Merlijn, de tovenaar van koning Arthur
(2004)–Jacob van Maerlant, Lodewijk van Velthem– Auteursrechtelijk beschermdHoe Merlijn Vortigern vertelde waarom zijn toren instortte en over de rode en de witte draak [XVIII][4983] De boodschappers gingen Merlijn halen en Vortigern volgde hen. Zodra Merlijn hen zag komen, zei hij: ‘Jullie hebben je leven voor mij in de waagschaal gesteld.’ ‘Dat is waar,’ zeiden zij, ‘liever dan u te laten doden, zetten wij ons eigen leven op het spel.’ ‘Ik zal jullie snel verlossen,’ sprak Merlijn en ging met hen mee. Toen kwamen zij bij Vortigern. Merlijn groette hem vriendelijk en nam hem terzijde. ‘U liet mij zoeken, heer,’ zei hij, ‘vanwege de toren die u zorgen baart. U beval dat men mij dood moest maken, omdat mijn bloed uw toren overeind zou houden, zo was u verteld. Degene die u dat adviseerde, loog, maar als men vertelde dat de toren door mij overeind zou blijven, zei men u de waarheid.’ Vortigern zei direct tegen hem: ‘Als u mij hierover de waarheid vertelt, zal ik met hen doen wat u maar wilt.’ Merlijn stelde voor: ‘Laten wij maar naar de geleerden toegaan. Ik zal hun vragen wat de toren doet instorten en zij zullen dat niet kunnen verklaren.’ Zij gingen naar de plaats waar de stenen van het bouwwerk lagen en ontboden de geleerden. Zodra zij voor Vortigern verschenen, vroeg Merlijn hun: ‘Heren, waarom stort deze toren | |
[pagina 36]
| |
in?’ Zij antwoordden: ‘Wij hebben er geen andere verklaring voor dan wat wij de koning meedeelden.’ Vortigern zei: ‘Het waren vreemde dingen die u mij vertelde. Dat ik een kind zonder vader zou moeten laten zoeken... Ik weet niet hoe men daarop is gekomen.’ Merlijn sprak: ‘Jullie houden de koning voor een dwaas, aangezien jullie hem zo'n kind lieten zoeken. Dat strekte hem niet tot eer. Jullie ontdekten dat er een kind zonder aardse vader was geboren dat jullie allemaal zou doden en vertelden dat tegen de koning, opdat hij het kind zou doden en het bloed ervan in de fundamenten zou gieten. Dan zou de toren blijven staan. Dit zeiden jullie om je eigen leven te redden.’ Elk van hen werd zo bang als een haas, omdat hij verwachtte meteen te moeten sterven. Merlijn zei tegen de koning: ‘Heer, nu kunt u wel inzien dat zij mij niet willen doden vanwege uw toren, maar om hun eigen hachje te redden. Vraag het hun maar waar ik bij ben, zij zullen het niet ontkennen.’ De koning zei: ‘Spreekt hij de waarheid?’ ‘Ja,’ zeiden allen meteen, ‘maar wij snappen niet hoe hij daarachter is gekomen. Wij smeken u, goede heer, breng ons niet ter dood voordat wij hebben gezien hoe hij de toren overeind zal laten staan.’ Merlijn sprak: ‘Jullie zullen niet sterven voor je dat met eigen ogen hebt gezien.’ [5050] Daarop zei Merlijn tot Vortigern: ‘U wilt vast ook wel weten wat dit bouwwerk steeds doet instorten. Als u doet wat ik vraag, zult u snel de waarheid vernemen. Onder de toren bevindt zich een rivier en onder dat water liggen twee stenen, waaronder twee grote draken zitten, die niets kunnen zien. De ene draak is wit en de andere rood. De een weet wel dat de ander in de buurt is. Als het gewicht van de toren te groot wordt, maken zij zoveel beweging dat alles omvalt dat bovenop hen staat. Laat dit onderzoeken, u zult het aantreffen. Laat mij ophangen, vastbinden en wurgen als u het niet vindt. Als u deze toestand wel aantreft, laat dan de mannen vrij die borg staan voor mij.’ [5068] De koning sprak: ‘Als je mij de waarheid zegt, bestaat er geen | |
[pagina 37]
| |
