Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Lodewijk van Velthem, Het boek van Merlijn
| |
[pagina 77]
| |
Over een hof dat koning Artur in Cardoel hield, waar koningen, hertogen en vorsten bijeenkwamen [XXVII]
| |
[pagina 78]
| |
hen eervol, zoals een jongeling dat doen zou. Hij gaf hun grote en kleine geschenken, passend bij ieders status. [10460] Toen de hoge heren de geschenken zagen die koning Artur hun gaf, waren zij verontwaardigd en zeiden zij dat zij wel gek zouden zijn indien zij zo'n knul, van zo lage afkomst, de macht over hen lieten uitoefenen en lieten regeren: ‘Hij zal niet lang koning en heer zijn over het hele land Logres.’ Zij weigerden vervolgens de geschenken en lieten Artur weten dat zij hem niet als koning of vorst beschouwden en dat zij er grote spijt van hadden dat zij hem hadden laten wijden en leenhulde hadden gebracht. Hij moest goed begrijpen dat zij niet meer naar zijn hof zouden komen om hem te eren of gunsten te bewijzen, maar om hem te onteren, van de troon te stoten en het land uit te jagen, zodat hij het zou verlaten om er nooit meer terug te komen. Als hij het land niet verliet, zouden zij hem doden. Hij zou niet kunnen ontsnappen. Koning Artur zorgde er vervolgens voor dat hij veilig was, want hij vreesde verraad. Daarom verdaagde men het hof voor een periode van veertien dagen, waarin de een de ander niets zou doen. [10493] Niet zo lang daarna arriveerde Merlijn ter plaatse. Hij vertoonde zich aan de mensen, omdat hij wilde dat men hem zag. Toen stak het gerucht de kop op dat Merlijn in de stad was. Zodra de hoge heren dat vernamen, lieten zij hem ontbieden om met hen te komen praten. Hij deed dat graag, zeg ik u, en zij heetten hem van harte welkom. Zij namen hem mee naar een groot en prachtig paleis buiten de stad aan een rivier, gelegen in een buitengewoon prachtige weide. Boven in het paleis kon men vanuit de ramen de weiden en kruidenvelden, wouden en bomen rondom Cardoel zien. [10514] In de zaal vroegen de baronnen Merlijn wat hij vond van de nieuwe koning die de aartsbisschop en de gewone mensen eendrachtig benoemd hadden. Merlijn antwoordde dat zij dat terecht gedaan hadden. ‘Wat?’ riepen de heren uit, ‘wat zegt u? Zijn hier dan geen edele baronnen die beter geschikt zouden | |
[pagina 79]
| |
zijn voor het koningschap dan deze knaap van wie men niet weet waar hij vandaan komt?’ Merlijn antwoordde: ‘U vertelt de waarheid, bijna niemand weet wie hij is; toch is hier niemand even edel of vooraanstaand, wees daarvan verzekerd, noch meer waard koning te zijn of meer waard zoveel eer te ontvangen als God Artur hier nu geeft. Ik wil dat u weet dat hij niet Auctors zoon is, noch de broer van Keye, al voedden Auctor en zijn vrouw hem wel op.’ ‘Merlijn, wat vertelt u nu?’ zeiden de baronnen, ‘vroeger geloofden wij meer van wat u zei dan nu.’ Merlijn zei: ‘Heren, verzoek de jonge koning naar u toe te komen en geef hem vrijgeleide daartoe, samen met Ulfijn en met Auctor, die de koning van kleins af opvoedde. Uit hun woorden zult u kunnen opmaken hoe Artur bij hem gekomen is.’ Daarop zeiden de baronnen: ‘Wij zullen doen wat u ons adviseert: laat de koning met Ulfijn en Auctor hier komen.’ Men gaf Bretel opdracht de boodschap over te brengen. Merlijn droeg hem op ook de aartsbisschop van Logres mee te nemen. [10560] Bretel kwam bij Artur en zijn vrienden. Hij vertelde dat de baronnen de koning onder vrijgeleide ontboden, evenals zijn vader Auctor en de aartsbisschop. Zij antwoordden dat zij daaraan graag gehoor gaven. Toen ging Bretel naar Ulfijn en droeg hem op snel te komen, aangezien Merlijn en de baronnen hem ontboden en hem nodig hadden. Ulfijn was blij dat Merlijn aanwezig was, omdat Merlijn de heren alles over Artur, over wat er met hem gebeurde, zou vertellen en hen zou inlichten. Ulfijn, Auctor, de bisschop en de koning gingen vervolgens met Bretel naar de baronnen en Merlijn in het paleis. Dat verheugde hen, kan ik u vertellen. Ulfijn liet Merlijn weten dat hij blij was hem te zien. Koning Artur droeg een wapenrusting met een kort borstharnas onder zijn kleren. [10588] Bij de baronnen troffen zij veel nieuwsgierigen aan, die gekomen waren om te vernemen wat Merlijn over de koning zou vertellen. Omdat de koning gewijd was, stonden zij voor hem op, en ook omwille van de bisschop, anders waren ze gewoon | |
[pagina 80]
| |
blijven zitten. Iedereen nam weer plaats, maar de bisschop bleef staan en zei: ‘Heren, in Godsnaam, heb medelijden met de christengemeenschap, opdat zij niet verloren gaat vanwege uw door twist en boosheid ingegeven daden, want het zou ons allen te schande maken als men dat in enig land zou vernemen. Ieder van ons is slechts een mens en na dit leven is de rijke man net zo dood als de arme.’ Nadat de bisschop dit gezegd had, lieten de heren weten dat zij wilden horen wat Merlijn te vertellen had, daarna mocht de bisschop rustig doorgaan met zijn preek: ‘Merlijn heeft ons een van de grootste wonderen verteld die wij ooit meemaakten.’ De bisschop zei: ‘Dat wil ik horen.’ [10618] Terwijl de bisschop ging zitten, stond Merlijn op en zei: ‘Heren, ik heb u beloofd nu te vertellen wie Artur is, want u zegt dat u niets weet van hem en van zijn afkomst. Ik vertel u dat Artur, de koning die hier in uw midden zit en de kroon eerder kreeg, de zoon is van Uter Pandragoen, die hem verwekte bij Ygerne in de nacht dat op dezelfde plaats de hertogaant. werd gedood. Diezelfde ochtend kwam Uter Pandragoen bij zijn mannen, nadat de hertog doodgeslagen was, en toen zei ik meteen tegen de koning: “Heer, ik heb u een grote dienst bewezen, zoals God weet. Nu wil ik dat u mij het kind dat Ygerne draagt, zult geven.” De koning beloofde: “Ik geef het u graag.” Hij bezwoer mij dat hij, op het moment dat het kind geboren zou worden, al het mogelijke zou doen om het mij te geven. Hij gaf mij een brief dienaangaande en hing daar zijn zegel aan. Ulfijn, zijn raadsman, heeft die brief nog. Hij zwoer net als de koning dat hij zich daaraan zou houden. Daarna, toen Ygerne zwanger bleek en de koning haar gekroond had, gebeurde het regelmatig dat de koning tegen haar zei dat het zijn kind niet was, noch dat van de hertog, en daarmee deed hij haar grote schande aan. Toch vertelde zij hem precies de waarheid over wanneer het kind verwekt was en in welke nacht, al wist zij niet zeker wie het verwekte. Toen wist hij wel dat het zijn kind was en van niemand anders. Daarna hield hij zeer veel van haar. Hij verleende haar veel waardigheid | |
[pagina 81]
| |
en eer, maar zei wel: “Vrouwe, aangezien het mijn kind niet is, zou het niet terecht zijn als het iets zou erven in dit land en koning zou worden na mijn dood. Daarom,” zei de koning, “vraag ik u, opdat u mijn genegenheid zult behouden: geef het kind onmiddellijk na de geboorte aan de eerste man die in de zaal zal komen en het zal opeisen.” De dame zei: “Ik zal alles doen wat u mij gevraagd heeft.” 