Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdOver de steen waar het zwaard in stak en over hoe koning Artur tot koning werd gekozen [XXVII][9419] Nu konden de baronnen zelf bedenken wat zij wilden. Merlijn ging naar Blasius, zijn raadgever, en vertelde wat er zou gaan gebeuren. Blasius maakte dat aan ons bekend. Men ontbood met Kerstmis groot en klein naar Logres. Zo werd het opvolgingsoverleg afgesloten. Auctor, die het kind had opgevoed zodat het groot en verstandig was geworden, zorgde er zo trouw voor dat tot zijn zestiende jaar niemand behalve zijn vrouw voor de jongen zorgde. Hij wist niet van wie hij meer hield, van Artur of van zijn eigen kind Keye. ‘Lief kind,’ noemde hij de jongen en niets anders. Hij dacht dat dat goed was. Op Allerheiligen [1 november] sloeg Auctor zi jn zoon Keye tot ridder. Hij ging naar Logres met de anderen die daarheen gingen en nam zijn kinderen mee. Bij de avonddienst waren alle geestelijken van het land aanwezig en ook alle baronnen die iets voorstelden. Zij deden wat Merlijn vroeg en gedroegen zich nederig en vroom. Arm en rijk kwam naar de vesperdienst. Zij baden God dat hij hun een teken zou geven dat hen zou sterken in de uitvoering van de wet. Naar de nachtmis kwamen er nog meer. De heren kwamen de eerste en de tweede mis bijwonen. Nu waren er ook dwazen die zeiden dat zij die bleven wachten tot God hun iets zou tonen om de koning te kiezen, gek waren. | |
[pagina 65]
| |
Net toen zij daarover wilden gaan praten, begon de mis en ging men samen het klooster in. Toen zij daar binnenkwamen, begon een geestelijke met de dienst. [9468] Maar voor het zover was, kwam hij naar de mensen toe en zei: ‘Lieve mensen, jullie zijn hier gekomen vanwege vier vrome wensen. Welke dat zijn zal ik u vertellen: omwille van uw ziel, net als altijd, omwille ook van de feestdag, omwille van het wonder dat Onze Heer hier zal verrichten en omwille van een koning die trouw zal zijn aan de Heilige Kerk en haar zal beschermen en versterken. Wij bidden God die alles kent, dat is Jezus Christus onze koning, dat Hij ons een waar teken zendt, zodat wij zonder misverstanden doen wat Hij het liefste wenst, zo waarlijk als Hij op deze dag werd geboren. Bid nu allen een onzevader.’ Zij antwoordden: ‘Dat zullen wij doen.’ [9490] Men begon de mis op te dragen. Bij de offerande gingen sommige mensen naar buiten, naar een groot plein. Toen zij daar aankwamen, zagen zij het licht worden. Op het plein vonden zij een steen. Zij wisten niet waarvan hij gemaakt was. Het zou een steen van marmer kunnen zijn, dachten zij. Zij vonden er vervolgens een aambeeld op van een voet breed. Het aambeeld bevatte een zwaard, dat erin stak tot aan de steen. Degenen die het klooster als eersten verlieten, verbaasden zich hierover. Zij vertelden het de bisschop, die Brixes heette. Hij hoorde het terwijl hij de mis opdroeg, nam snel wijwater en ging voor de anderen uit naar buiten. De gewone mensen en geestelijken volgden hem naar de plaats waar de steen lag, die nu door iedereen bekeken werd. Toen zij het aambeeld zagen waarin het zwaard zo vastzat, riepen zij: ‘Sancte Pater!’ [Heilige Vader!] en wierpen het wijwater erop. De bisschop boog zich voorover en zag midden op het zwaard gouden letters, die zeiden dat degene die het zwaard eruit zou trekken bij de wil Gods koning zou zijn met grote eer. [9528] Meteen liet hij de steen bewaken door tien dappere en verstandige mannen, vijf gewone mannen en vijf geestelijken. Zij | |
[pagina 66]
| |
