Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoeGa naar voetnoot8 die koninck Artur sijn wijf te lande voerde, ende hoe die koninck Lot metten koninge Artur street.Ons secget daventure ter stede
Doe koninck Artur, ende sine gesellen mede,
Achte dage hadden gewesen daer
In groter feesten, wetet vorwaer,
28045[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot9 brulocht entieGa naar voetnoot9 feeste nadas
Al te male doe geleden was,
Woude hi hem te landewaert gereiden;
Hi riep Gawine, al sonder beiden,
Ende zeide, dat hi siner gesellen nameGa naar voetnoot10 daer
28050[regelnummer]
‘So vele, dat er my blyveGa naar voetnoot11 maer
Vijfhondert, want ic wille varen nu
So ic hemelycstGa naar voetnoot12 kan, secgic iu,
Ende gy sult varen in mijne stat
Te Logres, ende sultseGa naar voetnoot13 vorsien nadat
28055[regelnummer]
Van spisen, van wyne, van allen dingen,
Want ic wil houden sonderlinge
Den meesten hof enten eerlycsten mede,
Die nie was gehouden in KerstenhedenGa naar voetnoot14
Tesen half-Oegste, secgic iu’.
28060[regelnummer]
Gawyn zeide: ‘icGa naar voetnoot15 denke nu
Dat iu ieman mach oplopen, here,
Ombedat gy vaert met cleenre wereGa naar voetnoot16’.
‘Des ontsiet iu niet’, zeide die koninckGa naar voetnoot17,
‘Maer haestet iu henen boven alle dincGa naar voetnoot17’.
28065[regelnummer]
Dus sciet heer Gawyn ende es gegaen
Tot sinen gesellen, ende zeide hem saen,
Datsi hem wapenden, si moestenGa naar voetnoot18 varen
In BertanienGa naar voetnoot19, sonder sparen.
Doe gingensi alle te samene dan
28070[regelnummer]
Ende namenGa naar voetnoot20 orlof an den koninck Leodegan
Ende an die barone van den lande
Ende al diegone die elc daer kande.
Doe si orlof hadden genomen,
Sijn si thorenGa naar voetnoot21 paerden gekomen
28075[regelnummer]
Ende satenGa naar voetnoot22 op ende reden tsamen,
So lange datsi te Logres kwamen.
Maer her Gawyn was herde swaer
Ombe sinen oem, dat hine daer
Achtergelaten badde, twaren,
28080[regelnummer]
Want hi verre moesteGa naar voetnoot18 varen
Dor siner viande lande eer hy
QuameGa naar voetnoot23 daer hi nu seker sy;
Des vruchte hi sere sijn verliesGa naar voetnoot24,
Ende hi haeste hem te seerreGa naar voetnoot25 diesGa naar voetnoot24
28085[regelnummer]
Sijns oemes gebot te doene daer:
Hi geboet in den lande, verre ende naer,
Al den lieden, hebbic vernomen,
Datsi tArturs hove souden komen
Te half-Oegste. Doe gereiden hem daeran,
28090[regelnummer]
DaerGa naar voetnoot26 eerlye te komen, menech man;
Ende mijnheer Gawyn dadeGa naar voetnoot27 gereiden daer
Wijn, wilbraet, wetet vorwaer,
Ende alle dinge die men visieren konde
DadeGa naar voetnoot27 hi daer bringen te dier stonde,
28095[regelnummer]
Ende wat dat men gedenken kan,
Daer des menscen begeerte mach licgen an,
Van etene, van drinkene dadeGa naar voetnoot27 hi komen daer:
Dat die stat so vol was daernaer,
Dat men en wiste waer licgen doe.
28100[regelnummer]
Ende alsiGa naar voetnoot28 dit bereit hadden alsoe,
Doe reet hi iegen sinen oem ter stede
Want hi groten anxt hadde mede,
| |
[pagina 313]
| |
Dat hi daer beroeft mochte werden nu.
