Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdOver Merlijn en Grisandoles en over de keizer van Rome [LXIII][26366] Het verhaal vertelt hier dat Walewein het land van Claudas verwoest had en weer naar de drie koningen terugkeerde. Daar ontmoette hij ook Merlijn, die bij zijn vriendin vandaan kwam. De rijke buit die Walewein meebracht uit Clau- | |
[pagina 145]
| |
das' land verheugde hen zeer. Koning Ban nodigde koning Artur en alle anderen uit om met hem naar Gaunes te gaan. Daar bewees hij hun grote eer. Zij vierden daar drie dagen lang een geweldig feest. Van Gaunes gingen zij naar Roetsele, waar zij zich vlot inscheepten. Merlijn kwam met de drie koningen praten en droeg koning Artur op zo snel mogelijk met vierduizend van zijn beste mannen naar Carmelide te gaan. ‘Maar Merlijn,’ vroeg hij, ‘zul je dan niet bij mij zijn op mijn bruiloft aldaar?’ ‘Jawel,’ antwoordde Merlijn, ‘maar u moet weten dat ik eerst nog weg moet gaan om een klus te klaren. Wees er echter van verzekerd dat ik bij u zal zijn als het zover is.’ [26396] Zo verliet hij de koningen en reisde hij naar het woud van Rome, dat uitgestrekt en woest is. In die tijd was er een keizer die een hooggeboren echtgenote had. Zij was de wellustigste vrouw van de wereld. Zij had met haar man de keizer een dochter die heel mooi was. Vanaf die tijd hield die dame twaalf jonge mannen in vrouwenkleren bij zich, die met haar naar bed gingen als de keizer niet bij haar was. Als de jonge mannen een baard kregen, liet zij hen een middeltje van kalk, koningsgeel en in urine gekookte mede op hun kin strijken, zodat de baard niet zou groeien. Zij liet hen hun haar lang dragen, gevlochten en gekruld, zoals jonkvrouwen dat plegen te hebben, en zij droegen lange slepende kleding, met windsels om het hoofd. Zo verbleven zij bij haar en woonden zij bij haar, zonder dat iemand hen doorzag. [26425] Enige tijd daarna kwam er een jonkvrouw naar het hof, de dochter van een vorst. Zij was een dochter van de hertog van Alemanië en heette Avengnable. Frollo had haar verdrevén. Zij kwam naar Rome verkleed als jongen. Zij was groot van stuk en lang. Nadien werd zij in de huishouding van de keizer opgenomen als schildknaap. Zij diende hem zo goed dat hij haar meester van zijn huishouden maakte en waardeerde haar zo dat hij haar ridder maakte en bij de andere tweehonderd ongehuwde ridders liet wonen. Kort daarna werd zij drossaard van het land | |
[pagina 146]
| |
en liet zij zich Grisandoles noemen, maar haar echte naam was Avengnable.aant. [26445] Op een nacht droomde de keizer dat er een grote zeug door zijn paleis liep, zo groot dat hij haars gelijke nooit zag. De borstelige haren van de zeug leken hem zo lang dat zij over de grond sleepten. De zeug had een gouden kroon op het hoofd en hij had het idee dat hij haar eerder gezien had, maar durfde niet te beweren dat zij van hem was. Toen zag hij twaalf wolven uit zijn slaapkamer komen, die de een na de ander bij de zeug gingen liggen. De keizer vroeg zich af wat men aan moest met de zeug waar de wolven zo mee aan de gang waren geweest. Toen zei men dat zij niet waardig was onder de mensen te zijn. Haar vlees moest men niet eten en men zou haar veroordelen tot de vuurdood en de wolven ook. Toen werden zij op een grote hoop verbrand. Dit droomde hij en toen werd de keizer wakker. Hij wilde zijn droom niet aan zijn vrouw vertellen. [26473] Die ochtend ging hij naar de mis. Bij thuiskomst trof hij zijn aanzienlijkste baronnen in zijn paleis aan. Men dekte de tafel dfen ging eten, maar de keizer zat er