Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdHoe Merlijn Arturs vijanden met toverkunsten op de vlucht joeg [XXVIII][10997] Het verhaal vertelt vervolgens dat aartsbisschop Brixes bij de kantelen van de burcht ging staan. Artur liet zich de wapens aangorden en beval zijn mannen de paarden te bestijgen, terwijl Merlijn voor Artur een prachtige draak, waarvan veel zou afhangen, bovenop een lans liet vastmaken. De draak was helemaal rood en uit zijn bek kwamen vlammen en vuur. Hij had een geweldige lange, dunne, kronkelende staart. De draak was helemaal van zilver. Men wist niet waar hij vandaan kwam, maar hij was heel licht. Merlijn liet hem op een schacht zetten. Iedereen verbaasde zich over de draak. Toen gaf de koning de drakenlans aan Keye, zijn hofmaarschalk, en vanaf dat moment was hij de heer van de vaandeldragers. Daarna waren al Arturs mannen klaar. De ruiters wachtten op de anderen. [11022] Vanaf de andere kant kwamen de edelen het paleis belegeren. Zij sloegen hun tenten op in het grote en vlakke omringende veld. De bisschop vroeg hun wat zij zo geheel bewapend kwamen doen: ‘Vertel mij dat eens.’ Zij antwoordden: ‘Wij zíjn gekomen om deze toren te veroveren, want wij willen niet dat iemand anders hem in bezit heeft.’ Toen deed de bisschop hen in alle ernst in de ban. In Gods naam vervloekte hij allen die het land dat Artur als koning regeerde enige schade zouden willen berokkenen. De baronnen zeiden vervolgens dat zij zich niets van zijn banvloek aantrokken, maar Artur waar zij maar kon- | |
[pagina 84]
| |
den zouden aanvallen en hem het land uit zouden jagen. Als zij hem in handen kregen, zou hij de dood niet ontsnappen. Toen Merlijn hun dreigementen hoorde, voerde hij een toverkunst uit waarmee hij alle tenten en paviljoens deed ontvlammen. Dat maakte de baronnen bang. Zij raakten in paniek omdat zij niet wisten hoe zij uit hun tenten moesten ontsnappen. Hevig bevreesd liepen zij naar het veld. Menigeen verbrandde. [11061] Meteen riep Merlijn: ‘Doe de poort open en val aan!’ Er was groot kabaal op het veld. Artur hoorde dat en trok de poort uit met zijn schild om de hals en zijn helm op het hoofd. Zijn goedbewapende mannen volgden hem snel en vielen de vijand dapper aan. Er was geen tegenstander die niet op de vlucht sloeg. De baronnen wisten echt niet dat er zoveel mannen bij de koning in de toren waren, die hen nu met de lans dapper aanvielen en zeer velen doodden. Zij waren, dat vertel ik u, nog erg van hun stuk door het vuur. De mannen van de koning konden in de strijd doen wat zij wilden; veel tegenstanders werden gedood. De koning werd daar zo goed op de proef gesteld dat iedereen zich over zijn daden verbaasde. Hij stak ridders met paard en al neer. Alles wat op hem af kwam ging tegen de vlakte en niemand kon voor hem standhouden. Dit maakte de andere vorsten woedend. [11089] Zij trokken zich aan de zijkant terug en zeiden dat het een blamage zou zijn als Artur hun zou ontsnappen. ‘Wij zijn immers uitermate goede ridders en ook nog onderling verbonden door vriendschap en familiebanden.’ Koning Neutres sprak: ‘Ik zal hem aan u uitleveren, dood of levend. Als hij gedood wordt, is onze strijd voorbij en kunnen wij een ander koning maken.’ ‘Val hem aan!’ riepen de baronnen. ‘Als u ons nodig hebt, zullen wij u te hulp komen.’ Koning Neutres, een sterke, grote en goedgebouwde ridder, ging op Artur af. Hij was jong en werd hoog geacht. Met in zijn hand een scherpe speer reed hij in het strijdgewoel recht op koning Artur af. Deze wendde zijn paard zo snel mogelijk in Neutres' richting. Hij droeg een | |
