaar liggen. Dat is een tamelijk frustrerende bezigheid. Ik heb veel meer ideeën dan ik uit kan werken. Dat maakt me soms wel eens dol.’ Over moderne poëzie: ‘Wat wij beschouwen als de moderne poëzie heeft een lange traditie achter zich, van meer dan tien jaar of nog langer. Voor mij begint de moderne poëzie bij Walt Whitman bijvoorbeeld. En poëzie met zo'n traditie kun je bijna traditionele poëzie noemen, niet waar? In dit stadium is het meer een kwestie van mentaliteit dan alleen maar een kwestie van vorm of een artistieke aangelegenheid. Je kunt niet meteen zeggen dat een bepaald gedicht al of niet modern is. Het gaat om de mentaliteit van het hele werk, de hele figuur. W.F. Hermans bijvoorbeeld is niet een conservatief auteur omdat-ie boeken schrijft volgens een min of meer klassieke techniek, maar omdat zijn werk een mentaliteit ademt van een aarts-conservatieve en een door egocentrisme en megalomanie verziekte geest. Zie zijn interview in “Vrij Nederland” van 8 maart, waar nu ook al de hele Nederlandse poëzie in de grond wordt getrapt ter meerdere eer en glorie van onze heilige koe. Omgekeerd hoeft niet ieder experimenteel werk modern van mentaliteit te zijn. Het laatste boek van Ivo Michiels, dat de oorlog verheerlijkt, is daar een voorbeeld van. Overigens bewonder ik Michiels. Hoewel ik zelf over het algemeen niet een erg discriminerend lezer ben gaat mijn voorkeur wel uit naar nieuwe vormen. Ik vind dat iemand die zich de moeite geeft iets nieuws op de markt te brengen daarvoor beloond zou moeten worden met op zijn minst wat extra aandacht, maar meestal is het omgekeerde het geval. Wij zijn een door en door conservatief volk, een volk van het veilige midden, ook in politiek opzicht. Wat W.F. Hermans betreft, die kan maar beter meteen lid worden van de Boerenpartij; hij woont toch al in Drente.’ Over het ontstaan van een boek: ‘Ik zet wel een conceptie op, maar het belangrijkste is wat ingevuld wordt. Onbewuste krachten spelen mee. Een boek groeit, | |
[pagina 115]
| |
kan heel anders uitgroeien dan je gedacht had. Kenmerkend voor de moderne roman is de vraag of er al of niet een verhaal in moet zitten, een fabel. De story op zichzelf is niet het belangrijkste. Het verhaal wordt tot motief. Dat zie je ook in “Mannekino”. Toch zijn er mensen die “Mannekino” lezen als een spanningsroman, als een detective zelfs. Ik vind het best als de onder- en boventonen maar dóórklinken en als de dubbele of driedubbele bodems maar gevoeld worden.’ Over zichzelf: ‘Ik ben 'n rationalist of laten we zeggen dat ik probéér een rationalist te zijn. De mens heeft nog zoveel irrationalisme in zich dat het rationalisme als ideaal het nastreven waard is. Ik geloof dat er te weinig verstandelijk en te veel emotioneel gedacht wordt. Irrationalisme is door de eeuwen heen de oorzaak geweest van een hoop ellende: godsdienstoorlogen, wereldoorlogen, rassendiscriminatie, ongewettigde superioriteitsgevoelens, noem maar op. Ik geloof dat een rationeler denken de wereld alleen maar beter kan maken. Een rationelere politiek. De laatste jaren ben ik enorm politiek geïnteresseerd geraakt. In mijn nieuwe boek zullen ook heel wat politieke en sociologische elementen meespelen. Máár... dit rationalisme legt me geen enkele beperking op. Mijn fantasie wordt er niet door aan banden gelegd, mijn visie of conceptie wordt er niet door in de weg gestaan. In het algemeen is in mijn werk het aandeel van het bewustzijn groot,’ zegt Sybren Polet. ‘Maar dit is alleen maar een vruchtbare, rijke bron die tot veel grotere gevarieerdheid in staat stelt dan een puur zintuiglijke benadering of een loutere werkelijkheidsbeschrijving.’ |
|