de hele tijd in gedachten verzonken bij. De baronnen merkten dat op en het deed hun verdriet, maar zij zeiden er niets over. [26482] Hoor nu over Merlijn, die alles van die droom wist. Hij arriveerde in de buurt van Rome en veranderde zich in het grootste hert dat men ooit zag, met een witte voet aan zijn rechterpoot en op zijn hoofd een enorm gewei met vijf takken. Het hert rende de stad Rome in alsof de hele wereld achter hem aan zat, zo bang zag het eruit. Toen de mensen het hert in de gaten kregen, werd het een hele heisa: groot en klein liepen het dier achterna met stokken, net zolang tot het op de plaats kwam waar de keizer zat te eten. De dienaren hoorden het lawaai en liepen naar het hert toe, dat zij zagen aankomen. Het hert snelde de zaal in, sprong op de tafel van de keizer en gooide eten en drinken omver. Na enige tijd sprong het dier van de tafel en knielde voor de keizer. Het hert zei: ‘Keizer, waar pieker je over? Het baat je | |
[pagina 147]
| |
niets, je zult niemand vinden die je droom kan duiden voor de wildeman hem je uitgelegd heeft.’ [26513] Het hert liep weg, maar men sloot alle deuren en vensters. Daarop sprak het dier de juiste toverwoorden: alle deuren en ramen sprongen open, zo hard dat ze allemaal kapot gingen. Daarna sprong het naar buiten en vluchtte weer de stad door. Zij joegen het dier op, maar het liep de stad uit. Daar verloren zij het uit het oog, zodat zij onverrichter zake naar de stad terugkeerden. [26526] De ontsnapping van het hert beviel de keizer helemaal niet. Hij liet overal omroepen dat hij degene die het hert ving zijn dochter tot vrouw zou geven, mits diegene een edelman was, met daarbij de helft van zijn bezit en na zijn dood zelfs alles. Heel wat jonkers gingen met spiesen op zoek naar het hert, maar dat was allemaal verloren moeite, zij zagen het dier nergens. Sommigen keerden toen weer terug, maar Grisandoles niet. Hij reed acht dagen in het bos heen en weer. Op de achtste dag was hij afgestegen en bad hij tot Onze Heer dat hij zou vinden wat hij zocht. Toen kwam het hert dat in Rome gezien werd, tevoorschijn en sprak: ‘Avengnable, je jaagt op een verzinsel. Je kunt je plan niet uitvoeren. Ga naar huis en haal varkensvlees, peper, melk, honing en brood, allemaal warm. Neem vier kameraden mee en een knecht die het eten kan bereiden. Breng alles naar dit woud en zoek hier de meest woeste plaats die je kunt vinden. Maak daar je tafel klaar en zet je eten bij het vuur, dan zal de wildeman komen. Je hoeft niet bang voor hem te zijn.’ [26565] Daarna verdween het hert. Grisandoles verbaasde zich zeer hierover. Hij steeg op zijn paard en piekerde over het hert. Hij dacht dat het een geest was, omdat het dier hem aansprak met de naam waar zij langgeleden mee gedoopt was. Grisandoles reed naar een nabijgelegen dorp en sloeg in wat hij nodig had. Met vier kameraden is hij teruggegaan naar het bos, waar hij onder een eik een woeste plek aantrof. Daar maakten zij het eten | |
[pagina 148]
| |
klaar en zetten zij een tafel neer, zoals het hert Grisandoles had opgedragen. Vervolgens verstopten zij zich. Merlijn, die van alles op de hoogte was, kwam daarheen, vermomd als een wildeman en met een stok om zich heen slaand tegen de ene boom na de andere. Zo kwam hij naar het vuur toe. De knecht die het vlees roosterde, schrok vreselijk. De wildeman begon zich bij het vuur ontzettend te krabben. Daarna pakte hij het vlees alsof hij buiten zinnen was en at het allemaal op. Hij greep de honing en het warme brood en stopte zich zo vol dat het leek alsof hij