Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan Margondes, ende hoe die koninck Artur alle die Sennen sconfiert.Nu secget daventure voert:
32860[regelnummer]
Doe Margondes hevet gehoert,
Dat hy, Gawein, enwech was
Ende sine gesellen, satGa naar voetnoot5 hy nadas
Op sijn ors ende reet te Clarencewaert,
Ende doen hi daer quam, reet hi ter vaert
32865[regelnummer]
Tote Hargodabrande, ende zeide daernareGa naar voetnoot6
Dat die voederareGa naar voetnoot7 gesconfiert waren,
Die lagenGa naar voetnoot8 te Garlot, ende some doet.
Doe die koninck dit verstoet.
Was hi serech ende rouwech des.
32870[regelnummer]
Doe spranc op die koninck Gondofiles
Ende sprac: ‘here, willic varen besienGa naar voetnoot9
Wat daer es? - Ende binnendien
Quam gereden Simarus mede,
Die hem zeide, aldaer ter stede,
32875[regelnummer]
Dat die voedererGa naar voetnoot10 gesconfiert waren
Entie vier koninge doet, twarenGa naar voetnoot11;
Doe wart Hargodabrant erreGa naar voetnoot12 das,
Dat hi welna verwoedet was,
Ende hi vielGa naar voetnoot13 in ommacht mede
32880[regelnummer]
Ombe die vier koninge, daer ter stede,
Wantsi sine naesteGa naar voetnoot14 mage waren;
Ende doen hi verkomen was daernareGa naar voetnoot6,
ZeidiGa naar voetnoot15 toten koninck Gondofiles,
Dat hise wreken voereGa naar voetnoot16 nades.
32885[regelnummer]
Hi zeide, dit woude hi vangen an,
Ende nam met hem vijftichdusent man,
Ende makede daeraf batalien nu,
In elker batalic tienGa naar voetnoot17 dusent, seegic iu:
Die koninck Salibruen ende Margoen
32890[regelnummer]
Leiden diersteGa naar voetnoot18 batalie doenGa naar voetnoot19;
Dhertoge Lavoer entie koninck Orbores
Leiden dander batalie nades;
Die koninck Grangolis ende Meliadus,
Die koninckGa naar voetnoot20, leiden die derde aldus;
32895[regelnummer]
Die vierde leide die koninck Brandolijn,
Entie drossate Malaquijn;
Entie vijfte leide Gondofiles,
Ende sijn broederGa naar voetnoot21, sijt seker des;
Dese vijf scaren voeren mettervaert
32900[regelnummer]
Den rechten wech te Garlotwaert,
Thent hem ontmoeteGa naar voetnoot22 dat heerGa naar voetnoot23 dat Merlijn
Tegen hem brachte geleit in scijn,
By ener scoenreGa naar voetnoot24 praierien;
Daer hadde Merlijn gevisiert sine partienGa naar voetnoot25
32905[regelnummer]
In seven te delenGa naar voetnoot26 oec daernaer:
Daer beval hi dierste scaer
Den koninck VenterGa naar voetnoot27 entenGa naar voetnoot28 hertoge Escant,
EntenGa naar voetnoot28 koningeGa naar voetnoot29 Tradeliant,
Met dertich dusent mannen mede;
32910[regelnummer]
Dander scaer geleide ter stede
Die koninck Lot entie koninck Ban
Entie koninck Bohort, ende oec daeran
Die koninck metten C. riddrenGa naar voetnoot30, God weet,
Met dertichdusent man gereet;
32915[regelnummer]
Galescins leide die derde, dat wet,
Ende sijn drossate Galescinans met,
Ende oec die koninck Albas
Ende dhertoge Belias;
Dese hadden dertichdusent man;
32920[regelnummer]
Die koninck Clarioen quam daeran
Metter vierder scaren al;
Daer was mede die koninck Nabunal
Ende oec die koninck Belinan;
Dese hadden dertichdusent man.
32925[regelnummer]
Die vijfte leide te dien tydenGa naar voetnoot31
Cleodalis, die drossate van Carmelide,
Entie koninck Carados mede,
Met dertichdusent manGa naar voetnoot32 ter stede.
Die seste leide Aginegeros daer,
32930[regelnummer]
Des koninck Clamadens drossate vorwaer,
Ende koninck Pelles drossate daerby;
Dertichdusent manGa naar voetnoot33 hadden sy.
Heer Gawyn ende sine broederGa naar voetnoot34, sijt seker des,
| |
[pagina 368]
| |
Entie koninck Brangores,
32935[regelnummer]
Entie koninck Lacs drossate, ten stonden,
Entie heren van der Tafelronden
WarenGa naar voetnoot1 metten koninck ArtuerGa naar voetnoot2
In sireGa naar voetnoot3 batalie, die men ter uerGa naar voetnoot2
Niet hadde mogen tellen nu,
32940[regelnummer]
So menichGa naar voetnoot4 was daerin, seegic iu.
