dichten
verschenen in die jaren in literaire tijdschriften. Het radioprogramma ‘Vers in het gehoor’ wijdde een uitzending aan zijn poëzie.
‘Ik dacht vroeger helemaal niet aan proza. Wat ik van tijdgenoten las, boeide me niet erg. Vrij plotseling zág ik het. Ik maakte kennis met de Franse nouveau-roman-auteurs Robbe-Grillet en Claude Simon. Dat is een jaar of zeven geleden. Ik zag toen ook de film “Verleden jaar in Mariënbad”. Toen dacht ik. Ja, dit is wel iets. Sinds mijn vierentwintigste heb ik geen poëzie meer geschreven. Toch wil ik niet graag in de hoek van de nouveau-roman gedrukt worden. Zeker mijn laatste boek heeft zich helemaal uit die sfeer losgeschreven.’
Over zichzelf praat Tophoff met moeite en tegenzin: ‘De man achter de boeken, dat is de man in de boeken. Op die manier realiseer je een groot deel van je leven. Voor mij is schrijven zoiets als eten en drinken. Als ik een tijdje niet schrijf begin ik me beroerd te voelen. Toch is het niet zo dat ik zo nodig móet. Ik ben niet programmatisch, niet thematisch, ik breng geen bepaalde ideeën of strekkingen. De inhoud komt op de tweede plaats.’
Paul de Wispelaere, de Vlaamse criticus, formuleerde het eens zo: ‘...dat het hier niet gaat om de ontwikkeling van een “verhaal”, maar wel om de obsederende aanwezigheid van een argusoog dat een gebeuren herleidt tot een aantal beeldfragmenten die elkaar niet chronologisch opvolgen, maar de tijd stilleggen en de ruimte fixeren in een wereld die uitsluitend z'n bestaan dankt aan de taal en de schriftuur.’
De schrijver is een argusoog. Je kunt ook zeggen: een camera die registreert. Het verschil met de traditionele romanschrijver is de nadrukkelijke interpretatie van de beelden door de auteur. Tophoff: ‘Ja, maar ik ben geen camera die domweg aanstaat en wat voor de lens komt lukraak vastlegt. Die registratie is altijd een selectie. Ik maak een werkelijkheid. De dingen spelen een grote rol. Er zijn omgevingen, situaties, environments. Daar lopen ook mensen in rond. De mensen staan op hetzelfde vlak als de dingen.
Bij andere schrijvers gaat 't toch altijd om de mensen. Annie doet dit, Piet dat. Bij mij is het samengeweven. De dingen roepen elkaar op. En verder: ik wil me rekenschap geven van de taal