opzwol. Vervolgens ging hij bij het vuur liggen om zich te warmen en viel in slaap. [26599] Grisandoles ging met zijn mannen naar de slapende woesteling toe en bond hem met een keten vast aan het zadel van een van hen. De wildeman werd wakker. Hij wilde opstaan en zijn stok grijpen, maar kon dat niet. Hij gedroeg zich alsof hij helemaal buiten zinnen was. Zij grepen hem, zetten hem op een paard en bonden hem vast aan het zadel, met achter hem degene aan wie hij vastzat en die hem om zijn middel vasthield. Toen keek de wildeman naar Grisandoles en Iachte. Grisandoles vroeg de wildeman stilletjes waarom hij lachte en nog meer dingen, maar deze gaf hem geen antwoord, behalve dat hij hem toevoegde: ‘Onnatuurlijke travestiet, giftige, stinkende bedrieger, verloochenaar van je naam, ik zal je niets vertellen voordat ik bij de keizer ben!’ Daarna zei hij niets meer. Grisandoles verbaasde zich daarover en voerde hem mee tot zij bij een klooster kwamen, waar veel arme mensen verzameld waren die brood wilden. [26630] Bij de poort van het klooster Iachte de wildeman de armen uit. Grisandoles vroeg hem nogmaals waarom hij lachte. Hij antwoordde: ‘Opgedirkt persoon, knoop dit in uw oren: vanwege uw lichaam zal ik u niets meedelen voordat wij bij de keizer zijn.’ Grisandoles zweeg en zij reden door naar een kapel waar men de mis las. Grisandoles en zijn metgezellen stegen af en gingen naar de mis. Zij troffen daar een ridder aan met | |
[pagina 149]
| |
zijn schildknaap, die de vastgebonden wildeman kwam bekijken. Hij vroeg zich af wat voor schepsel hij was. Daarna gaf de schildknaap zijn heer een klap, waarvoor de jongen zich schaamde nadat hij het had gedaan. Maar het was gauw gedaan met zijn schaamte toen hij weer op zijn plaats terugkwam, die hij had verlaten toen hij bij hen ging kijken. En de ridder deed er helemaal niets aan, terwijl de wildeman geweldig lachte. [26655] Niet lang daarna kwam de schildknaap nogmaals tevoorschijn. Hij gaf zijn heer nog een dreun en weer lachte de wildeman. De ridder schaamde zich zeer, maar de schildknaap kon het niets schelen, zodra hij weer op zijn plaats zat. Nog een derde keer kwam de knaap naar zijn heer om hem te slaan. Ondertussen was de mis afgelopen. Grisandoles verliet de kerk en de ridder vroeg hem meteen wie hij was en wie degene was die hij vastgebonden meevoerde. Hij antwoordde dat hij in dienst van de keizer was: ‘Deze wildeman breng ik naar de keizer, omdat hij hem een droom moet uitleggen. Vertel mij nu eens, beste man, waarom uw schildknaap u hier drie klappen gaf en u daar helemaal niets tegen deed?’ De ridder sprak: ‘Hoe dat zit, zult u vernemen.’ Hij riep zijn schildknaap erbij en vroeg hem waarom hij hem sloeg. De jongen zei: ‘Ik zou er de verdrinkingsdood voor over hebben gehad, ik moest het doen.’ ‘Zou je mij graag nog meer slaan?’ ‘Nee heer, voor geen enkele beloning.’ Grisandoles was hier zeer verwonderd over. [26685] De ridder wilde meegaan naar het hof om het wonder te horen dat de wildeman zou vertellen. Zo reden zij samen verder. Grisandoles vroeg de wildeman waarom hij lachte toen de schildknaap zijn heer sloeg. ‘Zwijg,’ zei deze, ‘opgedirkt figuur, bedrieger die door zijn bedrog menigeen verdriet heeft gedaan en de dood in heeft gejaagd. Je bent het scherpste scheermes dat er is. Vraag mij niets voor wij voor de keizer staan!’ Grisandoles durfde na dit antwoord niet door te vragen. [26699] Zo reden zij voort tot zij in Rome aankwamen, waar al het | |
[pagina 150]
| |
