Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoeGa naar voetnoot15 die koninck Artur den koninck Rione doet sloech, ende van Merlyne.Daventure seghet na desen doenGa naar voetnoot16,
Die koninck Artur ende alle sijn baroenGa naar voetnoot16
Varen te CarmelidewaertGa naar voetnoot17
34210[regelnummer]
Met menegen ridderGa naar voetnoot18 onvervaertGa naar voetnoot17,
Ende Merlijn voerde sijn tekenGa naar voetnoot19 daer.
Dus voerenGa naar voetnoot20 si so lange daernaer,
Datsi in ener dachvaert nu quamen
Daer die koninck Rioen lach tsamenGa naar voetnoot21
34215[regelnummer]
Vor der stat te Tornasse in den pleinGa naar voetnoot22.
Doe zeide Merlijn heren GaweinGa naar voetnoot22
Ende Ywene ende Sagrimor: ‘gyGa naar voetnoot23,
Waer ic benGa naar voetnoot24, sijt altoes by my’.
Si zeiden, datsi dat gerne dadenGa naar voetnoot25;
34220[regelnummer]
‘So volget my’, zeide hi, ‘dan met staden,
Gy ende al dat heer ter stede,
ThentGa naar voetnoot14 wy ter batalien komen mede’.
Doe quamensi an dat heer gereden
Ende Merlijn die sloech in ter steden,
34225[regelnummer]
Die dieGa naar voetnoot26 banier hadde in der hant,
Daer die drake an stont valiant,
Die vlamme ende vierGa naar voetnoot27 so groet wtgaf,
Dat des koninck Rioens liede daeraf
Worden sere versagetGa naar voetnoot28 dordas;
34230[regelnummer]
Ende Heer Gawein, die by Merlyne was,
Die een speer hadde in der hant,
Hi gemoette koninck PharioenGa naar voetnoot29 thant,
Ende stacken dor den lichame soe,
Dat hi ter aerden doet viel doe.
34235[regelnummer]
Doe zeidi: ‘dese hevet gegeven ter stede
Mijns oems baerde nu ter stede’.
Doe vergaderdensi in beiden syden;
Daer wrachtenGa naar voetnoot30 wonder in dienGa naar voetnoot31 tyden
HeerGawein ende sine broeder, ten stonden,
34240[regelnummer]
Entie ridderGa naar voetnoot32 van der Tafelronden.
Maer die koninck Rioen, die nu ter ure
Nieman en begeert dan den koninck Arture,
Entie koninck Artur, wetic wel,
Begeerten oec meer dan ieman el,
34245[regelnummer]
Dene versach den andren in den rinc;
Doe sloech dene optenGa naar voetnoot33 andren, na die dinc,
Met haren orsen, watsi konden,
Ende braken haer speer tienGa naar voetnoot34 stonden;
Doe trockensi haer swaerdeGa naar voetnoot35 daernaer,
34250[regelnummer]
Ende ondersloegenGa naar voetnoot36 hem so lange daer,
Dat haer helme ende haer scilde mede
Te sticken vielenGa naar voetnoot37 alle bede,
Ende dene sloech den andren, tienGa naar voetnoot33 stonden,
Dor den halsberch grote wonden,
34255[regelnummer]
Ende haerreGa naar voetnoot38 negeen enGa naar voetnoot39 was
Hi ne was oec moede, sijt seker das;
| |
[pagina 383]
| |
Ende alse die koninck Rioen sach,
Dat hem Artur so sere op lach,
Ende hem so wel weerde tegen hem daer,
34260[regelnummer]
Doe wart hi vertsaget daernaer;
Want hine meende nietGa naar voetnoot1 dat enech man,
Die tote doen ie lijf gewan,
Hadde mogen vor hem duren iet;
Hi zeide themselven, als hi dit siet,
34265[regelnummer]
Dat hi nie so goeden ridder en sach;
Ombedit hi hem nu sere ontsach,
Ende zeide: ‘koninck Artur, tesGa naar voetnoot2 scade van dy,
Want nie (en) vacht ridder tegen my,
Die so goet was in der heerlicheit mede
34270[regelnummer]
Als du bestGa naar voetnoot3, dunketGa naar voetnoot4 my ter stede,
Ende dijn koene herte sal dy nu
Hier doen sterven, secgic iu,
Dat van dy groet scadeGa naar voetnoot5 es;
Ende daerombe biddic dy dor des,
34275[regelnummer]
Ombe dyne grote vromechede by,
Dat du dy opgevesGa naar voetnoot6 verwonnen my,
Ombo dijn leven te behoudeneGa naar voetnoot7 al bloet
Optie vorwaerde, die ic dy ontboet,
tEsGa naar voetnoot8, dattu my dinen baert sultGa naar voetnoot9 geven,
34280[regelnummer]
Want ic haddene liever in dijn leven
Dan als du doet bestGa naar voetnoot3, nu ter stede,
Blevestu hier doet ende al dijn volc mede’.