Binnen desen dat dit was, secgic iu,
28105[regelnummer]
So was die koninck Artur gereet
Ende tracGa naar voetnoot1 na des Saterdages, God weet,
Doe Gawyn was enwech gereden;
Ende hi nam orlof daer ter steden
An alle die heren, die daer waren,
28110[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 twe koninge, sonder sparen,
Die koninck Ban entie koninck Bohoert,
VoerenGa naar voetnoot3 mettenGa naar voetnoot4 koninck Artur voert,
EntieGa naar voetnoot2 twehondert ende vijftich ridders ter stonden,
Die men doe hilt van der Tafelronden.
28115[regelnummer]
Die koninginne hadde gebeden hereGa naar voetnoot5 Amistans
HoersGa naar voetnoot6 vader capellaen, heren Leodegans,
Dat hi met haer soude varen;
Hi dadetGa naar voetnoot7 gerne, oec bleef hi daernare
HaerGa naar voetnoot8 capellaen menegen dach alsoe.
28120[regelnummer]
Si bat Gwinemaer, harenGa naar voetnoot9 neve, doe,
Die een goet ridderGa naar voetnoot10 was ende vry,
Ende Sardone, den broederGa naar voetnoot11, die ouder was dan hy,
EntieGa naar voetnoot2 borchgraveGa naar voetnoot12 van Deneblase was,
Die bat si met hem te vaerne nadas;
28125[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 koninck haer vader, Leodegan,
Voer met baer wtwaertGa naar voetnoot13 met menegen man,
Ende geleidese drie dachvaertGa naar voetnoot14 daernaer
Ende doe scietGa naar voetnoot15 hi van baer daer,
Ende bevalse alle Gode ende voer thueswaert.
28130[regelnummer]
Doe quam Merlijn mettervaert
Toten koninck Artur ende zeide:
‘Here, ic moet nu varen, sonder beidenGa naar voetnoot16,
Te Blasise, minen meesterGa naar voetnoot17, siet,
Want ic en sachen in langen tyden niet
28135[regelnummer]
Ende ic hebbe uwen oerbar wel gedaen’.
‘Hoe’, zeide die koninck Artur saen,
En suldyGa naar voetnoot18 te Logres tmynen hove niet sijn?’
‘Ja ic, here!’ zeide doe Merlijn,
‘Ic sal daer sijn eer dat sceet vorwaer’.
28140[regelnummer]
DoeGa naar voetnoot19 nam hi on hem orlof daer,
Ende doenGa naar voetnoot19 en wistensi sciere niet
Waer dat hi van hem nu sciet,
EntesGa naar voetnoot20 selven avendes quam Merlijn nu
Daer Blasys was, dat secgic iu,
28145[regelnummer]
Diene in langen tyden niet(en)hadde gesien;
Nu was hi herde blyde van dien,
Ende Merlijn telde hem al daventuren
Die gesciet waren van der uren,
Dat hi lestwerf van hem scietGa naar voetnoot21,
28150[regelnummer]
Hi en lietes een woert achter niet.
Hi telde hem, hoe die koninck Lot es
Behendelyc gevaren, sijt seker des,
In den foreest van Serpine mede;
Oec telde hi hem ander dinc ter stede,
28155[regelnummer]
Die noch gescien sullenGa naar voetnoot22 na des
In den konincrike van Logres;
Ende Blasys screef dat daer, groet ende smal,
Ende by hem so wetewy dat al.
Ende binuen desen dat dit was,
28160[regelnummer]
So quam die koninck Artur nadas
Met vijfhondert mannen gereden nu
Ende met sinen wive, secgic iu,
An den foreest von Serpine.
Eer si dat ietGa naar voetnoot23 wisten, waren die somer sine
28165[regelnummer]
Gereden, daer die koninck Loth Iach an
Ende wachte Artur met sevenhondert man;
Ende als die knechte worden gewaer
Datsi gewapent sijn openbaer,
Wistensi wael, datsi ombe arch warenGa naar voetnoot24 daer,
28170[regelnummer]
Ende hielden alle stille daernare,
Ende ontboden den koninck Artur tienGa naar voetnoot25 stonden,
Datsi gewapende liedeGa naar voetnoot26 hadden gevonden.
