Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdOver de voorspellingen die Merlijn aan koning Artur doet [XXIX][11355] Het verhaal vertelt nu verder: toen koning Artur had vernomen dat de zes koningen gevlucht waren, liet hij op Merlijns advies royaal de buitgemaakte goederen verdelen. Daarna reed hij naar Cardoel. Aldaar ontbood hij snel soldaten van waar hij hen ook maar vinden kon. Hij schonk hun, wederom op aanraden van Merlijn, met gulle hand kostbare kleding en paarden, goederen en geld. Zij zwoeren vervolgens dat zij hem nooit in de steek zouden laten, al moesten zij voor hem sterven. Zo haalde koning Artur zijn manschappen bij elkaar uit alle mogelijke steden door middel van grote geschenken en door zijn grote goedheid en barmhartigheid. U moet weten dat het boek ons op veel plaatsen meedeelt dat hij een van de beste en barmhartigste koningen was die men vinden kon. [11379] | |
[pagina 89]
| |
Hij liet zijn burchten en steden versterken. Daarna ging hij naar Logres, naar de stad die nu Londen heet, en gaf renten en landerijen aan de mensen die dat waard waren. Op de dag van Onze-Lieve-Vrouwe in september [Maria's geboorte: 8 september] hield hij daar hof. Door vriendelijke woorden en geschenken bereikte hij dat al zijn onderdanen hem liefhadden en hem nooit ontrouw werden. Later gebeurden er dingen waarbij hij hen nodig had en zij hem als dappere helden hielpen. Dat zult u hierna wel horen. Toen hij had bewerkstelligd dat alle gewone mensen van hem hielden, sloeg hij eigenhandig tweehonderd dapperen tot ridder. [11402] Artur voorzag zijn kastelen en steden nu goed van voedsel en manschappen. Merlijn nam de koning en zijn raadgever Ulfijn apart en zei: ‘Heer, ik wil u nu inlichten over mijn levenswijze. Heer, in Northumberland woont een heilige kluizenaar in een onherbergzaam oord. Die goede man is mijn grote vriend in alle nood. Hij redde het leven van mijn moeder.’ Daarop vertelde hij wat er met zijn moeder was gebeurd, dat men haar verbranden wilde, en ook over koning Vortigern, die hem liet zoeken omdat zijn toren tot zijn ergernis steeds instortte. Daarna vertelde hij hem over Ambrosius die later Pandragoen genoemd werd vanwege een draak, die hij altijd als wapenteken voerde. Men noemde hem daarom Pandragoen in Bourges in Berry, waar hij werd opgevoed. Vervolgens vertelde Merlijn Artur hoe hij aan Uter en Pandragoen de grote strijd te Salisbury voorspelde, waarin Pandragoen zou sterven, en ook hoe hij een goede verstandhouding had met Arturs vader Uter Pandragoen en hoe hij hem met Arturs moeder naar bed liet gaan in Tintagel en hem eruit liet zien als de hertog, haar echtgenoot. ‘Aldus, heer koning, werd u verwekt met de hulp van toverkunst.’ [11444] Hij legde hem ook heel duidelijk uit hoe Ulfijn het huwelijk en de vrede arrangeerde, en hoe hij zo de dood van de hertog goedmaakte, en ook dat zijn moeder voor hij geboren werd vijf mooie en geliefde dochters had gekregen. Drie van hen werden | |
[pagina 90]
| |
door de hertog verwekt en twee door haar eerste man. Een van de dochters is getrouwd met koning Loth, de tweede met koning Neutres, de derde met koning Uriëns, de vierde met koning Brandens, die ook de vader is van Anguisant. De vijfde zuster woont in een klooster in een fraaie streek, waar zij astronowie heeft geleerd. De vrouw van koning Loth heeft vijf zonen. Een van hen verwekte hij bij haar in Londen, toen Artur nog een schildknaap was. ‘De oudste van de vijf heet Walewein. Hij zal de trouwste man zijn die ooit is geboren en de beste, en degene van wie u het meest zult houden, want hij zal uw aanzien vergroten en u eren zolang hij zal leven. Hij zal voor u uw land veroveren en al uw baronnen verslaan. Door de vrees die hij en u uw tegenstanders zullen inboezemen zult u alles te boven komen, met de hulp van zijn broers. Koning Uriëns heeft een zeer knappe zoon die Ywein heet, heer. Hij zal qua ridderlijke deugden op zijn neef Walewein lijken. Het kind van koning Neutres heet Galescins, zo kan men in de bron vinden. Deze jongelingen zullen u tot in de dood dienen en u zult hen eigenhandig tot ridder slaan. Vervolgens zullen zij als groep menig edelman aan u onderwerpen. Vanwege uw