Die seven scarenGa naar voetnoot5 gemoetenGa naar voetnoot6 vorwaer
Die Sennen iegen hem komende daer;
Ende als die koninck Salebruen sach
Die KersteneGa naar voetnoot7, sloech hi daerin, wat hi mach.
32945[regelnummer]
Ende dhertoge Escant quam daer iegen
Met siner batalien vreeslycGa naar voetnoot9 gedregen;
Daer wart van slagen groet geclanc,
Wat belpet dat ict makede lanc?
Die KersteneGa naar voetnoot7 gingen hem so vreeslyeGa naar voetnoot8 ane
32950[regelnummer]
OchtGa naar voetnoot9 sise genomen hadden doet te slane,
Ja, datter van vijftiehdusent mede
Maer sevendusent bleef ter stede;
Maer si hadden hem vercocht also,
Dat des menech Kersten wartGa naar voetnoot10 onvro,
32955[regelnummer]
Ende menegeGa naar voetnoot11 vrouwe gemaket mede
WeduweGa naar voetnoot12, ende oec wesen ter stede,
Die onberaden bleven nades.
Ende doe dhertoge entie koninck Gondofiles
SagenGa naar voetnoot13 dat baer liedeGa naar voetnoot14 waren doet,
32960[regelnummer]
VoerenGa naar voetnoot15 si te zeewaert, dor die noet,
Die daer in twe mylen na was.
Doe die koninck Artur gewaer wart das
Volgedi hem met al sinen heer,
Dat hi daer hadde, tot op dat meer,
32965[regelnummer]
Daer diegene twe galeyenGa naar voetnoot16 vonden,
Die hem vitalie brachten tienGa naar voetnoot17 stonden;
Daer sijn die Sennen ingegaen,
Maer eer si daerin quamenGa naar voetnoot18, sonder waen.
WasserGa naar voetnoot19 menech geslagen doet
32970[regelnummer]
Ende verdroncken, in der noet;
Want die scepe voeren van daer,
Si ne dorsten niet beiden vorwaer,
Ende voerenGa naar voetnoot15, daer se daventure geleide,
Diese wonderlyc hier verspreideGa naar voetnoot20.
32975[regelnummer]
Ende doensi aldus nu waren ontreden,
KeerdeGa naar voetnoot21 die koninck Artur ter steden,
Daer die strijt hadde gewesen.
In enen plein sloegensi na desen
Haer tenten ende daden hem te gemake,
32980[regelnummer]
Ende aten ende dronken, na die sake,
Ende rasten hem tote des morgens vroeGa naar voetnoot22;
Doe stondensi op ende wapenden hem doeGa naar voetnoot22,
Ende voerenGa naar voetnoot23 gereet te Clarencewaert.
So lange voerensi in derGa naar voetnoot24 vaert,
32985[regelnummer]
Datsi haer tenten sagenGa naar voetnoot12 ter ure;
Doe zeide Merlijn toten koninck ArtureGa naar voetnoot25:
‘Here, heden es die dach komen,
Daer een inde af wertGa naar voetnoot26 genomen:
OchtGa naar voetnoot9 al gewonnen ochtGa naar voetnoot3 al verloren.
32990[regelnummer]
Laet sien, hoe suldyGa naar voetnoot27 uwen toren
Wreken optiegene die iu
Menegen scadeGa naar voetnoot28 hebben gedaen vor nu;
Heden sal men sien daeran
WieGa naar voetnoot29 met speren gesteken kan,
32995[regelnummer]
Ende wie met swaerden kan houwen;
Men sal heden wel scouwen
Wie hier goet ridder sal wesen;
Daerombe biddic iu alle na desen,
Dat gy iu so proevet ter stede,
33000[regelnummer]
Dat tgoedeGa naar voetnoot30 lant van Logres mede
Sine ere niet en verliese daerby’.
Ende gemeenlic alle geloveden syGa naar voetnoot31
Datsi des haerGa naar voetnoot32 macht souden doen.
Merlijn zeide doe vor al die baroen:
33005[regelnummer]
‘Ons sal goet gescien noch hedenGa naar voetnoot33
Maer ic wil, dat gy nu ter stedenGa naar voetnoot34’
Zeidi tot al den baronen naerGa naar voetnoot35,
‘Dat gy my hier gelovet openbaer,
EntieGa naar voetnoot36 koninck Artur te voren mede,
33010[regelnummer]
Wat ic wille, te doeneGa naar voetnoot37 ter stede’.
Si zeiden, si wouden dat gerne doen;
Daer gaf hem sijn trouwe elc baroen
EntieGa naar voetnoot36 koninck Artur, dat elc soude
Doen wat hi gebode ende woude.