volk meteen uitliep om de wildeman te bekijken. Grisandoles leidde hem voor de keizer en zei: ‘Heer, ik geef u hier in het openbaar een wildeman en u mag hem houden, want het heeft mij veel moeite gekost hem te pakken te krijgen, dat kan ik u wel vertellen.’ De keizer beloofde hem te belonen: ‘En de wildeman zal ik ook belonen als hij bij mij wil blijven.’ ‘Ja, dat wil ik,’ sprak de wildeman. ‘Hoe kan ik erop vertrouwen,’ vroeg de keizer, ‘dat je hier bij mij wilt blijven?’ ‘Dat zal ik u zeggen,’ antwoordde de wildeman, ‘ik zal het u zweren op mijn christelijke geloof.’ ‘Ben je een christen?’ vroeg de keizer snel. ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘een wildeman verwekte mij toen mijn moeder verdwaald was in het woud van Broceliande. Er kwam een wildeman naar haar toe, had gemeenschap met haar en verwekte mij daar. Daarna ontvluchtte zij hem en kwam zij weer thuis. Nadat zij van mij bevallen was, liet zij mij dopen. Toen ik groot geworden was, zocht ik het bos op, want mijn natuur deed mij veel naar mijn vader verlangen. Zo Iiep ik dan door het woud als een wildeman, door de aard die ik van hem meekreeg. Nu hebt u vernomen hoe ik christen geworden ben.’ [25735] De keizer sprak: ‘Ik zal u losmaken, als u mij hier wilt beloven mij niet te ontvluchten.’ Hij beloofde de keizer dat meteen trouw. Daarna vertelde Grisandoles de keizer van begin tot eind wat er met de wildeman gebeurd was. De keizer vroeg hem ook het nodige en nog wat andere dingen die hij graag wilde weten. Merlijn zei: ‘Ik ben niet van plan u de informatie te onthouden, maar laat eerst al uw baronnen hier komen, anders kan ik het niet vertellen. Ten overstaan van hen allen zal ik u uw droom uitleggen en nog wat meer.’ De keizer liet zijn baronnen halen, waarvan er al heel wat op het gedoe waren afgekomen. Toen zij er allemaal waren, vroegen zij de keizer waarom hij hen had laten komen. ‘In Gods naam, heren, dat zal ik u zeggen: ik heb vreemde dingen gedroomd en die zal deze wildeman mij uitleggen. Nu wil ik daaraan niets doen zonder u. Ik wil dat u het allemaal hoort, daarom heb ik u ontboden.’ Vervol- | |
[pagina 151]
| |
gens vroeg de keizer aan de wildeman: ‘Wil je mij iets vertellen overmijn droom, dan vraagikje datnu te doen.’ ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘maar laat eerst de koningin komen met al haar hofdames.’ Men liet hen allemaal halen. Toen zei Merlijn: ‘Heer keizer, u moet mij beloven, ten overstaan van al uw baronnen, dat u mij vrij zult laten vertrekken, dan zal ik uw droom voor u duiden.’ Hij beloofde het hem met al zijn mannen erbij. [26775] De wildeman zei: ‘Heer, u lag destijds bij uw echtgenote en droomde dat u een zeug met borstelhaar zag met op het hoofd een gouden kroon.’ Hij beschreef alle details verder, zoals u hiervoor hoorde. Nadat hij dat allemaal verteld had, vroeg hij: ‘Heer keizer, wat denkt u, heb ik mij ergens vergist?’ ‘Nee, helemaal niet,’ antwoordde hij. ‘Heer,’ opperden debaronnen, ‘aangezien hij dit zo goed heeft beschreven, zal hij u ook de waarheid over de betekenis van uw droom vertellen.’ ‘Zeker,’ beaamde de wildeman, ‘ik zal de droom zo duiden dat u het met eigen ogen zult aanschouwen.’ ‘Zeg het dan maar,’ zei de keizer. ‘Graag, heer,’ sprak hij, ‘luister: de zeug die u aan het begin zag, dat is uw vrouw, de keizerin, en haar lange borstelige haar staat voor haar lange slepende kleding. De kroon die de zeug op haar hoofd had, duidt de kroon van uw vrouw aan. Als u het zou willen, zou ik het hierbij kunnen laten.’ [26802] De keizer beval: ‘Kwijt u volledig van uw belofte!’ Toen vervolgde de wildeman: ‘De twaalf wolven, heer, die u uit uw kamer zag komen, dat zijn deze twaalf jonkvrouwen, die uw vrouw onderhoudt. Maar het zijn geen jonkvrouwen, het zijn allemaal mannen. Laat hen maar uitkleden, dan ziet u de waarheid. U moet heel goed weten: als u er niet bent, liggen zij steeds bij haar. Nu heeft u uw droom gehoord.’ [26814] De keizer kon geen woord uitbrengen, zo kwaad was hij dat zij vrouw hem zo ontrouw was. Hij zei tegen Grisandoles: ‘Trek deze personen al hun kleren uit. Ik wil dat mijn baronnen het aanschouwen.’ De drossaard deed dat meteen. Toen zij ontkleed waren, zag men dat het allemaal mannen waren. Dat ver- | |
[pagina 152]
| |
baasde iedereen zeer. Vervolgens vroeg de keizer de verzamelde baronnen wat hij daaraan moest doen en zij beraadden zich daar lang over. Tenslotte werden zij het erover eens dat men hen in het openbaar zou moeten verbranden, omdat zij hun heer ontrouw waren: ‘Daarom hebben zij dat zeker verdiend.’ De keizer liet het vuur gereedmaken midden op het plein. Vervolgens liet hij de handen van de keizerin vastbinden en haar met alle anderen in het vuur gooien. Hij liet haar midden in het hofverbranden. Zo nam de keizer wraak op zijn vrouw en haar minnaars. [26842] Deze gebeurtenis was groot nieuws in het hele land. Menigeen prees de wildeman en vond dat hij een geweldige waarzegger was. Nadien vroeg de keizer hem vriendelijk ofhij hem wilde vertellen waarom hij zo hard moest lachen zodra hij bij de abdij kwam, en bij de kapel waar hij lachte om de schildknaap die zijn heer sloeg. En hij lachte ook toen de keizerin de zaal binnenkwam. ‘De reden daarvoor, dat vraag ik u, wilt u mij die niet vertellen?’ Toen antwoordde Merlijn: ‘Over deze zaken, heer, zal ik u inlichten: dat ik de eerste keer lachte, was omdat ik door een vrouw gevangengenomen werd met behulp van haar slimheid en haar kracht, terwijl dat alle mannen niet lukte. U moet weten dat Grisandoles hier een van de mooiste vrouwen in uw rijk en een kuise maagd is. Bij de abdij lachte ik omdat er daar een enorme schat voor de poort ligt. Daar zaten degenen die liefdadigheid vroegen bovenop. Er lag meer rijkdom onder hun voeten dan vandaag de dag de hele abdij waard is. Grisandoles, moet u weten, die in waarheid Avengnable heet en naar een jonkvrouw is vernoemd, vroeg mij ook waarom ik lachte. Ik antwoordde haar in nogal bedekte termen en liet haar weten dat zij zich als man voordeed maar een vrouw was. Daarop sprak ik haar in het geheim aan. Alles wat ik tegen haar zei was waar, want het is waar dat veel mannen door vrouwen worden bedrogen en dat door hen veel steden verloren gaan en landen verwoest worden. Ik zeg dit echter niet omdat iets aan haar mij | |
[pagina 153]
| |
niet bevalt of omdat er enige boosaardigheid in haar schuilt. U hebt zelf ondervonden dat menigeen door vrouwen te schande wordt gemaakt, maar maak u nu verder geen verwijten over uw vrouw. Al is dit gebeurd, zij heeft het verdiend. Neem daarom geen wraak op andere vrouwen, want vrouwen die niet een of andere man kwaad berokkend hebben, zijn dun gezaaid. Zolang de wereld bestaat en verder draait, zal de vrouw steeds slechter worden. Dat komt door de zonde van de wellust, want de vrouw heeft een bepaalde gewoonte: al heeft zij de beste man van de wereld, dan meent zij nog de slechtste te hebben die er is. Dit komt door de zwakte die in de vrouw zit. Maar dat moet geen reden zijn om op alle vrouwen boos te zijn, want er zijn er nog genoeg te vinden die trouw zijn. En al bent u nu door een vrouw bedrogen, u zult een andere vinden, die het zeker