Als dit die koninck Artur verstoet,
Ontbeide hi siner liedeGa naar voetnoot26 ende beete te voet,
28175[regelnummer]
Ende ordineerdese alle daernaer,
Ende ontboet veertich riddersGa naar voetnoot27 vor hem daer,
Ende beval hem die koninginne doe,
Datsise in behoutGa naar voetnoot28 voerden alsoe,
SagenGa naar voetnoot29 si dat anders gaetGa naar voetnoot30 dan wale;
28180[regelnummer]
Doe satenGa naar voetnoot31 si op haer orse al te male,
Ende reden voert ende vonden hondendeGa naar voetnoot32 dan
Den koninck Loth met sevenhondert man;
Ende als dene den andrenGa naar voetnoot33 hevet gesienGa naar voetnoot34,
SloegenGa naar voetnoot35 si te gader alle mettienGa naar voetnoot36
28185[regelnummer]
Met groten nyde ende brakenGa naar voetnoot37 daer
HaerGa naar voetnoot38 spere; doe trockenGa naar voetnoot39 si alle daernaer
HaerGa naar voetnoot38 swaert, ende gingen houwen ende slaen
| |
[pagina 314]
| |
Op helme op scilde, ende brakenGa naar voetnoot1 se saen.
Daer wart die batalie nu so groet
28190[regelnummer]
Dat men nieGa naar voetnoot2 ontsach des genoet
Van luttel liedenGa naar voetnoot3, alse daer was.
Nu gevielGa naar voetnoot4, dat die koninck Artur na das
Dorbrac den strijt so verre doe,
Dat hi quam opten koninck Loth alsoe,
28195[regelnummer]
Entie koniuck Loth op hem weder daer;
Elc hadde een sterc speerGa naar voetnoot5 vorwaer,
Entie koninck Loth op Arthur nu stac
Dat sijn speerGa naar voetnoot5 in stickenGa naar voetnoot6 brac,
Entie koninck Artur stacne weder soe,
28200[regelnummer]
Dat hi ter aerden moesteGa naar voetnoot7 vallen doe,
Ende keorde die bene opwaert;
Maer hi spranc weder op ter vaert,
Alse die herde vromech was,
Ende deckede hem metten scilde nadas;
28205[regelnummer]
Maer hi was so rouwech ter stede,
Dat hi afgesteken was mede,
Dat hi welnaGa naar voetnoot8 ontsinnet was daer;
Entie koninck Artur keerdeGa naar voetnoot9 daernaer,
Ende quam weder opten koninck Loth doe
28210[regelnummer]
Ende stac na hem; ende doene alsoe
Die koninck Loth sach komen themwaert,
OntwinkedeGa naar voetnoot10 hi den steke mettervaert,
Ende daer Arthur neven hem soude lyden,
Sloech die koninck Loth, tienGa naar voetnoot11 tyden,
28215[regelnummer]
Des koninck Arturs ors also waelGa naar voetnoot12
Dor den ruege, dat vielGa naar voetnoot4 te dael,
EntieGa naar voetnoot13 koninck Artur mede vorwaer;
Ende sine bene bleven onder den orse daer
Ende lach hem daer oppe so vaste doe,
28220[regelnummer]
Dat hi hem niet en konde geroerenGa naar voetnoot14 alsoe.
Ende als dat die koninck Loth sach daer,
Greep hine metten helme daernaer,
Ende spranc op hem ende wranc mede,
Ende trackenGa naar voetnoot15 herde sere ter stede
28225[regelnummer]
Ende quetsedene, ende pijnde hem saen
HoeGa naar voetnoot16 hi hem dat hovet mochte afslaen;
Ende en hadde daer die koninck Ban niet gewesen
EntieGa naar voetnoot17 koninck Bohort, die quamen te desen,
Daer soude groet scade gesciet sijn tien stonden,
28230[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot17 ridders van der Tafelronden
DeseGa naar voetnoot18 quamenGa naar voetnoot19 hem alle te helpe daer;
Ende banderGa naar voetnoot20 syde quamen daernaer
Des koninck Lottes liede, omdat by
HorenGa naar voetnoot21 heren oec wonden staen sy;
28235[regelnummer]
Aldus wart die strijt groet, secgic iu,
Eer si beide bescuddet worden nu;
Ende als si gereddet worden daernaer,
Begondensi van ierstGa naar voetnoot22 te strydene daer.