Doe die koninck Artur dit hevet gehoert,
ScaemdiGa naar voetnoot10 hem sere deser woert,
34285[regelnummer]
Datse hoerden sovele edeler liedeGa naar voetnoot11,
Ende zeide: ‘my en lust in negenen tydenGa naar voetnoot12
Bet te vechtene dan my doet nu;
Soudic my verwonnen geven iu,
Dat waerGa naar voetnoot13 wonder al te groet;
34290[regelnummer]
Maer weertGa naar voetnoot14 iu, ochtGa naar voetnoot15 gy zijt doet,
Dat secgic iu al ongespaertGa naar voetnoot16’.
Mettien hiefGa naar voetnoot18 hi op sijn swaertGa naar voetnoot17
Ende meendene opten helm slaen,
Maer hi winkedeGa naar voetnoot19 besyden saen,
34295[regelnummer]
Ende metten slage, dien hi na hem gaf,
Sloech hi den orse den hals af,
Ende si vielen bede ter aerdenGa naar voetnoot20 neder;
Ende doe koninck Rioen opstaen woudeGa naar voetnoot21 weder,
Gaf hem Artur enen slach, die liep
34300[regelnummer]
In die scouderGa naar voetnoot22 vier vinger diep;
Entie koninck Rioen vielGa naar voetnoot23 weder naerGa naar voetnoot24
Van den slage. Doe dit sach daer
Artur, spranc hi vor den paerdeGa naar voetnoot25,
Ende nam hem, daer hi lach opter aerdeGa naar voetnoot25
34305[regelnummer]
Metten helme, ende bracken hem wt,
Ende verhiefGa naar voetnoot18 dat swaert ende sprac overluet,
Hine gaveGa naar voetnoot26 hem op daer gevaen,
Hi soude hem dat hovet afslaen;
Doe zeide hi, hine gaveGa naar voetnoot26 hem nembermeer
34310[regelnummer]
Verwonnen, hi soude oec sterven eer,
Dan hi des lien soude nu mede.
Als die koninck sach, dat hi ter stede
Niet verwonnen hem op en gaf,
Sloech hi hem sijn hovet daer af,
34315[regelnummer]
Daer alle diegene toesagenGa naar voetnoot27, twaren,
Die daer in den velde waren.
Doe dit danderGa naar voetnoot28 koninge sagenGa naar voetnoot27,
Die daer metten koninck Rione lagenGa naar voetnoot29,
Dat haer here dus es verslegonGa naar voetnoot30,
34320[regelnummer]
En woudensi niet meer strides plegen,
Ende gavenGa naar voetnoot26 hem op ende al tvolcGa naar voetnoot31 mede,
Dat daer belegen hadde die stede,
Ende worden koninck Arturs man,
Ende emberGa naar voetnoot32 meer to blivene voertan,
34325[regelnummer]
Ende ontfingen haer goet ende haer lant
Al te male van siner hant,
Ende keerden weder in rastenGa naar voetnoot33 ende in vreden
Thoren landewaert, thoren steden,
Endevoerden met hem den koninck RioenGa naar voetnoot34,
34330[regelnummer]
Ende groevene daer na sinen doenGa naar voetnoot34,
Ende met wene ende met serechede.
Entie koninek Artur voer in die stede
Te Tornasse mot feesten groet,
Ende sine princen ende sine genoet
34335[regelnummer]
WarenGa naar voetnoot35 blyde ombo dese dinck;
Si dadenGa naar voetnoot36 ontwapenen den koninck,
Ende dadenGa naar voetnoot36 besien sine wouden
Ende welGa naar voetnoot37 verbinden te dienGa naar voetnoot38 stonden,
Ende bleven in der stat nadas,
34340[regelnummer]
ThentGa naar voetnoot39 hi al genesen was,
Met groter feesten, seegie iu,
Ombe die victorie, die hem nu
Onse Here hevet gegeven daer.