waard zal zijn hier keizerin te worden. Als u mij wilt geloven, zult u er beter van worden. [26919] Er is een voorspelling die zegt dat de grote draak weg zal vliegen uit Rome en het koninkrijk Brittannië wil veroveren en onder zijn heerschappij brengen, tegen de zin van de tortelduif die de draak onder haar vleugel opgevoed heeft. Zodra de draak vertrekt om het grote Brittannië aan te vallen, zal hem een leeuw tegemoetkomen en tegen hem vechten, terwijl er een trotse en overmoedige stier bij komt, die de leeuw heeft meegebracht en die de draak dood zal steken met zijn horens. Zo zal de leeuw van zijn probleem bevrijd worden.aant. Ik zal u niet uitleggen wat het betekent dat ik verteld heb, want ik ben niet verplicht dat te duiden. Maar het zal gebeuren in uw regeerperiode, pas ervoor op en hoed u voor verkeerd advies, want daar zult u veel mee te maken krijgen in deze situatie. Vervolgens, mijn gelach bij de kapel was niet vanwege de klap die de schildknaap gaf aan zijn heer, maar dat was omdat de voet van de schildknaap boven op een grote schat stond. Hij bemerkte om die reden niet dat hij erbovenop stond. De klap duidt overmoed aan, omdat men door grote rijkdommen alles | |
[pagina 154]
| |
vergeet en niemand meer kent. Zelfs om God of de eigen moeder geeft men niets meer dan de schildknaap om zijn heer. Rijkdom maakt de mensen vals en onbetrouwbaar bovendien. En als hen iets overkomt, zweren zij God en al Zijn heiligen af en zeggen zij dat zij Hem niet dankbaar zijn voor wat Hij hun aandoet. Dat komt allemaal door de overmoed, omdat die mensen hechten aan bezit. [26965] De tweede klap waar ik om moest lachen, staat voor de rijke woekeraar, die in zijn geld baadt en zijn buren uitlacht. Hij leent geld tegen beloning en wacht af tot hij zijn klant te pakken krijgt. Dat is zijn beroep. Als hij hem in handen heeft, wil hij het zijne meteen terug hebben en dan geeft diegene hem wat hij wil. [26975] De derde klap staat voor de valse advocaten die hun buren uit afgunst in het verderf storten, omdat die mensen het overal goed doen en nergens bang voor zijn. Als de advocaten dat weten, zoeken zij valse beschuldigingen die zij hun kunnen aanwrijven en gaan zij het geding aan omdat zij wat van hun bezit willen hebben. Daarom zegt men: ‘Een slechte buur maakt zijn omgeving het leven zuur.’ [26987] Nu weet u waarom de klappen uitgedeeld werden. God, die van alles op de hoogte is, liet dit vooral gebeuren omdat Hij wilde dat de mens op dit soort dingen zou letten. De mens zou er in het vervolg de moed niet meer toe hebben, want rijkdom en bezit zijn niet anders dan de dood voor de ziel, aangezien deze zaken de mens in de schoot van de duivel brengen. [26999] Weet u waarom ik lachte toen de keizerin hier arriveerde met haar twaalf trawanten? Dat was louter en alleen om haar en haar zonde te minachten, omdat zij een prima echtgenoot had en toch met twaalf schurken omging, aan wie zij haar lichaam gaf. Zij meende dat zij dat haar hele leven zou kunnen volhouden zonder dat iemand erachter zou komen. Dat deed mij verdriet omwille van u en van uw dochter, die zeker door u verwekt is, en die, dat moet u weten, later niet naar haar moeder zal aarden. | |
[pagina 155]
| |