[pagina 85]
| |
ruwhouten lans met een gepolijste ijzeren punt, die men hem daar juist had gebracht. Hij gaf zijn paard de sporen en reed zo hard hij kon op Neutres af, tot ieders grote bewondering. Zijn mannen hielden hun hart vast, want zij wisten dat koning Neutres groot en sterk was. Zij baden God innig dat Hij Artur nu zou beschermen. [11124] Zij botsten met zo'n kracht op elkaar dat hun schilden braken. Koning Neutres versplinterde zijn lans op koning Artur, terwijl Artur hem op zijn beurt zo door de schouder stak dat hij ter aarde stortte en onder zijn paard terechtkwam, met zijn benen in de lucht maar verder niet gewond. Dit maakte koning Loth erg boos, want hij was Neutres' verwant: zij waren met twee zusters getrouwd. Hij gaf zijn paard de sporen en reed op koning Artur in, die met zijn speer in de hand nog ter plaatse was. Hij zag koning Loth aan komen stormen en reed zo hard hij kon op hem af, met weinig ontzag voor Loths kracht. Zij botsten hard en staken elkaar met hun lansen zodat die braken. Bij de passage raakten zij elkaar met de helmen, de schilden en de lichamen zo hard dat koning Loth op de grond viel en daar ondersteboven bleef liggen. Artur bleef in het zadel, maar hij zag sterretjes. Het werd een groot strijdgewoel van beide partijen, want het leger dat met de koningen meegekomen was, deed zijn uiterste best om Loth en Neutres te ontzetten, terwijl degenen die bij Artur hoorden zich inspanden om hen gevangen te nemen. In deze schermutseling raakte menigeen gewond. De baronnen en hun mannen kregen het uiteindelijk voor elkaar dat zij het tweetal redden en daarna weer te paard hielpen. [11169] Ondertussen was koning Artur weer bijgekomen. Hij trok zijn zwaard en ging ten strijde. Het scheen allen toe dat zijn zwaard zoveel licht gaf dat het leek alsof er dertig toortsen aangestoken waren. Dit was het zwaard dat hij uit het aambeeld had getrokken. De letters die erop stonden, zeiden: ‘Dit zwaard heet Caliburnus.’aant. Dat is Hebreeuws en betekent (en dat geldt | |
[pagina 86]
| |
ook voor de naam in het Diets) dat het zwaard staal en ijzer kan doorsnijden, zoals men hierna zal merken. [11184] Met het zwaard sloeg Artur in het hevigste strijdgewoel meteen een ridder de schouder af, zodat deze ver van het lichaam wegvloog. Zijn slag was zo geweldig dat hij de ridder doorsneed en ook de zadelplaat en de rug van het paard, zodat ridder en paard op de grond vielen. Alle tegenstanders die dat zagen, raakten in paniek. Zij werden bang vanwege die klap en vluchtten weg. Zo bleef hij slagen uitdelen en wonderen verrichten. Hij velde en doodde daar velen. Door enorme angst bevangen vluchtten allen voor hem weg. Er was niemand die hem durfde opwachten, iedereen maakte plaats voor hem, zeg ik u. [11206] Toen de zes koningen de wonderbaarlijke slagen zagen die Artur hun manschappen in toenemende mate toebracht, werden zij ongerust en woedend op de koning. Zij besloten: ‘Laten wij allemaal samen op hem afgaan en hem op de grond werpen, anders winnen we dit nooit.’ Dat beloofden zij allemaal. Zij pakten grote lansen en staken daarmee krachtig in op Arturs schild en borstharnas, maar Artur weerde zich duchtig en zijn wapenrusting was zo sterk dat die alle steken doorstond. Zij vielen hem echter zo hard aan dat zij hem met paard en al op de grond wierpen en over hem heen reden. Daarna sloegen zij op hem in. Arturs hofmaarschalk Keye kwam er met Auctor en Ulfijn snel op af om hem te beschermen tegen de zes koningen die hem aanvielen. Keye stak koning Anguisant, de neef van koning Artur, met zijn lans door het harnas in de schouder, zodat hij bewusteloos van zijn paard viel. Auctor stak koning Carados in de borst, zodat het ijzer moeiteloos door de zijkant van zijn harnas ging en hij bewusteloos neerviel. Ulfijn en koning Neutres reden hard op elkaar af en vielen allebei ter aarde met hun paarden erbovenop. Koning Ydier en Bretel braken de speren op elkaar. Zo bleef alleen koning Loth over als aanvaller van Artur, die zich verweerde maar onder hem op de grond lag. Koning Loth gaf hem daar heel wat klappen op | |
[pagina 87]
| |
zijn helm en achterhoofd, zodat hij bewusteloos raakte. [11260] Hofmaarschalk Keye zag dat zijn heer op de grond lag en door zijn tegenstander werd belaagd. Hij reed eropaf en sloeg koning Loth zo hard dat deze moest buigen in het zadel. Hij gaf hem vervolgens zo'n klap dat Loth niet meer wist waar hij was en wel op de grond moest vallen. Beide partijen kwamen daarheen om hun ridders te beschermen. De strijd werd uitgebreid en hevig en menigeen liet het leven. Arturs mannen slaagden erin hem weer op zijn paard te zetten en ook de tegenstanders hielpen hun aanvoerders weer in het zadel. Voor het zover was, leden zij echter grote verliezen, want de gewone mensen uit de stad vielen hen aan met knuppels, met haken, met van alles, met ijzeren hooivorken en met bogen. Het lawaai was enorm waar zij hen aanvielen, omsingelden en doodsloegen; mannen en paarden, klein en groot, niemand werd ontzien. Wie er ook maar voor hun voeten kwam, of het nu een koning of een ridder was, zij sloegen iedereen dood met hun bijlen en knotsen. Niemand durfde bij hen in de buurt te komen. Het liep slecht af met wie in hun handen viel. Zij beroemden zich erop dat zij liever wilden sterven dan dat zij iemand koning Artur enig leed lieten berokkenen. Zij vielen de zes koningen en hun leger zo fanatiek aan dat deze allemaal moesten vluchten. Dit was voor hen een grote schande. Zij zwoeren dat zij geen vreugde meer zouden kennen en niets anders wilden hebben om hun wraak te volbrengen dan het hoofd van Artur, dat vertel ik u. [11307] Koning Artur was verhit en boos vanwege de gebeurtenissen en reed achter de koningen aan, zo ver voor zijn mannen uit dat hij koning Ydier inhaalde. Hij hief zijn zwaard en wilde Ydiers hoofd kloven, maar zijn paard ging te snel, zodat de slag op het paard van koning Ydier terechtkwam en het onthoofdde. Man en paard vielen op de grond. Koning Ydiers verwanten vreesden het ergste. Zij dachten dat hij gewond geraakt was en keerden terug om hem te redden. De strijd was hevig, want zij wilden hem graag ontzetten en koning Arturs mannen wil- | |
[pagina 88]
| |
den hem gevangennemen. De zes koningen verloren veel manschappen daar, want Artur sloeg er heel wat dood en liet met zijn zwaard menig paard ter aarde storten. Hij zat helemaal onder het bloed. Zijn paard, schild en hele wapenrusting waren bedekt, zodat men geen wapenteken meer kon zien. Toch werd koning Ydier gered en in het zadel gezet. Zo reden Arturs tegenstanders vernederd weg. Artur vierde de teugels niet, maar achtervolgde hen en joeg hen op. Zij ontsnapten hem echter allemaal. [11342] De zes koningen leden zware schade: behalve de manschappen die omkwamen, verloren zij hun wapenrustingen in het vuur dat de tenten verwoestte. Alleen het gouden en zilveren vaatwerk dat hun toebehoorde bleef grotendeels gespaard. Het werd door koning Artur in beslag genomen. Aldus werd de veldslag beëindigd. [11351] Nu zult u horen over Merlijns voorspellingen en over koning Artur. |
|