Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan des Keisers bruetlochtGa naar voetnoot21 van Rome.Daventure secht, doe Merlijn was
GescedenGa naar voetnoot22 van daer, dat nadas
Die Keyser dadeGa naar voetnoot23 soeckenGa naar voetnoot24 allegader
27105[regelnummer]
Avengnablen moeder ende vader
Ende horen broeder Patriase mede;
Ende te Mompelier, in derGa naar voetnoot25 stede,
Vant mense, ende brochtse te Rome nu;
Des was men daer hlyde, secgic iu,
27110[regelnummer]
Dat haer aventuren dus sijnGa naar voetnoot26 vergaen,
Si waren te Rome wel ontfaen,
HaerGa naar voetnoot27 dochter dade hem feeste groet,
Die si meendenGa naar voetnoot28 dat wareGa naar voetnoot29 doet;
Die Keyser dade hem weder hebben haerGa naar voetnoot27 lant,
27115[regelnummer]
Oec dade hi sine dochter nemen thant
Patriase, ende hy selve nam mede
Avegnablen daer ter stede.
Daer was die brnetlochtGa naar voetnoot21 groet vorwaer,
EntieGa naar voetnoot18 vrouwe verdiendeGa naar voetnoot30 daernaer,
27120[regelnummer]
Datse die barone lief hadden nu;
Ende binnen der feesten, secgic iu,
QuamenGa naar voetnoot31 boden van GrieckenGa naar voetnoot32 gereden,
Want die Keyser Adriaen, nu ter steden,
En mochte niet meer riden no gaen,
27125[regelnummer]
Ende daer es een groet twist bestaen,
Dat hi dat dade herechtenGa naar voetnoot33 mede;
Dat zeidensi den Keyser daer ter stede
Van Rome, want dat onder hem was.
Doe namen die boden orlof nadas,
27130[regelnummer]
Ende quamen ter dorewaert gegaen,
Daer si die letteren sagenGa naar voetnoot34 staen,
| |
[pagina 302]
| |
Die Merlijn hadde gescreven daer;
Si lasenGa naar voetnoot1 se doe, ende daernaer
KeerdenGa naar voetnoot2 si weder ten Keyser toe,
27135[regelnummer]
Ende zeiden hem ende ontbonden doe
Wat die letteren sprakenGa naar voetnoot3 daer,
Ende dat Merlijn was, wet vorwaer,
Die hert entie wilde man
Die sinen droem daer diedeGa naar voetnoot4 voertan,
27140[regelnummer]
Entie meeste raet es mede
Des koninck Arturs van BertanienGa naar voetnoot5 ter stede;
Doe segende hem die Keyser daer.
Doe gesciede daer een groet wonder naer,
Want also vro alst hem was doen verstaen,
27145[regelnummer]
So waren die letteren al vergaen;
Des wart grote niemaerGa naar voetnoot6 in dat lant
Van den wonder, dat men daer vant
Gescreven, dat Merlijn mochte wesen.
Hier swiget dit boec nu van desen,
27150[regelnummer]
Entie Keyser leide voert een blide leven
Van den wive, die hem was gegeven,
Ende sijn dochter was blyde daeran
Oec ombe horen goeden man.
Dus laticse haer blyscap dryven
27155[regelnummer]
Ende sal iu voert van Merlyne scryven,
Die te Blasyse es komen nu,
Diene blidelike ontfinckGa naar voetnoot7, secgic in.
Daer tellede hi Blasise alle die dinge,
Die te Rome gescieden sonderlinge,
27160[regelnummer]
Ende hi zeide hem van den x koningen naerGa naar voetnoot8
Ende van den hertogen die daerGa naar voetnoot9
Vergadert sijn, ende optie Sennen mede
Willen varen vor Clarence, die stede,
Ende hi telde hem van den groten strijt,
27165[regelnummer]
Die vor Trebes was ter tijt
Tegen Claudas ende tegen Frolles,
Ende tegen Randone ende Pontes (ende) AntonesGa naar voetnoot10;
Hevet gewonnen, ende dat diegoneGa naar voetnoot14
27170[regelnummer]
Sal climmen boven allen desen,
Die in sinen tiden sullen wesen.
Doe settetGa naar voetnoot15 Blasys in gescrifte daer,
Ende by hem wetewy dat vorwaer;
Maer wy latenGa naar voetnoot16 hieraf die tale blyven,
27175[regelnummer]
Ende sullenGa naar voetnoot17 van den twaelfGa naar voetnoot18 koningen scryven.
|
|