Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdHet gevecht tussen koning Artur en koning Rioen [LV][23493] Nu vertelt het verhaal dat koning Artur koning Rioen achtervolgde. Hij haalde hem in bij een bosje in een vallei en riep: ‘Laffe reus, schurk, draai om of u bent dood, ik ben hier maar alleen.’ Toen de gigant dat hoorde, minachtte hij Artur. Hij vond hem erg klein. Artur leek slechts een kind in verhouding tot de reus, die meteen zijn paard wendde. Rioen nam zijn strijdbijl ter hand en zijn schild, dat van het bot van een olifant was gemaakt. Koning Artur had een uiterst scherpe spies. Hij aarzelde niet, reed op Rioen af en stak hem door zijn schild en zijn maliënkolder. Hij bracht hem een wond toe aan de linkerzijde boven de heup, zodat het bloed naar beneden stroomde. Toen hij merkte dat hij gewond was, beet Rioen op zijn tanden. Zijn ogen draaiden weg van woede en hij hief zijn bijl op om koning Artur te slaan. Rioen was groot, sterk en krachtig en wel vijf meter lang. Tussen de ogen mat hij zeker twintig centimeter. Dat monster wilde toeslaan. Artur zag het en reed zo hard tegen hem aan dat zij allebei op de grond vielen. Meteen ston- | |
[pagina 142]
| |
den zij weer op, koning Artur iets eerder, want hij was jong, tussen de zeventien en achttien, terwijl koning Rioen wel tweeënveertig was. [23536] Artur trok Caliburnus, zijn goede zwaard, dat wel een brandende fakkel leek door het licht dat het uitstraalde. Hij sloeg de reus ermee, die zich met zijn strijdbijl verdedigde. Artur sloeg de bijl in tweeën, hoewel hij met ijzer omwonden was. Toen werd de reus kwaad en pakte hij een van de beste zwaarden ter wereld. Het boek zegt dat het zwaard aan Hereules toebehoorde, die er Jason mee leidde naar Colchis en het Gulden Vlies en er heel wat reuzen mee doodde in het land waar Jason zijn geliefde Medea heen bracht. Hercules leefde ten tijde van koning Adrastus en was later ook koning van de Grieken. Hij had het zwaard jarenlang in zijn bezit en daarna behoorde het aan Chodidinnus toe, de zoon van de koning van Calsedon.aant. Vervolgens ging het van erfgenaam naar erfgenaam totdat koning Rioen het kreeg, want hij was van het geslacht van Hercules. Het zwaard heette Malmiadors. Zodra Artur het zag schitteren als het zonlicht wilde hij het hebben met heel zijn hart. Hij zei dat zijn dag goed zou zijn als hij het zwaard kon veroveren.aant.[23571] Koning Rioen sprak tegen de stilstaande Artur: ‘U bent zonder twijfel zeer dapper, heer ridder, al weet ik niet wie u bent, dat u mij alleen zo ver achterna rijdt. Omdat u zo dapper bent, zal ik u een hoofs aanbod doen, dat ik niemand ooit eerder deed: geef mij uw zwaard en wapenrusting, en vertel mij hoe u heet, dan zal ik u vrij laten vertrekken, want het spijt mij u te doden, omdat u mij zo jong lijkt.’ Geërgerd antwoordde Artur: ‘Denkt u dat ik mij zomaar over zal geven, omdat u groot bent en ik klein? Leg zelf uw zwaard en wapenrusting maar neer en kom mij genade vragen en u aan mijn wil onderwerpen. Ik beloof u niets anders dan de dood!’ Daarop lachte de reus en vroeg wie hij was en hoe hij heette. Koning Artur antwoordde: ‘Als u mij wilt vertellen wat ik u zal vragen, zal ik u de waarheid zeggen.’ Dat beloofde Rioen hem meteen. Koning Artur zei: ‘Ik | |
[pagina 143]
| |
