Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijDit boec secht ons, hoe Gawyn ende sine gesellen ridder worden, ende hoe die koninck Claudas wart verdreven.24770[regelnummer]
Ic beginne in Godes name
Van enen ridder, die wel bequame
Menegen es die daeraf hoert,
Dat es Gawyn, hoe hi quam voert
Dat hi riddersGa naar voetnoot15 name ontfinck,
24775[regelnummer]
Ende met hem menech iongelinck,
Daer sint af gesciede mede
Menege aventure te meneger stede.
Die koninck Artur lach tesen tydenGa naar voetnoot16
Te Bredegan met sinen liedenGa naar voetnoot17 blyde,
24780[regelnummer]
Ende woudeGa naar voetnoot18 te Logres varen nu;
Daer Gawyn lach, secgic iu,
Met sinen gesellen in derGa naar voetnoot19 poert,
Die dat sciere hadden verhoert,
DattieGa naar voetnoot20 koninck Artur ende sijn gesinde
24785[regelnummer]
DerwaertGa naar voetnoot21 quameGa naar voetnoot22 met geninde;
Des warensi alle herde blide
Ende satenGa naar voetnoot23 op haer paerde tienGa naar voetnoot24 tyden
Ende reden tegen hem daernaer.
Ende doe si by den koninck quamen daer,
24790[regelnummer]
Doe nam Merlijn die drieGa naar voetnoot25 koninge besyden
Ende dadese beten te dien tyden
Onder enen sconen boem mede,
Ombedathi woude, datsiGa naar voetnoot26 ter stede
Der kinder ontbeidenGa naar voetnoot27, ende daden daernare
24795[regelnummer]
Alle danderGa naar voetnoot28 vorwaert varen
Die thantGa naar voetnoot29 die kinder ontmoetenGa naar voetnoot30 daer;
Doe vrageden die kinder hem daernaer
Ombe den koninck Artur, sonder waen,
Doe wijsdensi hem den boem saen
24800[regelnummer]
Daer hi onder gebeet weer;
Doe vcerensi alle derwaert meer
Ende Gawyn reet vor, want sine daer
Alle vor boren meester vorwaer
Ende vor horen here hielden mede,
24805[regelnummer]
Waer si voerenGa naar voetnoot31 in elker stede;
Ende si hadden alle recht daeran,
Want hi was die beste geleertste man
Die ie was entieGa naar voetnoot32 hovescste ter stede
EntieGa naar voetnoot32 wiseste van der werlt mede,
24810[regelnummer]
Ende dit was hem angeboren al
Ende van naturen, groet ende smal;
Dus redensi so verre alsoe
Datsi ten bome quamen toe,
Daer die drie koninge satenGa naar voetnoot23 onder.
24815[regelnummer]
Doe beettenGa naar voetnoot33 die kinder alle bysonder,
| |
[pagina 276]
| |
Ende doe die riddersGa naar voetnoot1 sagen van der tafelronde
Die kinder so edelike komen ter stonde
Ende so wel te gerake ende gecleet,
Doe stonden si jegen hem op gereet,
24820[regelnummer]
Want in haren gelate dochte hem daernare
Datsi van hogen geslachte waren.
Daer bat Gawyn die heren daernaer,
Datsi hem wijsden Artur daer;
Doe zeide Nasciens, die hovesc was:
24825[regelnummer]
‘SietGa naar voetnoot2, hi sit ginder in dat gras
Ende es die ioncste van den drienGa naar voetnoot3’;
Ende Gawyn dankede hem van dienGa naar voetnoot4,
Ende ginc tot hem ende knielde daer
Ende alle sine gesellen daernaer,
24830[regelnummer]
Ende groettenGa naar voetnoot5 die koninge hovesclike iu,
Hi ende sine gesellen algelike.