grote verdiensten zullen zij u allemaal dienen. [11494] Aan de andere kant van het Kanaal, overzee in Bretagne, wonen twee koningen die broers zijn en twee mooie zusters als vrouw hebben. Deze twee koningen zijn uw leenmannen. De oudste heet koning Ban van Bonewick en de ander koning Bohort van Gaunes. Zij zullen later kinderen krijgen die zullen behoren tot de besten onder de zon. De twee broers hebben een kwaadaardige en gemene buurman aan wie het land Deserte toebehoort en die hun nog grote schade zal berokkenen, maar hen nu tot zijn grote verdriet nog niet de baas is. De twee broers zijn zo goedhartig en trouw dat men in de hele wereld geen betere edelen zou kunnen vinden. Daarom wil ik, heer,’ sprak Merlijn, ‘dat u hen naar het hof ontbiedt, zodat zij naar Londen komen en u met hen kunt kennismaken. Laat hen met | |
[pagina 91]
| |
Allerheiligen [1 november] in Londen komen en nodig dan ook al uw onderdanen uit. Sommigen zullen met goede bedoelingen komen en sommigen met minder goede, waar de koningen Bohort en Ban, die twee zo goede en trouwe mannen, zullen uit loyaliteit komen. Maak dan met hen kennis en geef hun op royale wijze geschenken. Bied hun uw diensten van harte aan, dan zullen zij u leenhulde doen. Als uw hofdag voorbij is, vertel hun dan dat u naar Carmelide wilt gaan, naar koning Leodegan, en vraag hun u te vergezellen. Zij zijn dappere en trouwe baronnen, die u wel nodig zult hebben voor u daarvandaan terugkomt. Daarna zult u hen hier beter kunnen gebruiken dan ooit tevoren, want de baronnen van dit rijk zullen het gehele land opeisen, zodat u er niet in kunt. Zij zullen u echter geen leed of schade kunnen berokkenen, omdat deze twee koningen dat zullen voorkomen door u dapper te helpen. [11553] Ook wil ik dat u weet dat het mijn gewoonte is in de bossen te verblijven. Dit heb ik van nature, door de vader die mij verwekte, want hij hield er niet van in gezelschap te zijn van mensen die van God houden. Maar meer nog dan om zijnentwille ben ik er graag vanwege Blasius, die een zeer goed mens is. U kunt er overigens van verzekerd zijn over mij te kunnen beschikken wanneer u mij waar nodig hebt. Ik zal altijd voor u klaarstaan. U zult mij dikwijls een andere gedaante zien aannemen dan ik nu heb. Ik zal u vertellen waarom: ik wil niet dat de mensen mij herkennen als ik met u kom spreken. Tenslotte wil ik dat u mij, als een waardig koning, op de heiligen zweert dat u nooit iets zult doorvertellen dat u in vertrouwen van mij verneemt. Als u er iets van doorvertelt, zult u dat berouwen.’ [11578] De koning zwoer hem niets te zullen doen dat hem zou belemmeren, schaden of op de een of andere manier tegenwerken. Merlijn beloofde hem zijn vriendschap en zei dat hij hem voortaan altijd zou dienen, zodat men hem daarvoor dankbaar zou zijn. Zo werden de vriendschap en het geven van hulp en advies bevestigd. [11589] | |
[pagina 92]
| |
Er was groot feest in de goede stad Londen omdat de nieuwe koning mild en goed was. Allen zeiden dat zij nog nooit zo'n goede man hadden gezien en dat was zeker waar: hij was de beste van het aardrijk en de dapperste en vrijgevigste. Toen lieten de burgers van de stad een quinteinaant. Oprichten, waarop de nieuwe ridders met de lans af reden. Ik vertel u dat het feest wel acht dagen duurde. De koning bereidde zich voor op het houden van zijn hofdag ter plaatse en op zijn vertrek nadien. Hij nodigde iedereen die land in zijn bezit had uit om dat opnieuw van hem in leen te ontvangen. [11608]
Ook de koningen Ban en Bohort komen naar Arturs hof, samen met hun broer Gwinebant, een tovenaar die al snel vriendschap met Merlijn sluit en veel van hem leert. Er wordt een groot toernooi gehouden, waar er worden ook strijdplannen gesmeed. In het geheim worden hulptroepen van het vasteland opgeroepen. De tegenstanders van Artur voeren openlijk strijd met hem, maar worden op hun beurt aangevallen door de Saksen. Een eerste grote slag tegen de tien koningen wordt door Artur gewonnen, dankzij allerlei krijgslisten van Merlijn en dankzij de dappere daden van Ban en Bohort. Na de strijd gaat Merlijn naar zijn biechtvader Blasius om verslag uit te brengen. Blasius tekent alles op in zijn boek. |
|