's Avonds na de geboorte werd het kind aan mij gegeven. Toen bracht ik het naar deze goede man, Auctor, die hier voor u staat. Ik vroeg hem het kind de borst te laten geven door zijn vrouw, die kort daarvoor was bevallen van een zoon die Keye heette. Auctor deed dat en liet zijn eigen kind Keye vanaf dat moment door een andere vrouw zogen, omdat Uter Pandragoen hem, voordat ik het kind bij hem bracht, had verzocht alles voor het kind te doen wat ik hem opdroeg. Auctor deed destijds wat ik wilde. Hij liet het kind dopen en Artur noemen. God vergeet zulke dingen niet en beloont de goede daden van een moeder en vader via hun erfgenamen en nakomelingen. U moet ook weten dat God de steen en het zwaard zond om te bepalen wie waardig zou zijn koning te worden: onder uw aller ogen toonde God onmiskenbaar dat Artur het koninkrijk waardig was. Wees ervan verzekerd dat ik u in genen dele heb voorgelogen. Vraag het maar aan Ulfijn en aan Auctor, die Artur opvoedde, want zij weten zeker dat dit alles waar is.’ [10713] Toen vroegen de baronnen hun of het zo was als Merlijn vertelde. Zij zeiden: ‘Hij vertelde niets dan de waarheid van begin tot eind en heeft geen woord gelogen.’ Ulfijn toonde vervolgens de briefen zei: ‘Heren, kijk: dit is de brief die Uter Pandragoen aan Merlijn gaf.’ Daarna nam de aartsbisschop, die zeer ingenomen was met wat hij had vernomen, de brief ter hand en las hem voor, terwijl alle baronnen luisterden om de brief goed te kunnen begrijpen. Precies wat Merlijn verteld had, vond men in de brief beschreven, niets meer of minder. [10730] De gewone mensen en de geestelijken hoorden de aartsbisschop deze woorden voorlezen en namen ze zeer ter harte. Zij | |
[pagina 82]
| |
vervloekten iedereen die de koning een strobreed in de weg zou leggen of zou tegenstreven, waar dan ook. Toen de baronnen vernamen dat de gewone mensen en de geestelijken partij kozen voor Artur, zeiden zij dat zij zich daar niets van aantrokken omdat het allemaal bedriegerij van zijn kant was: ‘Moge God nooit toestaan dat iemand die buitenechtelijk verwekt is over ons zal heersen.’ Zij voegden daar nog heel wat onhoofse woorden aan toe, die ik u niet wil vertellen, en zij zeiden, dat zeg ik u wel, dat nimmer een bastaard koning over hen zou worden of over hen zou regeren. Zij wilden absoluut niet dat hij koning over het goede en hoogstaande rijk van Logres zou worden. Daarop sprak de aartsbisschop: ‘Wie anders zou er koning moeten worden dan deze man die God daartoe heeft uitverkoren boven alle aanwezigen? Het kan tegen uw zin zijn, maar God zal Artur beschermen in het koninkrijk dat Hij hem toevertrouwd heeft. Geen levende ziel zal hem tegen Gods wens daaruit kunnen verdrijven.’ [10766] Zodra de baronnen begrepen dat het gewone volk en de geestelijkheid samen tegenover hen stonden, zeiden zij tegen hen allen dat zij nooit en te nimmer zouden toestaan dat Artur hun koning zou worden, ongeacht wie Artur ook in bescherming zouden mogen nemen. Zij verklaarden Artur en degenen die hem steunden de oorlog. Vervolgens gingen zij naar hun verblijven om zich te bewapenen. Koning Artur ging terug naar zijn toren. Hij riep alle manschappen onder de wapens. Dat waren zevenduizend mannen - geestelijken en gewone mensen. Men telde 340 arme ridders, die hij strijdrossen, rijpaarden en geld had gegeven en die zwoeren hem tot de dood bij te staan. [10788]
Artur maakt zich met zijn getrouwen op voor de strijd. Hij verzoekt Merlijn de rol van raadsheer, die hij bij Uter had, meer op te pakken. Merlijn adviseert de jonge koning steun te zoeken bij koning Leodegan van Carmelide. Aan diens hof hebben de ridders van | |
[pagina 83]
| |
Uters Ronde Tafel zich teruggetrokken. Leodegan heeft veel problemen met koning Rioen, die al zoveel koningen heeft verslagen dat hij van hun uitgerukte baarden een mantel heeft kunnen maken. Ook heeft Leodegan een huwbare dochter. Maar vóór Artur naar Carmelide kan gaan, moet hij het beleg van zijn stad doorbreken. Merlijns toverkunsten worden daarbij ten volle ingezet. |
|