Nu weet u waarom ik alles op deze manier heb gedaan. Ik wil nu snel vertrekken.’ [27017] De keizer zei: ‘Blijf nog even bij mij, want ik wil weten of het waar is van Grisandoles en de schat.’ De wildeman stemde daarmee in en liet Grisandoles ter plekke voor de keizer uitkleden. Toen zag men naar waarheid dat het een prachtig mooie vrouw was. De keizer verwonderde zich uitermate hierover. Hij vroeg ook nog aan de wildeman wat hij nu moest doen, want hij had hem zijn dochter tot echtgenote beloofd, evenals de helft van zijn koninkrijk en na zijn dood zelfs alles: ‘Ik wil mijn belofte gestand doen.’ Merlijn antwoordde: ‘Ik zal het u vertellen, indien u mijn advies wilt opvolgen. U zult daar nietslechter van worden.’ De keizer zei ja en Merlijn ging door: ‘Dan adviseer ik u dat u nu Avengnable tot vrouw neemt, want zij is de dochter van Mathenes, de hertog van Salerno. Hertog Frollo heeft haar onterfd, evenals haar vader en moeder en hun zoon. Daarom zijn zij alle drie gevlucht naar een stad in de Provence. Laat hen opzoeken en hun vervolgens het erfdeel teruggeven, dat hun ten onrechte ontnomen is. Geef uw dochter dan Avengnables broer als wettige echtgenoot, aangezien hij dapper en ook knap is.’ De baronnen beraadden zich en volgden het advies van de wildeman op. [27055] De keizer vroeg hem daarna hoe hij heette en waar het hert vandaan kwam. ‘Heer, zwijg daarover, dat verzoek ik u!’ ‘Wilt u ons verder nog iets vertellen?’ vroeg de keizer. ‘Ja, heer,’ zei hij, ‘over de gekroonde, moedige leeuw en de woeste, trotse draak zal ik u op nog een andere manier vertellen, zodat u het beter zult onthouden.aant. Het is waar dat de voorspellingen overal aangeven dat het grote everzwijn van Rome, dat wordt aangeduid door de draak, de gekroonde leeuw zal aanvallen in het bloeiende Brittannië, tegen het gebod van de tortelduif met het gouden hoofd in, die zijn geliefde zal zijn. Maar de ever en zijn partij zullen zo overmoedig zijn dat zij in Gaule zullen komen vechten tegen de geweldige gekroonde leeuw, die daar met al zijn | |
[pagina 156]
| |
kinderen zal zijn. Daar zal een kind van de leeuw het everzwijn doden, zonder twijfel. Daarom raad ik u aan niet tegen het verbod van uw echtgenote in te gaan, als u haar eenmaal hebt gekroond. Houdt u zich hier niet aan, dan zal dat u vaak en ernstig schaden. Geef mij toestemming om te vertrekken, heer, want ik heb u nu alles verteld.’ [27086] De keizer gaf hem verlof om te gaan, maar voor de wildeman vertrok, schreef hij op de deur van de zaal in het Hebreeuws: ‘Ik maak aan allen bekend dat de wildeman die de droom van keizer uitlegde, Merlijn was. Hij was ook het hert dat men door de stad achtervolgde en dat tegen de keizer en Grisandoles sprak.’ Toen vertrok hij uit Rome en ging hij naar Blasius, zijn leermeester. [27099]
Merlijn vertelt Blasius over zijn avonturen in Rome, maar weet ook te melden dat koning Ban een zoon (Lanceloet) heeft verwekt die de beste ridder van zijn tijd zal worden. Blasius schrijft alles op. Arturs vijanden voeren strijd tegen de Saksen, maar weten hen niet te verslaan. Artur keert terug van het vasteland en voegt zich weer bij Leodegan in Tornas. Als Merlijn gearriveerd is, trouwt Artur met Genevere. Het bruiloftsfeest wordt onder meer opgeluisterd met een toernooi waarin Walewein en zijn jonge ridders de Tafelronde-ridders de baas zijn. 's Nachts proberen de handlangers van de andere Genevere de koningin te ontvoeren, maar Bretel en Ulfijn zijn al door Merlijn gewaarschuwd en steken er een stokje voor. Koning Loth heeft het plan opgevat de koningin te ontvoeren om haar te ruilen tegen zijn eigen echtgenote. Hij valt Artur aan als deze met zijn vrouw op weg is naar Logres. Juist op tijd komt Walewein hen te hulp. Hij steekt zijn vader van het paard en zorgt ervoor dat Loth zich met Artur verzoent. Met Genevere aan zijn zijde houdt Artur een prachtige hofdag. |
|