ben de zoon van Uter Pandragoen en heet Artur. Ik ben gekomen om dit land te beschermen omdat het mij toebehoort. Het is mij via een huwelijk gegeven door koning Leodegan. Al zijn leenmannen hebben het land van mij ontvangen en mij leenhulde gebracht.’ ‘Wat?’ zei koning Rioen, ‘bent u koning Artur, de zoon van Uter Pandragoen die Hengist doodde?’ ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘en nu wil ik weten wie u bent en hoe men u noemt.’ [23616] ‘Ik zal het vertellen: ik heet koning Rioen en al het land behoort mij toe tot aan het gebied van de heidenen. Ook aan de andere kant zou het land van mij zijn als men er overheen kon gaan, maar dat kan niet zolang het verschrikkelijke beest daar verblijft. Er is daar een grenssteen die Judas daar neergeworpen heeft omdat hij het land tot dat punt veroverd had. De oude mannen zeggen dat zodra de grenssteen wordt verwijderd alle avonturen van Logres voorbij zullen zijn. Degene die de steen wegneemt, moet hem in de afgrond van Sathaniëaant. werpen, zodat hij nooit meer wordt gezien. Hij is van zodanige aard dat dat moet gebeuren. Nu weet u wie ik ben en hoe ik heet, maar ik zeg u ook dat ik niet meer zal eten zolang u leeft, want u heeft mij het leed aangedaan dat ik verjaagd ben. Dat komt allemaal door u en daarom zal ik mij hier en nu op u wreken.’ [23646] ‘Mijn God,’ sprak Artur, ‘dat wordt hongerlijden. Wees ervan overtuigd dat ik door uw hand niet zal sterven. Ik daag u uit: als u zo dapper bent, wreek u dan maar!’ Woedend kwam de reus op Artur af. Met zijn zwaard sloeg hij een stuk van zijn schild af. Artur reed op hem af en sloeg door zijn helm en hoofdkapje heen, zodat hij hem verwondde. Als het zwaard niet was gedraaid, had Rioen de wereld terstond verlaten. Toen de reus deze wond voelde, werd hij razend van woede. Hij reed naar Artur toe en wilde hem met zijn armen grijpen, maar Artur was hem te snel af en ontsnapte. [23667] | |
[pagina 144]
| |
Ondertussen arriveren er hulptroepen ter plaatse. Artur en Rioen komen in een groter gevecht terecht. Als zij elkaar weer tegenkomen, slaat Rioen Arturzo hardop zijn schild dat zijn zwaard daarin blijft steken. Rioen vlucht dan weer weg. Artur is blij met het zwaard dat hij in zijn bezit heeft gekregen en laat het trots aan Ban en Bohort zien. Tijdens de nachtelijke schermutselingen krijgt hij alle kans ket uit teproberen. Het bevalt hem veel beter dan Caliburnus. Koning Amant mengt zich in de strijd, maar koning Bohort rekent met hem af. Gedurende die gevechten creëert Bohorts tovenaar-broer Gwinebant de magische dans en het zelf-schakende schaakbord. Deze wonderlijke avonturen zullen blijven bestaan tot er een ridder komt die nooit tegen de liefde zondigde. Bohort, Ban en Artur verlaten Leodegan omnaar Bredegan te gaan. Daar ontmoet Artur Walewein en de jongelingen. Zij worden tot ridder geslagen en krijgen twaalf prachtige zwaarden uit de schat die op aanwijzing van Merlijn is gevonden. Artur maakt Walewein zijn ‘conincstavel’ en geeft hem het zwaard uit de steen, Caliburnus [Excalibur]. Merlijn gaat weer even bij Blasius langs. In Bredegan ontmoet Merlijn Morgaine, die hij in de nigromantie onderwijst. Met Ban en Bohort, de ridders van de Tafelronde en de jonge ridders gaat Artur naar het vasteland. Zijn leger verslaat dat van Claudas en Frollo, zodat de belegering van Trebes [dat bij de Loire ligt] ongedaan gemaakt wordt. Met name Walewein verricht heldendaden in de gevechten. Merlijn zoekt zijn geliefde weer op. Ditmaal leert hij haar hoe zij mensen in slaap kan toveren. |
|