Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdOver koning Artur en keizer Lucius [LXXX][34701] Het verhaal vertelt nu over de keizer van Rome, die zich ergerde omdat hij Artur zo vaak moest vragen om de schatting die deze hem nooit zond hoewel hij dat verplicht was. Het was in die tijd namelijk de gewoonte dat de inwoners van Gaule en ook van andere landen jaarlijks hun schatting naar Rome stuurden. Vanaf het moment dat hij koning werd, weigerde Artur de schatting te betalen, omdat hij vond dat hij niemand schatting schuldig was behalve God, en dat zijn land aan niemand dienst verschuldigd was. Daarom verklaarde Lucius hem de oorlog en kwam hij met een groot en fier leger via Lombardije naar Logres, het land van koning Artur.aant.De Romeinen brandschatten en plunderden het land. De inwoners waarschuwden Artur dat de Romeinen binnengevallen waren. Zodra hij dat hoorde, verzamelde hij zijn leger en ging hij, op advies van Merlijn, naar | |
[pagina 172]
| |
Logres. Daar voegde Merlijn zich met de koningen Ban en Bohort bij hem. Hij raadde de koning aan de keizer de boodschap te zenden dat hij heel snel zijn land moest verlaten of Artur zou hem aanvallen. [34735] Walewein zei dat hij met zijn broers, Ywein en Sagrimor die boodschap wel wilde overbrengen. De koning zei dat daar niets van in kwam. ‘Heer, laat hen met een gerust hart gaan,’ zei Merlijn, ‘er valt niets te vrezen.’ De koning gaf hun toestemming en Walewein reed met zijn kameraden tot zij bij de keizer aankwamen. Walewein ging naar de keizer toe en zei tegen hem: ‘Heer keizer, vertel mij onmiddellijk: waarom ben je binnengevallen in het land van mijn oom en heb je het verwoest? Ik zeg je: je bent nu wel binnengevallen in het land dat zo dapper wordt verdedigd, maar nog voor je er wegvlucht zul je de halve wereld willen geven om maar te maken dat je er nooit geweest zou zijn.’ De keizer antwoordde: ‘Wie mag jij dan wel zijn, dat je mij zo durft aan te spreken?’ ‘Ik ben Walewein, de neef van de koning, en ik heb geen hoge dunk van je.’ ‘Is dat zo?’ zei de keizer en riep zijn mannen om Walewein gevangen te laten nemen. Zij sprongen op en omsingelden Walewein en de zijnen, die hun zwaarden trokken en zulke slagen uitdeelden dat zij velen doodsloegen. Zij werden echter in het nauw gebracht en moesten zich terugtrekken, omdat er te veel Romeinen waren. Daarom braken zij het gevecht af en reden weg. De Romeinen zetten de achtervolging in, terwijl Walewein zich vaak omkeerde en tegen hen streed. [34774] Ondertussen kwam Merlijn naar koning Artur toe: ‘Heer, het zou goed zijn als u hulp zond naar Walewein, want het gevecht met de mannen van de keizer is begonnen.’ De koning stuurde de boodschappers meteen zesduizend goede ridders tegemoet. Deze zagen zoveel soldaten aankomen dat alle velden bedekt waren met de achtervolgers van de boodschappers. Zodra zij dit zagen, vielen de zesduizend ridders de Romeinen aan. De strijd werd omvangrijk en hevig. [34788] | |
[pagina 173]
| |
Er was een Romein die Petrinus heette en onze mannen veel verliezen toebracht. Hij was sterk, hield de Romeinse troepen bij elkaar en sloeg veel ridders dood. Walewein zag dat tot zijn ergernis, nam zijn kameraden terzijde en zei tegen hen: ‘Wij zijn met de strijd begonnen. Als het goed afloopt, dan zal men ons daarvoor dankbaar zijn, maar als het misgaat zal men het ons kwalijk nemen. Daarom moeten wij deze Petrinus doden of gevangen aan koning Artur uitleveren, anders kunnen wij grote verliezen niet vermijden. Ik vraag u daarom mij te volgen waar ik ook ga.’ Zij antwoordden: ‘Dat doen we.’ Hij reed naar Petrinus toe met zijn kameraden achter zich aan. Sagrimor viel Petrinus aan, greep hem met beide armen en liet zich met hem op de grond vallen. Hij vertrouwde volledig op zijn strijdmakkers en hield Petrinus zo stevig vast dat die zich niet kon verroeren. De Romeinen kwamen snel naar hen toe om Petrinus te redden. Het gevecht werd hevig. Walewein deed zozeer zijn best dat hij Sagrimor ontzette en de Romeinen versloeg. Petrinus werd gevangengenomen, evenals veel andere ridders, en zij sloegen er ook veel dood. Degenen die zij gevangengenomen hadden, brachten zij naar koning Artur, die hun daarvoor zeer dankbaar was. Zij werden naar een veilige plaats in het land van Bonewijc getransporteerd. [34832] De keizer was in een bedroefd man veranderd. Hij huilde omdat zijn mannen gesneuveld en gevangengenomen waren. Ook vanwege koning Evander had hij verdriet: hij wist niet of deze dood of gevangengenomen was. Om deze reden aarzelde hij om tegen Artur in het strijdperk te treden. Hij trok zich terug, ook om te wachten op de hulptroepen die nog naar hem toe zouden komen. Koning Artur achtervolgde hem echter de hele nacht, zodat hij 's morgens vroeg arriveerde op de plaats waar de keizer had overnacht en nu zijn tenten had ingepakt en klaar was om te vertrekken. Toen de keizer in de gaten kreeg dat koning Artur gekomen was, wist hij dat hij strijd moest leveren of vluchten, en vluchten wilde hij niet, al gaf men hem de wereld. [34856] | |
[pagina 174]
| |
De keizer stelde zijn troepen in slagorde op en viel koning Artur aan. Koning Artur deed hetzelfde. De legers vielen elkaar aan zo hard de paarden konden lopen. Heel wat speren werden daar gebroken. De pijlen die de ene partij op de andere afschoot, vlogen zo dicht als sneeuw. Er sneuvelden velen. Herman, de heer van Tryple, behoorde tot het gezelschap van Walewein, evenals Hartvel, die daar een schildknecht met een werpspies doodde. Artur zag dat de Romeinen het lang volhielden op het slagveld - zij vochten al hevig vanaf de ochtend tot diep in de middag - en riep boos: ‘Wat is dat nu, Britten, wat doen jullie nu? Val aan, laat niemand ontsnappen, want ik ben Artur die voor niemand het veld ruimt. Volg mij en herinner u de grote dappere daden die u al dikwijls voor mij verricht hebt! Alles wat wij tot nu toe bevochten stelt niets voor: dit zijn de heren die de hele wereld in hun macht willen krijgen. Hier is eer en lof te behalen! Ik zal dit slagveld niet verlaten voor ik de Romeinen heb verslagen. Dit is de dag dat ik zal sterven of leven voor ik de Romeinen zal laten gaan.’ Meteen viel hij de Romeinen aan en wie hij raakte, sloeg hij dood of tegen de grond. Hij kwam koning Hestor tegen en sloeg hem het hoofd af, vervolgens gaf hij koning Polipliore van Meden een slag waarmee hij hem tot zijn gordel kloofde. Heer Walewein vocht tegen de keizer en onthoofdde hem, zodat hoofd en lichaam op de grond vielen. Toen de Romeinen zagen dat de keizer en hun koningen waren gedood, sloegen zij op de vlucht. De Britten en hun mannen achtervolgden en doodden hen. Zij doodden er zoveel zij wilden. [34912] Koning Artur was buitengewoon gelukkig met de overwinning die God hem geschonken had. Alle gesneuvelden liet hij daar op het kerkhof en in een abdij begraven. Het lichaam van de keizer zond hij naar Rome, met de overduidelijke boodschap aan de Romeinen dat dit de schatting was: ‘De inwoners van Brittannië zenden u de schatting waar u zo vaak om gevraagd hebt. Zo betalen zij u en als er iemand is die meer wenst te ont- | |
[pagina 175]
| |
vangen, dan zal men hem net zo'n betaling doen als hier nu gezonden wordt.’ Vervolgens beraadslaagde Artur met de vorsten over wat hij nu verder zou doen. Zij adviseerden hem Merlijns raad te vragen. Merlijn raadde hem aan niet verder te trekken, maar ter plaatse te blijven, want er zou nog een wonder gebeuren. Nu zwijgt het boek hierover en zal het vertellen over koning Artur en een kat. [34938] |
|