33015[regelnummer]
Doe zeide Merlijn: ‘dit es die dach in seijn,
Dat dlantGa naar voetnoot38 van BertanienGa naar voetnoot39 gedestrueert sal sijn,
God en helpe ons, Onse Here!
Ende onse viande en werden nembermere
Verdreven, gy ne hebbet gemaket ter ure
33020[regelnummer]
Gerechte soeneGa naar voetnoot40 jegen den koninck ArtureGa naar voetnoot25,
Ende tesGa naar voetnoot41 oec mijn geloef van iu,
Dat gy soeneGa naar voetnoot40 iegen hem maket nu’.
Doe dit verstonden die baroene
| |
[pagina 369]
| |
Was sulc blyde van desen doene,
33025[regelnummer]
Ende sulken wassetGa naar voetnoot1 leet; maer nochtan
Hieldensi sijn geloef daeran,
Ende versoendenGa naar voetnoot2 alle ter stede,
Ende worden Arturs man oec mede,
Ende ontfingen haerGa naar voetnoot3 lant daernaer;
33030[regelnummer]
Doe was grote blyscap daer.
Doe dit gedaen was, doe redensi
Te Clarencewaert, dat stont daerby,
Daer nu die Sennen stormden sereGa naar voetnoot4,
EntieGa naar voetnoot5 van binnen setten hem ter wereGa naar voetnoot4;
33035[regelnummer]
Daer warenGa naar voetnoot6 xl dusent man.
Merlijn was nu komen daeran
Met sijnre banieren in die Sennen doeGa naar voetnoot7;
Hi dade hem in vier syden riden toeGa naar voetnoot7,
Ende dade die tenten al slaen daer neder
33040[regelnummer]
Overal in den heerGa naar voetnoot8, voert ende weder.
EntieGa naar voetnoot5 Sennen, die nu vor der stat waren,
Ende hieraf niet en wisten. twaren,
Si hoerden dit gerochteGa naar voetnoot9 ter stede
Ende haerGa naar voetnoot8 tenten vallen mede;
33045[regelnummer]
Doe wordensi verscricket saen,
Ende lieten haer stormen staen,
Ende liepen derwaert met groter gereGa naar voetnoot10,
Ende riepen haer tekenGa naar voetnoot11 alle sereGa naar voetnoot10;
Daer began die strijt sterc ende stoutGa naar voetnoot12,
33050[regelnummer]
Daer vergaderde met groter gewoutGa naar voetnoot12
Denc in den andren naer;
Si braken hare spere daer,
Doe gingensi houwen metten swaerdenGa naar voetnoot13;
Daer wart menechGa naar voetnoot14 geslagen ter aerdenGa naar voetnoot13
33055[regelnummer]
Daer bleef menechGa naar voetnoot14 doet, sijt seker das,
Ende tegen enen KerstenGa naar voetnoot15, die daer was,
So warenGa naar voetnoot6 daer vier Sennen, God weet;
NiemanGa naar voetnoot16 en quam, daer men street
Also vreeslyc, als men daer dede;
33060[regelnummer]
Daer wart afgesteken ter stede
Menech KerstenGa naar voetnoot17 in der noet;
Daer bleef oec menech Senne doet,
Ende oee man ende paert dorhouwen;
Des was HargodabranGa naar voetnoot18 in groten rouwe,
33065[regelnummer]
Ende nam een sterc speer in die hant,
Ende reet op Cleoles te bant,
Den koninck, die stontGa naar voetnoot12 ende koene was,
Die tegen hem oec reet nadas:
Daer stac elc opten andren alsoe,
33070[regelnummer]
Dat haer speer brakenGa naar voetnoot19 doe,
Ende si sockeerden metten lichamen,
Datsi ter aerden vielenGa naar voetnoot20 tsamen
Metten orsen; doe blevensi daer
Lange licgende, wet vorwaer,
33075[regelnummer]
DattieGa naar voetnoot21 orse op hem lagenGa naar voetnoot22 nu;
Oec warenGa naar voetnoot6 si in ommacht, secgic iu.
Doe wart groet die batalie mede
Ombe te bescuddene dheren bede;
Ende als die Sennen vergaderden daer,
33080[regelnummer]
Entie KersteneGa naar voetnoot15 mede daernaer,
Daer wart hermonteertGa naar voetnoot23 HargodabrantGa naar voetnoot18;
Maer dnsent Sennen, sij in bekant,
Worden eer geslagen doet,
EnterGa naar voetnoot24 KersteneGa naar voetnoot15 hondert, in der noet,
33085[regelnummer]
Eer si Cleoles hermonteerdenGa naar voetnoot25 mede,
Die sinen arm brac ter stede,
Daer hi van den orse vielGa naar voetnoot26 ter stat;
Ende voerdene uten heer daernaer.