AlsiGa naar voetnoot23 dus gestreden bebben lange,
28240[regelnummer]
Entie strijt was groet ende strange,
SagenGa naar voetnoot24 si waer Gawijn quam gereden
Ende Keye, die drossate, met haestecheden,
Ende brachten vierdusent gesellen daer;
Ende Keye haeste hem sere daernaer,
28245[regelnummer]
Alse die een stout ridderGa naar voetnoot25 was
Ende groet mede, sijt seker das,
En hadde sine quade tonge gedaen
Ende sijn scempenGa naar voetnoot26, sonder waen,
Daer hi sere gehatet ombe was
28250[regelnummer]
Waer hi quam, sijt seker das;
Maer hi was een getrouweGa naar voetnoot27 ridder mede
Ende en dade nieGa naar voetnoot28 ongetronwechedeGa naar voetnoot27
Noch verraetnesse dan ene bloet:
Dat was dat hi Leoncen sloech doet,
28255[regelnummer]
Des koninck Arturs sone, van nyde met,
In den foreest Perilleuse, dat wet,
Ende by den Waloys Persevalen
Was hi gewroegetGa naar voetnoot29 te dien male
Te hove, gelijc hem dade verstanen
28260[regelnummer]
Deremite, diene hem doet sach slaen.
Doe die koninck Artur Gawine sach komen,
Was hi blide, hebbic vernomen,
Ende reet anGa naar voetnoot30 den koninck Ban,
Ende zeide: ‘kendyGa naar voetnoot31 iet den voresten man,
28265[regelnummer]
Die dat grote speer bringet ter stede
Enton scilt mettenGa naar voetnoot32 lazure mede,
Daer die lewe inne staet rampant,
Ende metterGa naar voetnoot32 kronen van sylver te hant,
Ende metterGa naar voetnoot32 (banieren) in belloncGa naar voetnoot33 geset?’ -
28270[regelnummer]
‘Here, ic en kennes niet, dat wet,
Dan also verreGa naar voetnoot34 my dunket daerhy,
Dat Heer Gawyn, iu neve, sy’.
‘By Gode’, zeide die koninck, ‘gy secget waer,
| |
[pagina 315]
| |
Ende ic secget iu hier al openbaer,
28275[regelnummer]
Dat ons dese liedeGa naar voetnoot1 nu ter quader tijt
Op hebben gelopen in desen strijt;
Want al waerderGa naar voetnoot2 noch also vele,
Dat gaet met hem hier uten spele
Opdatne God behoedeGa naar voetnoot3 voertan’.
28280[regelnummer]
‘By Gode’, zeide die koninck Ban,
‘Si sijn sot beidensi hier, secgic iu,
Totedatsi in hem vergaderenGa naar voetnoot4 nu’.
Al die wile, datsi spreken daer,
Quam mijnheer Gawyn gereden naerGa naar voetnoot5,
28285[regelnummer]
Ende sach waer sijn oem soccoersGa naar voetnoot6 hevet noet;
Doe sloech hi in met haeste groet,
Dat hi sinen vader neder stacGa naar voetnoot7 tien tyden
Ende quetsedene al luttel in dene syde
Ende overreeten driewerf ochteGa naar voetnoot8 viere,
28290[regelnummer]
Hy haddene gedodet byna scicre;
Doe spranc hi van sinen orse saen,
Ende ginc boven sinen vader staen,
Ende wranc den helm wt enten koliere
Ende tracGa naar voetnoot9 Caliburnus, sijn swaert, sciere,
28295[regelnummer]
Ende zeide, hi woude hem dat hovet afslaen.
Hi en geve hem vollickeGa naar voetnoot10 daer gevaen.
‘Hebbet mijns gerade’, zeide hi, ‘edel man,
Want ic en mesdadeGa naar voetnoot11 iu nie daeran
So vele, dat gy doden soutGa naar voetnoot12 my’.
28300[regelnummer]
‘Gy doet: als gy oplopet’, zeide hy,
Mynen oem, so mesdoedyGa naar voetnoot13 daeran’.
