Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdHoe Artur na zijn geboorte aan Merlijn werd gegeven en over Keye [XXV][8691] Nu was Ygerne bedroefd omdat zij in verwachting was. Zij begon te huilen toen zij op een nacht bij haar man lag. Hij zei: ‘Van wie is dit kind? Gezien de tijd die verstreken is sinds ik u tot vrouw nam, kunt u van mij niet zo vergevorderd zwanger zijn. Die tijdstippen liggen vast. En u weet ook dat het waar is dat de hertog lange tijd niet bij u sliep voor hij sneuvelde. Dus van hem bent u ook niet zwanger.’ Zij zei bang en verdrietig: ‘Omdat u dat allemaal weet, kan ik tegen u niet liegen en ik wil u ook niet bedriegen, maar wees mij om Godswil genadig. Ik zal u een wonderbaarlijk verhaal vertellen als u mij belooft mij niet te verlaten.’ Hij beloofde: ‘Dat zal ik niet doen, wat er ook gebeurt.’ ‘Ik zal u vertellen,’ zei zij, ‘over normale zaken en over wonderlijke trucs. Er kwam een man in mijn kamer die er als de hertog uitzag. Hij had Jordaen en Bretel bij zich, of hun dub- | |
[pagina 59]
| |
belgangers. Zij kwamen zelfverzekerd binnen, terwijl de hele hofhouding toekeek. Die nacht ging hij met mij naar bed en ik wist meteen dat hij een kind verwekte. Ik dacht dat het mijn man was. Dit was precies de nacht voordat mijn echtgenoot omkwam. In de burcht kwam die ochtend het bericht binnen dat mijn heer gedood was. Toen liet de man in mijn bed mij weten dat hij zijn mannen in het kasteel stilletjes had verlaten. Na die mededeling ging hij weg.’ [8732] De koning zei toen: ‘Vrouwe, hou dit geheim, want het strekt u niet tot eer en kan u niets opleveren. Wees ervan verzekerd, dat als het kind geboren wordt, het noch van u noch van mij zal kunnen zijn. Als het geboren is, zult u het in het geheim geven aan degene die ik aanwijs, zodat wij van schande gevrijwaard blijven.’ Zij vouwde haar handen en zei: ‘Heer, doe met mij wat u wilt.’ De koning vertelde Ulfijn wat de dame gezegd had: ‘Zo zie je dat mijn vrouwe goed en trouw is, want zij heeft over zoiets belangrijks niet willen liegen.’ Ulfijn zei: ‘Ongetwijfeld wordt Merlijns verzoek zo ingewilligd, want anders had hij het kind niet goedschiks kunnen krijgen.’ [8756] Op het tijdstip dat hij zich weer zou laten zien kwam Merlijn naar Ulfijn en vertelde hem wat hij wilde. Terwijl zij aan het praten waren, lieten zij de koning erbij halen. Toen spraken zij met z'n drieën over allerlei onderwerpen. De koning vertelde Merlijn hoe Ulfijn vrede stichtte en wat hij aan de vrouwe meedeelde. ‘Ulfijn,’ zei Merlijn, ‘wat u omwille van de koning misdeed jegens de koningin hebt u grotendeels goedgemaakt, maar eerlijk gezegd sta ik nog bij hen in het krijt wat betreft de zaak van de koning en de dame. Zij weet niet wie haar zwanger heeft gemaakt.’ De koning sprak: ‘Wees maar niet bang, u bent zo wijs, u komt daar wel uit.’ Merlijn zei: ‘Het strekt u niet tot eer, als u mij niet helpt wanneer u daartoe in staat bent.’ ‘Ik doe dat graag,’ zei Uter Pandragoen. ‘Zorg ervoor dat men mij het kind in handen geeft.’ ‘Dat doe ik,’ antwoordde de koning. [8782] | |
[pagina 60]
| |
Merlijn was ter ore gekomen dat er een verstandig man in deze stad was. Hij beschreef hem voor de koning: ‘De verstandigste man van het koninkrijk, en zijn vrouw is de beste die ik kan vinden. Zij ligt nu ook in het kraambed. Zij zijn niet rijk. Laat de man snel ontbieden en geef hem geld, op voorwaarde dat zij willen zweren een kind op te voeden en er goed op te passen als men het bij hen brengt. De vrouw moet het de borst geven, terwijl zij haar eigen kind door een voedster moeten laten zogen. Zij zullen moeten zweren dat zij het kind zullen beschermen alsof het hun eigen kind is.’ [8800] Uter Pandragoen antwoordde: ‘Ik zal doen wat u wilt.’ Merlijn nam meteen afscheid en verliet het hof. De koning liet de man komen en bewees hem eer ten overstaan van de aanwezigen. Het verwonderde de man zeer dat de koning hem eer betoonde. ‘Goede vriend,’ sprak de koning, ‘ik zal u iets vertellen omdat u mijn leenman bent. Er is mij iets wonderlijks overkomen. Ik vraag u op uw trouw mij uit de problemen te helpen en al mijn zaken geheim te houden.’ [8815] Hij zei: ‘Ik zal alles doen wat ik kan, heer, en alles geheimhouden voorzover ik dat kan.’ De koning sprak: ‘Vriend, hoor dan van een groot wonder. Toen ik lag te slapen, meende ik dat een man mij riep en mij vertelde dat u de beste man van het koninkrijk was en dat uw vrouw een baby heeft. Ik vraag u dat kind elders te laten zogen door een andere vrouw. Ik wil dat uw vrouw dat doet op mijn verzoek. Ik vraag haar ook dat zij zonder erover te spreken een ander kind zal voeden dat haar binnenkort gezonden zal worden.’ [8832] ‘Eerlijk gezegd, heer,’ sprak de man, ‘vraagt u nogal wat van mij: ik moet mijn kind naar een andere voedster brengen en zo laten verbasteren,aant. ook al komt mij dat duur te staan. Ik denk dat ik dat beter met mijn vrouw kan bespreken. Kunt u mij zeggen, heer,’ zei hij, ‘wanneer men ons dat kind zal brengen?’ ‘Dat weet ik echt niet,’ antwoordde Uter. De goede man zei tegen de koning: ‘Er is niets in de wereld, dat ik niet graag voor u zou | |
[pagina 61]
| |
willen doen.’ Toen gaf Uter Pandragoen hem zoveel geschenken dat hij hem overhaalde. Thuis vertelde hij zijn vrouw over de problemen van de koning. Zij had daar veel begrip voor, maar vroeg: ‘Hoe kan ik het over mijn hart verkrijgen een ander kind te zogen?’ De man antwoordde: ‘Wij moeten dit voor de koning doen, want hij is onze rechtmatige heer. Hij heeft ons zoveel eer betoond, en zoveel beloofd en ook gegeven. Wij moeten in zijn gunst zien te blijven. Ik wil dat u doet wat hij vraagt.’ De vrouw sprak: ‘Het kind en ik behoren u toe. Beschik over ons zoals u goeddunkt, want ik zal er niet tegen protesteren.’ De man was zeer verheugd dat zijn vrouw dit wilde doen. Hij liet zoeken naar een min die zijn kind goed kon voeden. Daarop werd het kind weggebracht. [8868] De koning zag aan zijn vrouw dat zij snel zou gaan bevallen. Merlijn arriveerde een dag voor de bevalling aan het hof en zei onder vier ogen tegen Ulfijn: ‘Ik waardeer het zeer dat de koning zo goed uitvoerde wat hem gevraagd werd. Vertel hem dat hij tegen de koningin moet zeggen dat zij morgen een kind zal hebben. De eerste man die men tegenkomt bij het verlaten van de kraamkamer moet men het kind in alle heimelijkheid geven.’ Ulfijn sprak: ‘Zult u voor die tijd met mijn heer spreken?’ ‘Nee,’ zei Merlijn. Toen ging Ulfijn naar de koning en vertelde hem wat Merlijn hem opdroeg. De koning vroeg: ‘Wil hij niet met mij spreken voor hij vertrekt?’ ‘Nee, maar doe wat hij gebiedt.’ [8890] Toen Ulfijn hem dit verteld had, ging de koning naar de koningin en vertelde haar: ‘Vrouwe, ik voorspel u dat u mij nooit meer iets graag zult beloven.’ ‘Heer, jawel hoor, wat u mij ook vertelt, ik zal alles doen dat u mij opdraagt.’ De koning zei: ‘Twijfel er niet aan: morgen zal de zwangerschap die u hindert voorbij zijn. Ik verzoek u voor die gelegenheid: geef het kind zodra het is geboren aan een van de vrouwen die bij u zijn. Laat haar het kind overhandigen aan de eerste persoon die zij bui- | |
[pagina 62]
| |
aant.ten de kraamkamer aantreft. Laat hen er nooit over spreken, om welke reden dan ook, dat u bevallen bent, want dat zou ons tot schande strekken. Men zou achteraf zeggen dat het niet mogelijk was, dat het kind niet van mij was en ook niet van de hertog kon zijn.’ [8916] De dame antwoordde: ‘Heer, u hebt helemaal gelijk. Ik weet niet wie het kind bij mij verwekte. Ik zal alles doen wat u wilt, omdat ik mij schaam voor mijn toestand. Maar het verwondert mij, al kraam ik misschien onzin uit, hoe u wist wanneer ik uitgerekend ben.’ De koning sprak: ‘Hou daar maar over op en doe wat ik u opdraag.’ ‘Dat zal ik doen, heer, zo helpe mij God.’ [8926] Zo eindigde hun gesprek. Ygerne wachtte tot de tijd kwam dat God wilde dat zij bevallen zou. Na vespertijd begon het. De weeën kwamen de volgende dag en duurden tot na middernacht. God verloste haar van haar zwangerschap en gaf haar een kindje. Zodra zij meende dat de tijd gekomen was, riep zij een van de jonkvrouwen, die zij als trouw had leren kennen. ‘Liefje,’ zei zij, ‘pak het kind en geef het aan de eerste die je erom vraagt buiten de kraamkamer. Kijk goed naar die man.’ Zij liet het kind omwinden met de beste stoffen die men kon vinden. Zij bakerde het heel goed in en droeg het naar buiten. Daar trof zij een oude man aan, ziek, bleek en smerig. Zij vroeg hem: ‘Vriend, wat wil je?’ Hij antwoordde: ‘Ik wil wat jij draagt.’ ‘Wie ben jij dan? Wat moet ik tegen mijn vrouwe zeggen?’ Hij zei: ‘Daar zeg ik je niets over, doe wat je vrouwe je opdroeg.’ ‘Wie moet ik dan zeggen dat ik het kind gegeven heb?’ ‘Ik zeg niets daarover.’ [8956] Toen gaf zij hem het kind. Hij vertrok snel als de wind. Zij wist niet waar hij gebleven was. De koningin huilde om wat er gebeurd was. Met het kind ging Merlijn naar Auctoraant. en gaf het aan hem. Hij trof Auctor op weg naar de kerk. Merlijn zag er als een oude man uit en riep naar hem: ‘Ik wil met u praten, als dat kan.’ | |
[pagina 63]
| |
Auctor keek om, schatte hem als een goed mens in en zei: ‘Zeg het maar.’ De oude man sprak: ‘Ik breng u een kind dat u moet aannemen en openlijk opvoeden alsof het uw eigen kind is. U moet weten dat als u dat doet, het u en uw nakomelingen eer en goed zal opleveren, neem dat maar van mij aan.’ [8980] ‘Kan ik erop vertrouwen,’ sprak Auctor, ‘dat dit het kind is, waarvoor ik een eed aflegde, waarvan de koning wilde dat mijn vrouwe het zogen zou en waarom hij wilde dat ik mijn kind elders zou onderbrengen?’ ‘Ja,’ zei de oude man, ‘zo waar ik hier sta. Ieder goed mens, en ook de koning, zou u verzoeken dit te doen en ik vraag het u ook met klem. Wees ervan overtuigd, goede heer, dat mijn verzoek u net zoveel zal opleveren als dat van een veel rijker man.’ Auctor nam het mooie kind aan en vroeg de oude man of het al gedoopt was. Hij zei: ‘Nee, nog niet, maar laat het nu naar de kerk brengen.’ Auctor sprak: ‘Ik moet u vragen hoe het kind genoemd moet worden.’ De oude antwoordde: ‘Als je aan mijn wens gevolg geeft, zal het Artur worden gedoopt. Verder heb ik hier niets te zoeken. Ik ga weg, of wilt u nog iets vragen? Er is één ding waaruit u kunt afleiden dat het u goed zal doen: ik maak mij sterk dat u niet zult weten van welk van de twee kinderen u het meest houdt, van dit of van uw eigen kind.’ [9010] Auctor vroeg: ‘Wie kan ik zeggen dat mij dit kind gaf, als de koning, die mij bij ede aan zich verbond, daarnaar vraagt?’ Hij sprak: ‘Daar zeg ik niets over. U zult van mij nooit weten wie ik ben.’ [9016] Daarop liep hij weg. Auctor liet het kind dopen en bracht het naar zijn vrouw. Het kind werd Artur gedoopt. Hij sprak: ‘Vrouw, ik breng je het kind, zoals mij verzocht werd.’ Zij zei: ‘Het is welkom, lief, is het gedoopt?’ ‘Ja,’ sprak hij, ‘het heet Artur.’ Het kind kostte haar de nodige tranen, omdat zij het de borst gaf en opvoedde, terwijl zij haar eigen kind voor geld door een ander liet verzorgen en de borst geven. Al deed zij het met tegenzin, zij moest het doen. [9030] | |
[pagina 64]
| |
Koning Uter wordt oud en ziek. De Saksen, die het land weer binnenvallen, weet hij nog mel te verslaan, maar zijn einde nadert. Op advies van Merlijn noemt hij op zijn sterfbed zijn zoon Artur als zijn opvolger. Na Uters dood ontstaat een machtsvacuüm. De edelen vragen Merlijn om raad. Hij verzoekt hun alle edelen en bisschoppen met Kerstmis bijeen te laten komen in Logres: God zal uitkomst bieden. Na dit advies verdwijnt Merlijn. Hij zal pas terugkeren als de nieuwe koning is gekozen. |
|