Doe zeide Gawyn: ‘here, ic ben komen tot
Ende myne broeder ende myne neven nu,
Alse tot onsen gerechten here, mede;
24835[regelnummer]
Wy hebben gehoert sulke dogelichede
Van iu zeegen, dat wy daernareGa naar voetnoot6
Ombe wapene tontfane sijn komen hareGa naar voetnoot6,
Ende dat gy ons ridder sult maken;
Wy sullen iu voert in allen saken
24840[regelnummer]
Dienen alse wy seuldech sijn daerby,
Opdat iu onse dienstGa naar voetnoot7 genoechlie sy;
Ende oec sijn hier sulke, die iu, here,
GedientGa naar voetnoot8 hebben wel ende sere
Sint dat gy waretGa naar voetnoot9 uten lande
24845[regelnummer]
Gelijc ochtetGa naar voetnoot10 hadden geweestGa naar voetnoot11 haer viande;
EntenGa naar voetnoot12 goeden, ik wil oec gijt wet,
Sal men verwiten die doget metGa naar voetnoot13,
Die men doer hem hevet gedaen,
EntenGa naar voetnoot12 quaden helen, sonder waen,
24850[regelnummer]
Want hi en roket des te lonen niet
Want sijn oge negene doget ansiet
No sijn herte en denket twint
Der doget, die men hem doet omtrint’.
Doe die koninck Artur hoerde die tale
24855[regelnummer]
Behagede hem dat kint herde wale,
Ende nam hem metterhant saen
Ende dadese alle daer op staen,
Ende vragede hem, wie si waren:
‘Here’, zeide Gawyn, ‘twaren,
24860[regelnummer]
Eer wy seegen wie wy sijn nu,
WarenGa naar voetnoot14 wy gerne onthoudenGa naar voetnoot15 van iu,
Ende alse wy weten daeraf den fijn
SullewyGa naar voetnoot16 in seegen, wie wy sijn’.
Doe die twe koninge hoerden die woert,
24865[regelnummer]
Die dat kint daer sprac voert,
Behagede hem dat wel, ende hieldene daer
Vor wijs ende vroet vorwaer.
Doe zeide die koninck Artur also houdeGa naar voetnoot17,
Dat hise gerne onthoudenGa naar voetnoot15 woudeGa naar voetnoot17,
24870[regelnummer]
Ende wilse selveGa naar voetnoot18 metterhant
Alle ridder maken, sij in bekant,
‘Ende gy zijt my wellekomeGa naar voetnoot19 alle nu,
Ende ic sal iu vrientGa naar voetnoot20 zijn, secgic iu,
Ende ic wil dat gy myne gesellen sijt
24875[regelnummer]
Ende alle van mijnre herberge nu ter tijt’.
Doe die kinder dit hoerden daer,
Knielden sy alle vor hem naer,
Ende dankeden hem alle sere saen;
Doe dadese die koninck opstaen,
24880[regelnummer]
Ende vragede Gawyne, wie hi waerGa naar voetnoot21,
‘Want ic dat van iu te wetene begaerGa naar voetnoot21’.
Doe zeide Guwijn: ‘here, men heetGa naar voetnoot22 my
Gawijn, entese drieGa naar voetnoot23 kinder, die hierby
Nu staen, sijnGa naar voetnoot24 myne broederGa naar voetnoot25,
24885[regelnummer]
Beide van vader ende van moeder,
Entie koninck Lot onse vader es
Ende es here van Orcanie ende Leones;
Ende mijn outsteGa naar voetnoot26 broederGa naar voetnoot25 naest my
Heet Agraweyn, entieGa naar voetnoot27 daernaest sy
24890[regelnummer]
Heet Gaheries, wet vorwaer;
Ende onse moederGa naar voetnoot28 doet ons gewes,
Datsi des koninck Arturs suster es
Van hoerreGa naar voetnoot29 moederGa naar voetnoot28 wegen nu;
EnteseGa naar voetnoot23 anderGa naar voetnoot30 ioncheren, seggie iu,
24895[regelnummer]
Die hier staen, sijn onser moeyenGa naar voetnoot31 kinder,
Ende Galescins heet, die staetGa naar voetnoot32 ginder
Ende es koninck VentresGa naar voetnoot33 sone van Garlot,
Entese ander twe, so help my Got,
Zijn des koninck Uriens kinder’, zeide GaweinGa naar voetnoot34,