Die koninck Loth zeide: ‘wie zijdyGa naar voetnoot14 dan
Dat gyne oem hetetGa naar voetnoot15?’ - ‘Wat roeket iu
WieGa naar voetnoot16 ic ben?’ zeide Gawyn nu,
28305[regelnummer]
‘Ic en secges iu niet; maer doet gereet
Dat ic iu hete, ochtGa naar voetnoot17 ic sla iu doet, God weet!’ -
‘Secget my’, zeide Loth, ‘des biddic iu
By der trouwenGa naar voetnoot18, die gy sijt sculdech nu
Den liefstenGa naar voetnoot19, dien gy levendech hebbet mede,
28310[regelnummer]
WieGa naar voetnoot16 gy geheten sijtGa naar voetnoot20 ter stede’.
‘Maer gy, die des my vraget, wie zijdyGa naar voetnoot14’?
Zeide Gawijn, ‘dat secget my’.
‘By Gode’, zeidiGa naar voetnoot21, ‘ic heteGa naar voetnoot17 die koninck Loth,
Een onsalichGa naar voetnoot22 koninck, also helpe my God,
28315[regelnummer]
Dien dat altoes mesvaltGa naar voetnoot23, waer hy komet toe’.
Doe dat heer Gawyn hoerde, zeide hi doe:
‘Ende ic heteGa naar voetnoot17 Gawyn, skoninck Arturs neve,
Dien ic sal dienen den dach dat ic leve’.
Doe dat die koninck hoerde daernaer
28320[regelnummer]
Spranc hi op ende begreepne daer,
Ende helsedene vriendelike ende zeide doe:
‘Ic ben in onsalige vader, dien gy alsoe
Scandelye ter aerden staketGa naar voetnoot24 nu’.
‘Mijn vader en zijdyGa naar voetnoot14 niet, secgic iu,
28325[regelnummer]
Noch mijn vrientGa naar voetnoot25 oec nembermeer
Tote desmaels dat versoent sy eer
Tuscen den koninck Artur ende iu mede,
Ende gy hem genade hebbet gebeden ter stede
Ende gy hem daerna manscap doet;
28330[regelnummer]
Niet anders en betrouwetGa naar voetnoot26 iu te my goet
Dan an derGa naar voetnoot27 doet, ende wetet thant
Gy en laet hier negeen ander pant
Dan iu hovet’. Doe die koninck dit hoerde,
VielGa naar voetnoot28 hi in ommacht van den woerde; nam
28335[regelnummer]
Ende als hi weder doe verquam,
Zeidi: ‘lieve sone, ic geve my op’, ende
Sijn swaert ende gaf hem dat vorwaer,
Ende zeide, hi woude doen daernaer
Al dat hi woude vorwaert meer.
28340[regelnummer]
Doe ontfermede des Gawyne herde seer
Ende weende, ombedat hi, daer ter stede,
Synen vader gequetset hadde mede.
Doe satensi op haer orse beide daerGa naar voetnoot5
Ende gingen haer liede scedenGa naar voetnoot29 naerGa naar voetnoot5;
28345[regelnummer]
Ende doe sise aldus daer hadden gescedenGa naar voetnoot30,
Voer Gawyn tsinen oeme ter steden;
Ende alsen sijn oem hevet vernomen,
Zeide hi: ‘lieve neve, sijt wellekomenGa naar voetnoot31!
HoeGa naar voetnoot32 quam dat gy hier komen sijt?
28350[regelnummer]
WistyGa naar voetnoot33 iet dat wy hadden desen strijt?’
‘Neen ic, maer ic quam dus iegen iu;
MaerGa naar voetnoot34 ic dankes Gode sere nu
Van desen stryde, want dat es mijn vader,
Daer wytegen nu vergadertGa naar voetnoot35 sijn algader,
28355[regelnummer]
Ende gelovet sij God! hier es so gedaen,
Dat hy iu te genaden komet saen,
Als tsinenGa naar voetnoot35 heer, van al sinerGa naar voetnoot36 mesdaet,
Ende te beterne na uwes selves raet;
Ende ontfaeten vor uwen man,
28360[regelnummer]
Want hi esGa naar voetnoot37 dat te wesene gereet voertan’.
| |
[pagina 316]
| |
Doe dit die koninck hoerde daer,
Dankede hi des Gode sere daernaer,
Der eren, die hi hem hadde gedaen;
Daerna quam die koninck Loth gegaen
28365[regelnummer]
Met al sinen liedenGa naar voetnoot1, ende hadden daer
Al haerGa naar voetnoot2 helme afgedaen vorwaer
Ende baerGa naar voetnoot2 coffien alle mede.