33090[regelnummer]
Doe bat hi sinen drossateGa naar voetnoot29 daer,
Dat hi met sinen lieden maerGa naar voetnoot30
IntGa naar voetnoot31 heer rede ende haer leidesman waerGa naar voetnoot30,
Dus redensi intGa naar voetnoot31 heer den drossate volgen,
Ombe haren hereGa naar voetnoot32 seer verbolgen,
33095[regelnummer]
Wantsi brakenGa naar voetnoot33 doen in den hoep,
Ende si sloegen enen koninck doet;
Dat mense daerombe prijsde sere.
Die strijt wart groet ende sorgelye,
33100[regelnummer]
Entie KersteneGa naar voetnoot15 dadent so welGa naar voetnoot36 sekerlye,
Dat men daer emberGa naar voetnoot37 af spreken sal.
Ende Merlijn, die dese hatalie al
Troeste, ende voer hier ende daer,
HyGa naar voetnoot38 zeide: ‘gy heren, nu es openbaer
33105[regelnummer]
Die dach, daert al gelecget an;
Nu sal men sien, wieGa naar voetnoot39 vrome es dan’.
Ende als die ridder Merlyne horen,
DadeGa naar voetnoot40 hem ele nu daer te voren,
Ende gingen slaen daer vreeslike slage;
33110[regelnummer]
Ende als die van der stat dit sagen,
Datsi getroestet worden nu,
TrockenGa naar voetnoot41 si alle wtGa naar voetnoot42, secgic iu,
Ende sloegenGa naar voetnoot43 in die Sennen naerGa naar voetnoot44,
| |
[pagina 370]
| |
Ende wrachten wonder met wapene daer;
33115[regelnummer]
Maer si vonden die Sennen van groter weerGa naar voetnoot1,
Ende sloegenGa naar voetnoot2 doet menegen Kersten heer,
Ende sine hadden niet mogen duren,
En hadden die princen gedaen ter uren,
Die so vrome warenGa naar voetnoot3 mede,
33120[regelnummer]
Ende so vreeslike slage sloegenGa naar voetnoot2 ter stede,
Datse nieman enGa naar voetnoot4 mochte ontstaen.
Ende Merlijn stokedese alle saen
Overal, ende lietse niet geduren;
Hi hadde een houtGa naar voetnoot5 ter uren
33125[regelnummer]
In der hant, ende reet metten orse,
Ende dorbrac altenenGa naar voetnoot6 die porse,
Ende riep so lude, dat ment tierGa naar voetnoot7 ner
Horen mochte alt heer duerGa naar voetnoot8:
‘Heden, gy heren, esGa naar voetnoot9 die dach,
33130[regelnummer]
Dat hem elc ridder proevenGa naar voetnoot10 mach,
Wat hi nu waerdich mach wesen’.
DoenGa naar voetnoot11 die ridder hoerden van desen,
Ginc daer iegelycGa naar voetnoot12 togenGa naar voetnoot13 sine cracht,
Macr so wieGa naar voetnoot14 dat daer wel vacht,
33135[regelnummer]
Die koninck Artur dadetGa naar voetnoot15 noch also wel;
Want sine slage waren so fel,
Dat hi man ende ors mede
Overmiddes clovede daer ter stede.
Ende heer Gawyn entieGa naar voetnoot16 van der Tafelronden,
33140[regelnummer]
Ende alle die barone dadent soe,
Dat hem die Sennen niet meer doe
En konden geweren, ende gingen vlien.
Daer bleven doetgeslagen mettien
33145[regelnummer]
Alle die koninge, die daer waren,
Met HargodabrandeGa naar voetnoot19, sonder vive, twaren,
Dat was Oriens en Franxabres
Ende Tornicans ende Trapixes
Dammirael, ende Trebehan;
33150[regelnummer]
Ende HargodabranGa naar voetnoot19 met dertichdusent man,
Dese vloen gesconfiert ende mat
Ende quamenGa naar voetnoot20 optieGa naar voetnoot21 zee nadat,
Daer baer scepe stonden vorwaer,
EntieGa naar voetnoot19 KersteneGa naar voetnoot22 iagedense tote daer
33155[regelnummer]
Ende hieldense so kort opterGa naar voetnoot21 zee
Datsi die helchteGa naar voetnoot23 versloegen ende mee,
SonderGa naar voetnoot24 dat daer verdrane, seegic iu,
Eersi gescepen konden nu;
Ende doesi gescepet waren daer,
33160[regelnummer]
Voerensi met rouwe enwech naer
Ombe haer groet verliesGa naar voetnoot25, sonder waen,
Datsi in den stride hadden ontfaen.
Nu swiget dit boec van desen,
Ende sal van den koninck Artur lesen,
33165[regelnummer]
Ende van den princen oec ter stede,
Die daer waren ten stride mede.
|
|