gingen de kerk weer in en zeiden: ‘God heeft ons een prachtig teken gegeven.’ Zij zongen Te Deum laudamus met heldere stem. Bij het altaar wendde de bisschop zich tot de mensen en zei: ‘Beproef het zwaard en ontdek of iemand onder ons uitverkoren is, want God geeft ons het teken dat u kunt zien. Ik vraag u, om Gods wil, dat niemand vanwege zijn edele status of door andere wereldse roem, tegen dit teken protesteert, want degene die dit teken zo mysterieus zond, zal zijn wil wel duidelijk maken.’ [9548] Men zette de dienst des Heren voort en toen deze op waardige wijze was afgerond, ging men naar de steen. Ieder vroeg aan de ander wie het eerst aan het zwaard trekken zou. Men zei vervolgens dat men de bisschop zou laten halen om te horen wat hij erover zou zeggen. Er was lang forse ruzie, want iedereen wilde eerst. Wie ook maar enige macht had in de stad wilde het proberen. Er was discussie en rumoer, waarover men hier maar niet zal spreken. [9562] De bisschop sprak hen allen toe: ‘U bent niet zo verstandig als ik zou willen. U kunt hier opmerken dat God alles weet. Hij heeft één man uitverkoren, wij weten alleen nog niet wie. Maar ik kan u wel zeggen dat adeldom of rijkdom er hierbij niets toe doen, alleen Gods wil telt. En ik weet ook zeker: als degene die het zwaard zal trekken nog niet geboren is, zullen wij er niet in slagen en zal niemand het zwaard uit het aambeeld trekken.’ [9580] Zij waren het erover eens dat de bisschop de waarheid sprak. Toen beraadslaagden de baronnen en spraken zij af dat zij zich aan de woorden van de bisschop zouden houden. Zij zeiden: ‘Het volk luistert goed naar wat de bisschop zegt, met grote ootmoedigheid.’ De bisschop sprak: ‘Het zwaard komt van Onze Heer, doe er om geen enkele reden iets anders mee, dan wat God beveelt en passend is voor christenen, zodat ik mij er niet voor hoef te schamen.’ Voor de hoogmis vond deze woordenstrijd plaats. Zij spraken allemaal afzonderlijk nog met de bis- | |
[pagina 67]
| |
schop. Hij stelde de zaak uit tot na de hoogmis. Zodra die mis afgelopen was, sprak de bisschop: ‘Aanschouw het wonder dat God om uwentwille heeft verricht op deze plaats. Hieruit kunt u afleiden wie het koninkrijk waardig is. Het goede zwaard staat voor het recht dat hij met kracht handhaaft in Gods naam. Zo wordt onze koning gekozen. Ik weet zeker dat God van tevoren bedenkt wie het land zal besturen. De rijken hoeven er niet over te twisten wie als eerste een poging mag wagen. Hoogmoed betaamt de armen niet, al gaan de rijken hier voor. Het is immers gebruikelijk, dat wie hier de hoogste positie heeft als eerste gaat. Er is toch niemand dic de koning door de domsten zou willen laten kiezen.’ [9622] Men volgde het advies van de bisschop zonder verder gemopper. Wie men het meest waardig achtte zou als eerste proberen het zwaard te trekken. Bovendien zwoeren alle edelen dat zij degene die het zwaard kon trekken zouden eren en als koning erkennen. [9631] De bisschop koos honderd vijftig van de meest hoogstaanden uit en liet hen meteen allemaal een poging wagen met het zwaard. Daarna liet hij de anderen het zwaard proberen, wie het maar wilde. Niemand kon het zwaard uit het aambeeld trekken. Tien man bewaakten de steen, terwijl iedereen die wilde een poging waagde. [9642] Zo werd het, vertelt het avonturenverhaal, acht dagen lang geprobeerd, waarbij zij allemaal aan het zwaard trokken, tot het Nieuwjaarsdag werd. Die dag gingen alle baronnen naar de mis, zoals zij gewoon waren. De bisschop stelde vast wat hem het beste leek en vertelde het hun: ‘Men kan zo snel nog geen koning vinden. Ga het zwaard nog maar een keer proberen. U moet nu toch toegeven dat niemand het kan trekken, behalve degene die God aanwijst.’ Zij spraken: ‘Wij gaan hier niet weg voor wij dat zien gebeuren, wanneer het ook moge zijn.’ [9660] Na de mis gingen zij naar hun verblijven. Zoals gebruikelijk op een feestdag ging men na het eten een steekspel spelen op | |