Doe zeide Gawijn tsinenGa naar voetnoot3 oeme ter stede:
‘Here, hier komet mijn vader gegaen
28370[regelnummer]
Ombe in manscap te doeneGa naar voetnoot4 saen’.
Ende alsen die koninck Artur komen siet,
Beette hy ter aerdenGa naar voetnoot5 ende en lette niet;
Ende al sine barone beetten daer,
Entie koninck Loth viel ter aerdenGa naar voetnoot5 naer
28375[regelnummer]
Over sine knienGa naar voetnoot6 ende gaf hem sijn swaert.
Ende sprac aldns ten koninck Arturwaert:
‘Here, ic kome te genade iu,
Want ic hebbe iu dickewile vor nu
Gekrenket ende gelachtertGa naar voetnoot7 seer;
28380[regelnummer]
Nu koemic ende mijn volc tot iu, heer,
Dat gy metGa naar voetnoot8 ons uwen wille doet
Van al dat iu selven dunketGa naar voetnoot9 goet’.
Doe wart hi daer des koninck Arturs man
Met al sinen liedenGa naar voetnoot10 vorwaert an;
28385[regelnummer]
Doe hiefeneGa naar voetnoot11 Artur op nadien
Ende zeide: ‘here, gy hebbet over uwe knien
So lange gelegen, gy sijtGa naar voetnoot12 so goeden man,
Dat men iu met rechte voertan
Sal vergeven ene grote mesdaet;
28390[regelnummer]
Ende al (en) waerGa naar voetnoot13 des oec niet, dat verstaet,
Ende ic iu toterGa naar voetnoot14 doet hatede, gy hebbet nu
Sulke kinder, die my hebben, secgic iu,
So gedient, dat ic iu niet
Haten en mochte, wat des gesciet;
28395[regelnummer]
Ende ic wille, dat al mijn goet tehant,
Dat ic hebbe, ende al mijn lant
Tuwen gebode sij om Gawyns wille,
Inwes sones, dien ic, lude ende stille
Liever dan ieman hebbe, die levet nu;
28400[regelnummer]
Nochtan sijnGa naar voetnoot15 hier twe koninge, secgic iu,
Die ic te rechte minnen soudeGa naar voetnoot16, sonder waen,
Want si my soccoersGa naar voetnoot17 hebben gedaen,
Ende geholpen in groter noet, God weet!’ -
Doe stont die koninck Loth op gereet
22405[regelnummer]
Ende dankede sere den koninck Artuer;
Dus was die vrede gemaket ter uer,
Des menechGa naar voetnoot18 ridderGa naar voetnoot19 blide was,
Ende si satenGa naar voetnoot20 op haer ors nadas
Ende reden teGa naar voetnoot21 Logres teGa naar voetnoot21 samen;
28410[regelnummer]
Ende doe si teGa naar voetnoot21 Logres binnen quamen,
Dade men hem grote feeste daernaer.
Daer was menechGa naar voetnoot18 gekomen vorwaer
Tsinen hove, datsi nadat
Al niet konden gegaen in die stat,
28415[regelnummer]
Ende moestenGa naar voetnoot22 daer buten haer tenten slaen;
Des was so blide, sonder waen,
Die koninck Artur, dat hi daerna geboet,
Des andrenGa naar voetnoot23 dages, alGa naar voetnoot24 sine genoet,
Om bedathi hem tetene woude geven daer,
28420[regelnummer]
Datsi tsinen hove quamenGa naar voetnoot25 naer.