wijzere man dan jij, maar vertel mij hoe men dit het beste kan aanpakken.’ Merlijn zei: ‘Men moet de aarde daar volledig weghalen.’ De koning liet het meteen doen. De mensen vonden het onzin, maar durfden hem dat niet te vertellen. Merlijn liet de geleerden bewaken. Men wachtte lange tijd, totdat de arbeiders het water aantroffen. Toen ontbood men Vortigern en hij bracht Merlijn mee. Zij zagen het grote water. De koning riep zijn twee raadslieden bij zich en zei: ‘Dit kind is uiterst wijs. Hij zegt dat zich hieronder twee draken bevinden. Het is een kleine moeite zijn advies op te volgen.’ Toen riep hij Merlijn en zei: ‘Je hebt in ieder geval de waarheid over het water gesproken, maar ik weet niet of de draken er zijn.’ Merlijn antwoordde: ‘Voor men het met eigen ogen ziet, kan men het niet zeker weten.’ ‘Vriend Merlijn,’ zei hij, ‘vertel mij hoe men het water weg kan leiden.’ ‘Met grote geulen kan men het in het diepe dal laten lopen.’ Meteen werd met het graven van de geulen begonnen. Merlijn zei tegen Vortigern: ‘Zodra de ene draak bij de ander kan komen, zal de een de ander doden. Roep uw edelen erbij, zodat zij het gevecht kunnen zien, want de strijd tussen de twee draken zal grote dingen aanduiden.’ De koning zei: ‘Ik zal hen laten halen.’ Hij liet al zijn onderdanen zo spoedig mogelijk komen, ridders, geestelijken en edelen. Vortigern vertelde hun over Merlijns daden en zei dat de draken zouden vechten. Zij vroegen: ‘Heeft u hem nog niet gevraagd welke draak de ander zal doden?’ ‘Nee,’ zei hij. [5116] Toen het water weggevoerd was, kwamen de twee grote stenen bloot te liggen. Merlijn sprak: ‘Ziet u die dingen?’ ‘Jazeker.’ ‘Daar zitten de draken,’ zei Merlijn. ‘Hoe kan men hen het best tevoorschijn halen?’ vroeg Vortigern. Merlijn legde uit: ‘Zij doen niemand kwaad voor de een bij de ander komt, dan gaan ze vechten tot de een voor de ander bezwijkt.’ De koning en zijn raadslieden vroegen welk van beide moest sterven. Merlijn zei: ‘Voorzover ik het weet en u kan vertellen, zal ik het u zeggen ten overstaan van drie mannen.’ De koning riep uit het gezel- | |
[pagina 38]
| |
schap drie man naar voren en vertelde hun wat Merlijn had gezegd. Toen zeiden zij: ‘Vraag welke draak zal winnen.’ Merlijn vroeg: ‘Behoren deze drie mannen tot je vertrouwelingen?’ ‘Ja, meer dan wie ook.’ ‘Dan kan ik het hun wel vertellen,’ zei Merlijn. De koning sprak: ‘Zo is het.’ [5142] Merlijn zei: ‘De witte draak zal winnen. Hij zal het eerst heel moeilijk hebben. Dit zal een groot voorteken zijn voor degene die kan begrijpen wat het betekent, maar dat leg ik niemand uit voor het gebeurt.’ Hij beval dat men de steen optilde. Toen kwam daar een witte draak tevoorschijn. Zodra de mensen hem zagen, werden zij bang. Hij was gruwelijk en groot. De andere draak die men vond was rood. Daarvoor werden zij nog banger, want hij was zeer angstaanjagend. De koning schatte hem als de winnaar in.aant. Merlijn zei: ‘Laat de mannen die voor mij in stonden gaan, want zij zijn nu vrij.’ De koning sprak: ‘Het zij zo.’ Ondertussen kwamen de draken al bewegend zo dichtbij elkaar in de buurt dat zij elkaar aanraakten en zagen. Daardoor werden zij zeer woest. Zij vlogen elkaar met hun tanden aan. Niemand zag ooit dieren zo hevig strijden. Zij vochten de hele dag en de volgende tot de middag. Iedereen was ervan overtuigd dat de rode zou gaan winnen, totdat de witte uit neus en mond een zo felle vlam blies dat de rode draak door de hitte verbrandde. Toen ging ook de witte draak liggen. Hij leefde daarna nog maar drie dagen. Alle aanwezigen zeiden: ‘Zo'n wonder zag nog niemand.’ [5179] Toen sprak Merlijn: ‘Heer koning, bouw uw kasteel opnieuw: het zal nu nooit meer instorten.’ Vortigern beval dat men het bouwwerk hoog en sterk maakte. Hij probeerde dikwijls van Merlijn te weten te komen wat de strijd betekende en waarom de rode draak er zo lang het beste voor stond. Merlijn antwoordde hem tenslotte: ‘Het gevecht betekent alles wat gebeurd is en nog zal gebeuren. Als u mij in aanwezigheid van getuigen uw woord wilt geven dat mij niets zal overkomen, zal ik u vertellen wat het betekent.’ [5196] | |