Ende doe hi genesen was naer,
34345[regelnummer]
Voer hi weder te CarmelotGa naar voetnoot40 waert;
Daer voer met hem twe dachvaert
| |
[pagina 384]
| |
Die koninck Leodegan, dor sine ere;
Doe keerdeGa naar voetnoot1 weder die grote here
Ende nam orlof an Artur, sinen sone,
34350[regelnummer]
Ende daerna an al die barone.
Ende doesi dus gescedenGa naar voetnoot2 waren.
Es Artur te CarmelotGa naar voetnoot3 gevaren,
Daer die koninginne Jenovre was
Ende danderGa naar voetnoot4 koninginnen, sijt seker das,
34355[regelnummer]
Die daer ontbeiden horeGa naar voetnoot5 manne nu,
Die met Artur quamen, secgic iu;
Daer dreef men nu feeste groet
Vier dage dor, sonder genoet,
Ende opten vijften dach seiedensi daer,
34360[regelnummer]
Ende elc voer tsinen lande daernaer,
Ende sijn wijf met hem ende syne amye.
Entie koninck Artur ende sine partye
Voeren in die stat van Logres,
Daer hi lange inne bleef na des,
34365[regelnummer]
Met sinen wive; daer warenGa naar voetnoot6 tien stonden
Die heren van der Tafelronden,
Ende heer Gawein ende sine gesellen met,
Ende Merlijn was daer mede, dat wet.
Daerna quam Merlijn, op ene ure,
34370[regelnummer]
Ende zeide toten koninck Arture
‘Here’, zeidi, ‘nu vorwaert suldyGa naar voetnoot7
Myner wel ontberen, ic seege iu wiGa naar voetnoot8:
Iu lant es wel in vrede nu
Ende om be dit maeh ic wel varen van iu’.
34375[regelnummer]
Doe die koninck Artur dit hoerde,
Was hi droevechGa naar voetnoot9 van den woerde,
Want hine lief hadde, alse recht was,
Ende bat hem sere te blivene dordas;
Merlijn zeide: ‘tenGa naar voetnoot10 mach nu niet wesen’,
34380[regelnummer]
Maer hi soudeGa naar voetnoot11 wederkomen na desen,
Welke tijt, dat hijsGa naar voetnoot12 hadde te doenGa naar voetnoot13.
Doe zeide Artur, die koninck koenGa naar voetnoot13:
‘Merlijn, ic hebbe uwer te doenGa naar voetnoot13 al tenenGa naar voetnoot14,
Ic woude gy niet meer van my voeretGa naar voetnoot15 heuen,
34385[regelnummer]
Ende sonder in en kan ic gedoen niet’,
Merlijn zeide: ‘here, en ontsiet iu niet,
Ic sal tuwen oerbaer tyde genoech sijn’.
Doe sweech die koninck eenGa naar voetnoot16 luttelkijn,
Ende dachtGa naar voetnoot17 daerombe; doe zeide hy:
34390[regelnummer]
‘Lieve Merlijn, nu berechtetGa naar voetnoot18 my
Te wat orbaer suldyGa naar voetnoot19 te tyde komen,
WoudyGa naar voetnoot20 dat orbaer my nu nomen,
Ic soudesGa naar voetnoot21 te bet te gemake wesen’.
‘Here’, zeide Merlijn nu na desen,
34395[regelnummer]
‘Ic salt iu secgen: een leweGa naar voetnoot22, die es,
Ener berinnen sone, sijt seker des,
Entie een lupaert wan, God weet,
Sal lopen in dlantGa naar voetnoot23 van Logres, gereet;
Dit es dat orbaer, dat ic meneGa naar voetnoot24 nu’.
34400[regelnummer]
Ende hiermede scietGa naar voetnoot25 hi enwech, secgic iu,
Sonder meer te secgene daer;
Entie koninck bleef daernaer
Tongemake, ombedat hi van desen
Dingen niet (en) wiste, watGa naar voetnoot26 mach wesen.
34405[regelnummer]
Nu swiget dit boec van koninek Arture,
Ende seeget van Merlijn voert ter ure.
|
|