Des andrenGa naar voetnoot23 dages quam daer menechGa naar voetnoot18 man,
Ende doe si vergadert waren daeran
Gingensi messe horen daer nu;
Ende daer dadeGa naar voetnoot26 die koninck Loth, secgic iu,
28425[regelnummer]
In der kerkenGa naar voetnoot27 sinen eet voertan,
EmbermeerGa naar voetnoot28 te sine skoninc Arturs man,
Vor alle die liedeGa naar voetnoot29 die waren daer;
Dus blevensi altoes vriendeGa naar voetnoot30 daernaer.
Ende na messe ginc men eten saen,
28430[regelnummer]
Daer wel gedient was, sonder waen,
Van allen des, des wiesGa naar voetnoot31 opter aerdenGa naar voetnoot32
Ende elken man na sinerGa naar voetnoot33 waerdenGa naar voetnoot32;
Ende na den etene gingen besien
Die ridder die tenten mettienGa naar voetnoot34
28435[regelnummer]
Die daer scone stonden ter stede.
Dus warenGa naar voetnoot37 si achte dage daer,
Ende dat vole quam ember naer,
Want die koninck hadde ontboden alsoe,
28440[regelnummer]
Dat hi groet hof woude houdenGa naar voetnoot38 doe,
Ende dat hi ende sijn wijf oec mede
Crone souden dragen daer ter stede,
Daer oec die koninck scone gichtenGa naar voetnoot39 gaf,
Daer hem die heren beloveden af.
28445[regelnummer]
Ende beloefden si hem iet alsoe
Van sinen giehtenGa naar voetnoot39, die hi gaf doe,
Si beloefden hemGa naar voetnoot40 noch also sere
Van der koninginnen, die, in allen kere,
Gaf cleder vrouwen ende ionefrouwen met
| |
[pagina 317]
| |
28450[regelnummer]
Ende armen batselieren, dat wet,
Ende riddrenGa naar voetnoot1 ende knapen so mildelike
Alrehande scoenhede, datsi sekerlike
So lieftael wart onder hem allen daer,
Ende datsi se minden sere daernaer.
28455[regelnummer]
Ende doentGa naar voetnoot2 quam te half-Oegste optenGa naar voetnoot3 dach,
Daer die meeste feeste op gelach,
Quamen al die heren gecledet daer
Met horen dieren clederenGa naar voetnoot4, wet vorwaer;
Entie koninginne quam gepareertGa naar voetnoot5 scone,
28460[regelnummer]
Ende hadde optenGa naar voetnoot3 hovede ene crone,
Ende haerGa naar voetnoot6 jonefrouwen quamen rykelike
Gepareert ende oec fierlike,
Entie koninck Artur droech krone mede.
Aldus gingen si te messe ter stede,
28465[regelnummer]
Die die biscop Drubriees dade daer;
Ende na die messe ginc men daernaer
Eten blidelike, sijt seker das,
Entie koninck Ban ende sijn broederGa naar voetnoot7, die daer was,
DroegenGa naar voetnoot8 oec krone daer ter stat
28470[regelnummer]
Ombedat hem Jenovre, die koninginne, bat;
Ter hoger tafelen, daer die koninge saten
Was wel gedient utermaten.
Daer dienden toe mijnheer Gawein
Ende Keye ende Lucam ende Yweiu,
28475[regelnummer]
Griflet, Sagrimor, ende Dodinans,
Keyedijn, Eegijn, ende Keye van Strans,
Galegwintijn, Agglavael, Galegrencs,
Blioberis, Agrawein, ende Garies,
Galesconde, ende Ywen van Liones,
28480[regelnummer]
Ywen van Stail ende Gaheries,
Ywen metten witten handen ende Synados,
Gwinemar, Ofnam, ende Achos,
Ende Ales. Dese tweëndetwintich heren
Dienden ter hogerGa naar voetnoot9 taflen met eren;
28485[regelnummer]
Ende veertichGa naar voetnoot10 batselieren dienden daer
Ten andrenGa naar voetnoot11 taflen, dat daernaer
So wel gedient was in allen stonden,
Dat ment nietGa naar voetnoot12 verbeteren konde.
Nu laticse eten, als gy hoert,
28490[regelnummer]
Ende sal secgen van den koninck Artur voert,
Van den belove, dat hi nu doet,
Dat al sijn leven in sinen hove stoet.
|
|