weer weg en komt aan zijn einde. Het grote conflict in het stuk speelt zich af tussen de twee vrouwen, de ordelijke en de niet-ordelijke, Helena en Penelope, de een erotisch en de ander huiselijk ingesteld.’
Hij kijkt mij af en toe schuw aan. Praat voor zich uit, rookt aan één stuk, zit op de rand van de bank. Zijn gesloten gezicht heeft door de ruige baard iets gezelligs gekregen. ‘Iedereen maakt er opmerkingen over. Ik heb hem overgehouden van een vakantie aan de Côte d'Azur.’ Over twee weken vertrekt hij naar Japan. In december heeft hij een bezoek gebracht aan Israël. Ik vraag hem zijn mening over de Amerikanen.
‘Wel, ik hou veel van die mensen. Ze zijn open. Hier zijn het oesters, gesloten, dáár zijn het gekookte mosselen. Het menselijke contact is er makkelijk. En wat ik hier ook mis: het internationale karakter. Hier heb je maar één soort, althans er is niet veel onderscheid. Ik zat veel in de Verenigde Naties met zoiets als honderdendrie vertegenwoordigde volken. En de stad zelf. Er zijn drie miljoen joden in New York, niet waar, een paar miljoen Italianen, Polen, Tsjechen, weet ik allemaal... Buiten New York is het land erg provinciaal, iedereen kent elkaar in de kleine steden, je moet er conformist zijn, je gedragen zoals het hoort, terwijl de mensen in New York leven zoals ze willen.
De rassenkwestie zal nog jaren duren. Die negers zijn nu eindelijk opstandig geworden, daar is veel aanleiding toe gegeven. Ik ken het land sinds 1926, ik kan achteruit zien. Er zijn fantastische vooruitgangen. Zie wat er in Engeland nog voorkomt. Het hele probleem is niet zozeer aan de kleur te wijten. In New York had ik een huis in een internationale wijk met veel Scandinaviërs. Ineens kwam er een toevloed van Puertoricanen. Die leven 's nachts, wonen met zessen in één kamer, hebben een andere manier van zich te voeden, te kleden, en met elkaar om te gaan. Dat werd ook een conflict, hè.
Schrijvers? Ik heb er heel weinig gekend. Carson MacCullers, die onlangs is gestorven, is de enige met wie ik contact heb gehad. Ik beschouw haar trouwens als de grootste schrijver.’
Schuin naar de grond kijkend vertelt hij over zichzelf: ‘Schrijven betekent voor mij geen wérk. Dan zou ik het niet doen. Ik doe het voor mijn genoegen. Heel mijn ambtelijk bestaan