[pagina 39]
| |
‘Akkoord!’ sprak Vortigern. ‘Laat dan uw raad hier komen en ook de geleerden die vanwege de toren gevangen gehouden worden.’ Vortigern liet hen halen. Merlijn sprak tegen de geleerden en zei: ‘Wat waren jullie dom toen je op die manier wetenschap bedreef. Jullie gedroegen je niet zoals het geleerde mensen betaamt. Daarom kregen jullie je verdiende loon. Jullie vernamen dat ik was geboren en degene die dat vertelde, beweerde dat ik jullie zou doden. Omdat ik aan de duivels ben ontkomen, hoopten zij dat jullie mij zouden vermoorden. Maar ik heb een Heer als beschermer, die mij behoedt voor hun dreigementen en ik zal hen in hoge mate logenstraffen. Door mij zal jullie nooit kwaad geschieden, als jullie mijn advies willen opvolgen.’ De geleerden vonden het geen slecht idee wat Merlijn hun voorstelde en zij antwoordden hem vol goede moed: ‘Je zult ons niets voorstellen dat wij in ere niet kunnen doen, want je bent de wijste man op aarde.’ [5225] Merlijn zei: ‘Doe zulke dingen nooit meer! Beloof mij dat en ga dan biechten, dat is mijn advies. Doe boete voor je zonde, zodat je ziel niet aangetast wordt, dan laat ik jullie vrij.’ Zij bedankten hem vurig en zeiden dat ze dat graag zouden doen. Zo zijn zij aan de dood ontsnapt. Alle aanwezigen vonden dit eerzaam van Merlijn. De koning vroeg hem vervolgens: ‘Vertel je mij niet wat het gevecht van de draken betekent? De rest heb ik wel begrepen, maar leg mij nog eens wat meer uit.’ [5240] Merlijn sprak: ‘De rode draak staat voor jou en je claim op de troon, de witte voor de kinderen van Constans.’ Vortigern schaamde zich daarvoor. Toen zei Merlijn: ‘Als ik je er geen plezier mee doe, zwijg ik over wat ik weet.’ Vortigern antwoordde: ‘Hier is niemand aanwezig die niet tot mijn raad behoort, vertel mij daarom wat het betekent, de waarheid en niets anders.’ Merlijn sprak: ‘Je hoorde mij zeggen dat de rode voor jou staat. Ik zal uitleggen waarom ik dat denk. Constans' kinderen bleven jong achter toen zij hun vader verloren. Als jij hen zo had liefgehad als je had horen te doen, zou je hen geholpen hebben | |
[pagina 40]
| |
aant.tegen alte tegenstanders. Nu heb je hen met geweld verdreven en hou je het land in je macht omdat het volk je gunstig gezind was. Toen zij je noodgedwongen om hulp vroegen, liet jij hen in de steek, zodat Engeland gevaar liep en het volk om een leider smeekte. Je zei dat je geen koning over het volk wilde zijn, tenzij koning Moynes dood was, en degenen die dat hoorden begrepen het maar al te goed. Zo liet jij je koning vermoorden. Zijn broers vluchtten onmiddellijk en nog steeds onthoud je hun hun land. En toen degenen die de koning hadden gedood bij je kwamen, liet je hen meteen terechtstellen, net alsof je het erg vond dat hij dood was. Maar je behield zijn rijk en dat was daarmee in tegenspraak. Om je te beschermen bouwde je de burcht, maar er is niets dat je kan redden.’ Volgens Robertaant.zei de koning: ‘Merlijn, je spreekt de waarheid. Ik vraag je om raad, omdat je vast en zeker de wijste man op aarde bent: zeg mij daarom meteen hoe ik zal sterven.’ Merlijn sprak: ‘Als ik dat niet zou doen, zou mijn uitleg niet compleet zijn.’ ‘Daar ben ik je dankbaar voor,’ antwoordde Vortigern. Merlijn zei: ‘Luister, de rode draak staat voor jouw macht en de witte voor de rechten van de koningskinderen die uit het land zijn verdreven. Dat de draken lang vochten, betekent dat je hun land lang in handen hebt gehad en dat de witte draak de rode verbrandde betekent, zoals ik het begrepen heb, dat jij zult worden verbrand door hun vuur. Geloof maar niet dat je vesting je zal redden van een dergelijke dood.’ [5304] De koning vroeg: ‘Waar zijn de kinderen?’ Merlijn antwoordde: ‘Overzee, waar zij een groot leger bijeengebracht hebben. Zij willen hierheen komen om strijd te leveren en zeggen dat zij meteen over jou willen oordelen, omdat je Moynes liet vermoorden. Over drie maanden zullen zij met heel wat schippers in de haven van Winchester arriveren.’ [5314] Nadat Merlijn dit aan Vortigern meedeelde, zoals u gehoord hebt, verzamelde hij zijn mannen. De wijze Merlijn ging naar Winchester, waar Constans' kinderen aan land zouden komen. | |
[pagina 41]
| |
Vortigerns mensen wisten niet waarom zij bijeengeroepen werden, voordat Merlijn het hun vertelde. Merlijn vertrok meteen nadat hij dit alles aan Vortigern had uitgelegd en ging naar Blasius. Hij zei tegen Blasius dat hij zijn reis, waarvoor men hem kwam halen, naar volle tevredenheid had volbracht. Merlijn vertelde Blasius alle gebeurtenissen en droeg hem op ze in het boek op te tekenen. [5340] Merlijn verbleef lange tijd daar, totdat de kinderen van Constans hem lieten zoeken. Vortigern wachtte op de dag die Merlijn had aangekondigd. Op die dag zagen de bewoners van Winchester veel schippers en ingescheepte soldaten van de kinderen van Constans. Vortigern begreep dat zij hem kwamen aanvallen. Hij bracht zijn leger in staat van paraatheid om zich bij de haven teweer te stellen. Maar degenen die eerder tegen hem vochten, hinderden hem daarbij zoveel zij konden. Constans' kinderen wilden aan land gaan. Toen de mensen hen voor het eerst zagen, vroegen zij zich af waar zij vandaan kwamen. [5355] De kinderen kwamen de haven in. Degenen die de haven verdedigden, vroegen: ‘Waar komt dat leger vandaan?’ Zij antwoordden: ‘Het zijn Aurelius Ambrosius, Uter en Pandragoen, die wraak willen komen nemen op Vortigern, die hun land ten onrechte in zijn bezit heeft en hun broer liet vermoorden.aant. Daarom zijn zij hier.’ Toen de bewoners van de stad begrepen dat de zonen van hun heer met een sterk leger gekomen waren en dat het hun zou berouwen als zij tegen hen vochten, keerden zij zich tegen Vortigern. Zo werd Vortigern door het merendeel van zijn mannen in de steek gelaten en werd hij bang. Hij gaf degenen die hem niet afvielen opdracht de vesting te bemannen en dat deden zij meteen. De schepen waren de haven binnengelopen en de ridders van boord gegaan. Alle inwoners van Winchester heetten hen welkom en ontvingen hen als hun heer. Degenen die Vortigern steunden, verdedigden de vesting dapper. Het hele invasieleger bevocht hen, tot op een bepaald moment Pandragoen bij een | |
[pagina 42]
| |
aanval de burcht in brand stak en Vortigern in het vuur omkwam. Zo veroverden zij het hele land. Overal maakten zij bekend dat zij iedereen die tegen hen was op dezelfde wijze zouden aanvallen. Dit is het einde van het derde boek.aant. [5396]
Pandragoen wordt koning en zet de strijd tegen de Saksen met succes voort. Merlijn wordt benoemd tot adviseur van de koning, nadat hij diens vertrouwen heeft weten te winnen door hem te helpen in de oorlog en door een overtuigend bewijs van zijn vermogens te leveren. Hij voorspelt namelijk voor een en dezelfde edelman drie verschillende doodsoorzaken: gebroken nek, ophanging en verdrinking. Ze komen alledrie uit als de man bij een val van zijn paard zijn nek breekt, vast blijft zitten in de stijgbeugel en ondersteboven in het water van een riviertje blijft hangen. Vóór de veldslag waarin de Saksen definitief verslagen zullen worden, raadt Merlijn Pandragoen en Uter aan te biechten, aangezien slechts een van hen de slag zal overleven.