[pagina 68]
| |
een weide. De tien mannen die het zwaard moesten bewaken, gingen ook die kant op om het steekspel te zien. Ook werden er mensen heen gebracht die beter thuis hadden kunnen blijven. Toen de strijd was beslecht, gaven de ridders hun schilden aan hun schildknapen, die daarmee gingen vechten. Er ontstond zo'n woeste vechtpartij dat iedereen in de stad erheen liep, sommigen bewapend, anderen niet. Auctor had Keye tot ridder geslagen, zoals ik eerder zei. Toen hij de strijd hoorde beginnen, droeg Keye zijn broer Artur op snel naar huis te rijden om zijn zwaard te halen. [9685] Artur reageerde vlug: ‘Dat doe ik meteen.’ Hij gaf het paard de sporen en reed naar de herberg. Hij zocht Keyes zwaard daar binnen, maar kon het niet vinden. De waardin had het in een afgesloten kamer gelegd en was met de groep vrouwen en kinderen meegegaan naar het gevecht. Toen hij niet bij het zwaard kon komen, huilde hij van woede. Op dat moment kwam hij bij het klooster waar de steen lag met het zwaard erin. Hij bedacht: als ik dat eruit kan trekken, kan ik het aan mijn broer geven. Onbevreesd reed hij ernaartoe, pakte snel het zwaard en verstopte het onder zijn kleding. Keye was doorgereden en zag zijn broer uit de stad komen. Hij reed naar hem toe en vroeg of hij het zwaard bij zich had. Artur zei dat hij er van huis geen kon brengen, ‘maar toch breng ik u een zwaard’. Hij haalde het zwaard onder zijn kleren vandaan en gaf het snel aan zijn broer. Die pakte het aan en wist zeker dat dit het zwaard uit de steen was. Keye dacht dat hij koning zou worden. Hij zocht zijn vader op en zei: ‘Vader, ik word de heer van alles. Kijk hier, het zwaard dat ik trok uit de steen waar het in stak.’ [9720] Keye hield wel van grote woorden. Zodra zijn vader het zwaárd zag, vroeg hij zich af waar het vandaan kwam. ‘Uit de steen,’ zei Keye, ‘waar ik het uit haalde.’ Zijn vader geloofde er geen snars van: ‘Jij spreekt de waarheid niet.’ Gedrieën gingen zij naar de kerk, waar Auctor zag dat het zwaard niet meer in de steen zat. Toen zei hij: ‘Keye, mijn lieve kind, vertel mij hoe | |
[pagina 69]
| |
je eraan kwam. Ik zal het weten als je mij voorliegt. Als je tegen mij liegt, zal ik nooit meer van je houden.’ Keye schaamde zich toen zeer: ‘Ik lieg niet tegen u, wat er ook gebeurt: mijn broer Artur bracht het mij, toen hij mijn zwaard niet kon vinden. Ik weet niet hoe hij het in handen kreeg.’ ‘Geef mij het zwaard,’ zei Auctor, ‘jij hebt er niets mee van doen. Ik wil weten hoe het zit.’ Hij zag Artur in de buurt staan en sprak: ‘Lieve zoon, kom hier en doe voor mij het zwaard in de steen, zoals het was toen u het de eerste keer pakte.’ Artur stak het zwaard in het aambeeld dat daar weer net zo stond als eerder. Auctor riep Keye erbij en droeg hem op aan het zwaard te trekken. Hij greep het met zijn handen, maar kon het er niet uit trekken. Toen ging Auctor de kerk in en riep hen beiden ook naar binnen. Hij sprak: ‘Ik wist meteen dat Keye het zwaard niet pakte.’ [9755] Daarna omhelsde de goede man Artur en zei: ‘Mijn lieve zoon, als ik ervoor kon zorgen dat u de kroon zou dragen, wat zou dan mijn beloning zijn?’ Hij sprak: ‘Mijn beste vader, als ik landgoederen of andere eervolle zaken zou hebben, zou u erover kunnen beschikken.’ Auctor antwoordde hem: ‘In zekere zin ben ik uw vader, maar ik verwekte u niet en ik weet niet wie dat wel deed.’ [9768] Toen Artur hoorde dat Auctor het vaderschap ontkende, huilde hij jammerlijk en zei: ‘God, Heer van het hemelrijk, waarom heb ik mijn vader verloren?’ Auctor sprak: ‘U had een vader. Ach lieve zoon, vertel mij nu: als ik u de kroon bezorg, wat zal ik dan als beloning krijgen?’ Artur zei: ‘Alles wat u wilt.’ Toen vertelde Auctor hem hoe hij hem opvoedde en hoe zijn vrouw hem de borst gaf en hoe hij om zijnentwille toestond dat een andere vrouw Keye zoogde. Artur moest hem daarvoor zeker dankbaar zijn, want zo goed beschermd en opgevoed was nog nooit een kind. ‘Als ik u het rijk bezorg, wat zal dan de beloning voor Keye zijn?’ [9788] Artur zei: ‘Ik vraag u vooral mij niet vaderloos te maken, ik | |
[pagina 70]
| |
zou niet weten wat ik dan zou moeten doen. Maar als u mij aan deze eer helpt, en als God wil dat dat gebeurt, dan zult u niets kunnen bedenken dat ik u niet meteen zal schenken.’ Auctor sprak: ‘Om uw land zal ik niet vragen, maar het volgende wens ik hier en nu voor als u koning bent. Zorg er omwille van mij voor dat mijn zoon Keye uw hofmaarschalk wordt en dat hij dat ambt niet verliest vanwege een of andere misstap die hij begaat. Dat hij af en toe een stommiteit uithaalt, daar zult u begrip voor moeten hebben, want ik liet hem elders zogen, terwijl u zijn goede moedermelk dronk. Daarom is het terecht dat u zijn onhebbelijkheden gedoogt.’ Artur bezwoer het hem op het altaar: ‘Het verzoek is ingewilligd.’ Toen verlieten zij de kerk. [9812] Al het volk kwam rond vespertijd huiswaarts. Mannen, vrouwen, kinderen en bedienden, iedereen kwam terug van het gevecht. Auctor ging met zijn zoons naar de bisschop en vertelde hem alles: ‘Heer, hier is mijn zoon die nog niet eens ridder is, hij wil graag proberen het zwaard te trekken. Laat de baronnen hierheen komen.’ De bisschop droeg de heren op terug te keren naar de kerk. [9824] Auctor sprak: ‘Pak het zwaard, mijn zoon, en geef het aan de bisschop.’ Artur trok het zwaard eruit en bood het meteen aan de bisschop aan. De bisschop omhelsde hem terstond, zong Te Deum laudamus met de geestelijken en bracht hem naar de kerk. De baronnen keken toe en wisten niet hoe zij het hadden. Zij beweerden echter wel dat zij dit knulletje in geen geval hun heer zouden laten worden, omdat de bisschop hen op een dwaalspoor geleid had. De bisschop zei: ‘God kent de mensen veel beter dan jullie.’ De goede ridder Auctor en al het gewone volk lieten Artur daar niet in de steek. [9842] De baronnen verzetten zich tegen de gang van zaken. De bisschop sprak krachtige taal: ‘Al had iedereen het tegendeel gezworen, als God het wil, moet het gebeuren. Beste Artur,’ zei hij vervolgens, ‘steek het zwaard in het aambeeld. Heren, laat maar trekken wie trekken wil.’ Zij trokken allemaal tevergeefs aan het | |
[pagina 71]
| |
zwaard, want het was niet aan hen voorbehouden. Zij zeiden: ‘Wij schieten hier niets mee op, maar het verwondert ons zeer dat nu een kind koning over ons moet worden.’ ‘God doet alles op bijzondere wijze,’ sprak de bisschop. [9856] Vervolgens verzochten de baronnen dat men het zwaard zou laten staan tot Onze-Lieve-Vrouwedag [Maria Lichtmis, 2 februari] en dat men iedereen zou opdragen het te blijven proberen. De bisschop verhoorde het verzoek en liet het zwaard ter plaatse tot die dag. In die tijd probeerde menig man het tevergeefs. Op de afgesproken dag zei de bisschop tegen Artur: ‘Als God u dit avontuur gunt, neem dan het zwaard.’ Artur deed het onmiddellijk. Toen het volk het zag, weende menigeen van vreugde. Men vroeg openlijk of er iemand protesteerde. De hoge heren spraken: ‘Heer bisschop, laat het tot Pasen staan en niet langer. Als in die tijd niemand het zwaard trekt, zullen wij u hierin volgen.’ ‘Zult u dat dan zonder strijd doen, als wij tot Pasen wachten?’ Zij zeiden: ‘Ja, wij zullen hem het rijk in handen geven.’ [9880] De bisschop sprak: ‘Artur, steek het zwaard weer in het aambeeld. U zult verkrijgen wat God gebiedt.’ Artur deed wat men hem opdroeg. Toen koos het volk tien mannen die het zwaard moesten bewaken. [9886] Zo wachtten zij tot het Pasen was. In die tijd zorgde de omgang met Artur ervoor dat de bisschop veel van hem ging houden. Hij zei: ‘Dit land behoort u toe. Zorg ervoor dat u een goed mens zult zijn. Kies wie u wilt in uw raad en verricht uw functie zoals het een koning betaamt. Het is u toegewezen, wees niet bang.’ Artur antwoordde: ‘Ik vertrouw in alles op God en Zijn geboden. Kies naar uw wil, heer, degenen die God gehoorzamen en mijn eer bevorderen. Vraag aan mijn vader of hem dat goeddunkt.’ De trouwe bisschop liet Auctor komen en vertelde hem wat Artur gezegd had. De goede mannen gaven hem advies en de bisschop maakte bekend dat Keye tot hofmaarschalk was benoemd. De andere ambten liet men open tot Pa- | |
[pagina 72]
| |
sen. Rond die tijd kwam van wijd en zijd iedereen naar Londen. [9910] Op de avond voor Pasen liet de bisschop alle baronnen naar de grote zaal halen en sprak: ‘Ik hoop dat het de wil van Jezus is dat dit kind onze koning zal worden. Ik heb heel wat deugden in zijn handelwijze gezien.’ De heren antwoordden: ‘Wij zijn daar niet tegen, maar het verbaast ons dat een zo jonge man, die niet van hoge geboorte is, onze heer zal zijn.’ De bisschop sprak: ‘Als u nog meer in te brengen hebt tegen het recht dat God gebiedt, berit u geen goed christen.’ Zij zeiden: ‘Wij gaan niet tegen God in, doe wat Hij u gebiedt. U kent Artur al langer en wij kennen hem helemaal niet. Wij vragen u nog één ding voor wij hem koning maken: laat ons in het geheim beproeven wat voor soort man hij is. Er is hier iemand die dat snel kan bepalen als hij zijn gewoonten kent.’ [9934] De bisschop sprak: ‘Ik krijg de indruk dat u wilt dat men zijn wijding uitstelt.’ ‘Ja,’ zeiden zij, ‘op zijn minst tot morgen. Als hij het koningschap waardig blijkt te zijn, dan kiezen wij hem zonder omhaal en kunt u hem wijden met Pinksteren. Dat vragen wij u te doen.’ De bisschop sprak: ‘Het lijkt mij een goed idee.’ [9942] Daarmee werd de vergadering afgerond. De volgend ochtend bracht men Artur naar het parlement omdat men hem kiezen wilde. Hij trok het zwaard uit het aambeeld toen hem dat gevraagd werd. Zij kozen hem tot koning en vroegen hem naar hen te luisteren en het zwaard in het aambeeld te steken. Hij sprak: ‘Ik doe wat u wilt.’ Zij brachten hem naar de kerk om zijn aard te testen. ‘Wij zien wel in,’ zeiden zij, ‘dat God wil dat wij u gehoorzamen, daarom beschouwen wij u voortaan als onze heer, Artur, en accepteren wij u zonder tegenspraak. Stel uw wijding tot Pinksteren uit, maar wees niettemin onze vorst. Zeg ons wat u hierover denkt, zonder advies van een ander in te winnen.’ Artur, die het zelf moest bepalen, sprak: ‘Het zou niet rechtmatig zijn als u mij leenhulde wilde doen. Ik mag geen | |
[pagina 73]
| |