[6615] De twee broers begrepen Merlijns woorden. Zij ontboden hun mannen en beloofden hun fraaie geschenken te geven, zo vertelt het gedicht. Zij verzochten de hoge edelen de wapens op te nemen en bevalen in het hele land dat het krijgsvolk in de eerste week van juni gewapend naar de vlakte van Salisbury bij de mooie rivier de Thames moest komen om het land te verdedigen. Iedereen die dat hoorde, zei dat hij graag aan het verzoek zou voldoen. [6629] Zo kwam de dag dat het krijgsvolk op Merlijns advies ontboden was. De heren beloofden te doen wat Merlijn voorstelde en lieten dat met Pinksteren ook niet na: zij hielden hof bij de rivier in het daI van Salisbury en gaven daar veel geschenken weg. Al snel kwam de mededeling dat de Saksen het land waren binnengevallen. Zodra de heren dat hoorden, dachten zij aan Merlijns mededeling. Dit was op Sint-Barnabasdag [11 juni]. [6642] | |
[pagina 43]
| |
Toen gebood Pandragoen dat zij zouden biechten. Op advies van de priester vergaf elk de ander al diens misstappen. De heidenen ontscheepten in het geheim en deden het rustig aan. Na negen dagen gingen zij op weg. In die tijd vroeg Pandragoen aan Merlijn wat hij doen moest. Merlijn sprak: ‘Heer Pandragoen, stuur Uter nu met veel ridders daarheen. Zodra zij op het veld komen waar zij hun tenten hebben, moeten zij de Saksen van de schepen wegdrijven en hen dwingen ver van de rivier te blijven. Zij moeten de vijanden dan zo in bedwang houden dat zij ter plaatse moeten blijven of zij willen of niet. Als het leger 's morgens in beweging komt, moet Uter de Saksen fel aanvallen zodat zij nergens heen kunnen gaan. Dan zullen zelfs de dappersten naar huis terug willen. Als hij hen zo twee dagen in bedwang houdt, komt u de derde dag met uw leger om tegen hen te vechten. [6670] Het zal een mooie, zonnige dag zijn. U zult dan aan het firmament en in de lucht een draak zien, die symbool is voor uw overwinning. Vecht dan zonder vrees, de zege zal zwaar bevochten worden.’ Dit hoorden de baronnen niet, alleen Uter en Pandragoen. Zij waren verheugd dit te horen. Merlijn sprak vervolgens: ‘Ik moet weg, maar wees niet bang. Wat ik u verteld heb, is waar. Streef ernaar goede en dappere mannen te zijn, dat adviseer ik u.’ [6684] Zo scheidden zij. Uter begaf zich, zo vertelt men mij, met zijn dappere ridders tussen de heidenen en hun schepen. Merlijn beval beiden in Gods hoede aan. Hij wendde zich tot Uter en zei: ‘Ik zeg je in waarheid dat jij niets te vrezen hebt. Jij zult niet sterven in deze strijd en daar mag je je terecht over verheugen.’ Merlijn ging naar Northumberland, waar hij Blasius opzocht. Blasius heeft dit alles opgetekend en via hem is het tot ons gekomen. [6698] Uter zorgde ervoor dat de heidenen ver van de rivier bleven en hij liet hen niet bij hun schepen komen. Hij hield hen zo goed omsingeld dat zij tegen hun wil op het dorre veld moesten | |
[pagina 44]
| |
blijven en voerde de strijd tegen hen zo op dat zij nergens heen durfden te gaan. Zo hield hij hen twee dagen in bedwang. Op de derde dag arriveerde Pandragoen met zijn leger. Hij zag hoe de tegenstanders achter hoge verdedigingswallen op de dorre vlakte lagen en hoe zij uit alle macht probeerden hun leger op te stellen om tegen Uter te vechten. Zodra Uter de koning zag, verzamelde hij zijn hele leger en viel de vijand aan. Toen de heidenen in de gaten kregen dat zij van alle kanten werden aangevallen, zonk de moed hun in de schoenen. Zij konden zonder te vechten niet naar hun schepen terugkeren. Toen zag men in de lucht een zeer afschrikwekkende draak vliegen, zoals Merlijn had voorspeld. De draak spuwde vlammen en vuur uit zijn keel op de schepen. Dat zagen vele mensen, die er zeer bevreesd voor waren. Pandragoen riep: ‘Geef de paarden de sporen!’ en Uter haastte zich des te feller aan te vallen toen hij zag wat zijn broer deed. Het leger van de koning was eerder bij de vijand en Uter schaamde zich daarvoor, dat zeg ik u naar waarheid. In de grote strijd aldaar werden aan beide zijden velen gedood. De heidenen leden grotere verliezen. Ik ben niet in staat te vertellen wie het in de strijd het beste deed, want in de Franse tekst kon ik dat niet terugvinden. Maar de auteur vermeldt wel dat Pandragoen daar sneuvelde, samen met veel van zijn mannen. Uter behaalde in het gevecht de overwinning, zo vertelt ons het geschiedverhaal. Ik heb niet gelezen of gehoord dat er van de heidenen ook maar een ontsnapte: zij vonden allemaal de dood. [6750] |
|