macht over u uitoefenen voor ik tot koning ben verheven en gewijd, volgens het koninklijk recht. Dat u mij vraagt vorst over het land te zijn, is zonder eerverlies niet mogelijk voor ik mijn rechten heb verworven. Ik geef graag gevolg aan uw verzoek mijn wijding uit te stellen, want ik kan nu en in de toekomst zonder u geen eer verwerven.’ [9976] Iedereen vond dat de jongen wijs was. Zij zeiden dat het hun wel behaagde dat hij met Pinksteren de kroon zou dragen en lieten hem allerlei sieraden en dure geschenken brengen om te kijken of hij hebberig was. Hij vroeg toen hier en daar wat elk van de geschenken waard was. Op basis van wat men hem over de waarde vertelde, gaf hij op zijn beurt geschenken, dure en minder dure. Zo was hij snel alles weer kwijt. Ridders die hij hoorde prijzen, gaf hij paarden. De verliefden en minnaars gaf hij goud en heel wat sieraden. Al waren zij poseurs, hij gaf hun de juiste kleinoden. Zo bepaalden de wijze mannen dat hij niet naar rijkdom taalde. Wie het ook maar wilde, merkte dat hij vrijgevig was. Ook zeiden alle wijzen dat hij edelmoedig was en geen vrek, want zodra hij iets kreeg, gaf hij het weg waar het goed besteed was. Zij konden hem niet op een ondeugd betrappen. Tot Pinksteren hebben zij gewacht en zijn toen naar Londen gekomen om het zwaard in de steen te beproeven. Met Londen en Logres moet wel hetzelfde zijn bedoeld in de Franse tekst, lijkt mij, wil het verhaal tenminste kloppen.aant. Zij trokken tevergeefs aan het zwaard. De bisschop had een scepter en een kroon laten maken. Op Pinksteravond was het mooi weer. Tegen de avond liet de bisschop Artur tot koning kronen in aanwezigheid van veel enthousiaste ridders en geestelijken. 's Nachts waakte hij in de kerk. 's Morgens kwamen de baronnen. De bisschop sprak hen toe, zoals gebruikelijk: ‘Nu kunnen wij de man die God uitverkoren heeft, zien en horen. Zie hier de koninklijke versierselen. Is er iemand tegen?’ Allen zeiden dat zij het toejuichten en vroegen hem, indien zij per ongeluk iets tegen hem | |
[pagina 74]
| |
gedaan hadden, hun dat te vergeven. Zij smeekten hem genade op hun knieën. Artur stond voor hen met betraande ogen. Hij vergaf iedereen en vroeg hun God te bidden dat Hij hun allen zou vergeven, vanwege de grote genade die Hem tot eer strekte. [10037] Daarna leidden zij hem naar zijn koninklijke kleding. Toen hij was aangekleed, stond de bisschop klaar om de mis op te dragen. De bisschop zei tegen Artur: ‘Ga uw zwaard halen, Artur, want u bent vorst van het rijk.’ Na die woorden ging de hele processie met hem naar de steen. Daar aangekomen sprak de bisschop: ‘Indien u in God gelooft, en in zijn geboden, en in zijn moeder Maria, in de dappere Sint-Petrus, in alle mannelijke en vrouwelijke heiligen en in allen die van de Heilige Kerk houden, indien u in vrede wilt heersen, de hulpelozen troosten en het recht onbevreesd wilt handhaven, neem dan het zwaard ter hand waarmee God u heeft uitverkoren!’ [10059] Artur stond vooraan met natte ogen, menigeen was in tranen. Hij sprak: ‘Zo waar God van het hemelrijk macht heeft over alles, zo moet Hij mij de kracht geven goed te maken wat ik misdaan heb.’ Toen knielde hij, nam het zwaard tussen knop en gevest en trok het uit het aambeeld. Daarna legde hij het op het altaar. Daar werd hij gewijd, zoals het een koning betaamt. Op verzoek van de bisschop verliet men de kerk en ging men naar het plein waar de steen had gestaan. Die was nu weggedragen, zij wisten niet waarheen. [10079] Zo werd Artur tot koning gekozen. Hij regeerde het land en de steden van Logres lange tijd in onvrede, zoals u hierna zult horen, want nu pas begon de strijd van de baronnen tegen hem. Maar hij overwon hen allemaal in de strijd. Hier eindigt de kroning van koning Artur. Nu zult u verder horen over de oorlogen die hij in zijn tijd moest voeren.aant. [10092] |
|