24900[regelnummer]
‘Entie ene heetGa naar voetnoot22 YweinGa naar voetnoot34,
Entie ander hiet Ywen oec met,
Ende es sijn broeder, here, dat wet,
Van sijns vader wegen, sonder waen,
Entie ander joncheren, die hier staen,
| |
[pagina 277]
| |
24905[regelnummer]
Sijn alle edeler liede kinder nu;
EnteseGa naar voetnoot1 lange brune, seggic iu,
Es koninck Beliantes sone mede,
EnteseGa naar voetnoot1 twe, die hier staen ter stede,
SijnGa naar voetnoot2 des koninges neven van Astragone met,
24910[regelnummer]
Dene heetGa naar voetnoot3 Keye van Strans, dat wet,
Ende dander Keyadyn die clene;
EnteseGa naar voetnoot1 anderGa naar voetnoot4 sijn neven gemene
Ende bestaen mynen vader na ter steden,
Ende zijn hertogen kinder ende gravenGa naar voetnoot5 mede;
24915[regelnummer]
Ende dene heetGa naar voetnoot3 Ywen mettenGa naar voetnoot6 witten handen,
Die wel sal noch sijn lachterGa naar voetnoot7 anden,
Dander heetGa naar voetnoot3 Ywen van Riveel,
Die derde Ywen van Lyoneel,
Dit vierde Ywen Declains mede;
24920[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot8 ginder staet te gener stede
Die scone, die wel geleerde met,
Hi es des Keysers maech, dat wet,
Van Constantinople, ende is gehetenGa naar voetnoot9
Sagrimor, es ons doen weten,
24925[regelnummer]
Ende es hier komen, seggic iu,
Ombedat gyne ridderGa naar voetnoot10 sult maken nu,
Ende wilt in dienenGa naar voetnoot11 getrouwelike,
Oec wil ic sijn geselle wesen, sekerlike,
Van wapene also lange als hi nu
24930[regelnummer]
Hier wil bliven, dat seegic iu’.
Doe die koninck Artur hoerde die taleGa naar voetnoot12
Van den kindrenGa naar voetnoot13, behagedensi hem waleGa naar voetnoot12.
Ende nam hem in sinen arm daer,
Ende custene menechwerf daernaer
24935[regelnummer]
Ende hietene menechwerf welkome wesen
Ende alle sine gesellen na desen.
Doe zeide die koninck Artur daernaer:
‘Gawyn, lieve neve, wet vorwaer,
Ic wil dat gy conincstavel sijt
24940[regelnummer]
Van alle mynen lande nu ter tijt
Ende van mynen hove, sonder waen,
Ende al dat gy wilt, dat sij gedaen’.
Doe knielde Gawyn ende dankedet hem doe
EntieGa naar voetnoot8 koninck gat hem met sinen hantscoeGa naar voetnoot14
24945[regelnummer]
Dese gichteGa naar voetnoot15, ende hoevene op aldaerGa naar voetnoot16;
Doe satensi op haerGa naar voetnoot17 paerde daernaer
Ende si reden al te hant nadat
Te Logreswaert in die stat.
Doe koninck Artur te Logres quam
24950[regelnummer]
Ende hem sine suster daer vernam,
Gawyns moderGa naar voetnoot18, es si iegen hem gegaen
Ende hietenGa naar voetnoot19 welkome wesen saen;
Ende Morgeine quam oec nadas,
Die des koninck Arturs suster was.
24955[regelnummer]
Ende doese die koninck kende, wet vorwaer,
So dade hi hem grote feeste daer
Ende si voeren ten palaseGa naar voetnoot20 waert na des
Daer dat scone met biesen gestroyetGa naar voetnoot21 es
Ende met sydenen clederen behangen wel;
24960[regelnummer]
Men hadde daer feeste groet ende spel,
EntesGa naar voetnoot22 selven dages hiet die koninck
Den kindrenGa naar voetnoot12, datsi boven alle dinckGa naar voetnoot23
In die hovetkerke sonden gaen
Ende Gode daer anheden saen,
24965[regelnummer]
Ende waken alle die nacht daerin;
Ende dit was na SinxenGa naar voetnoot24 meer noGa naar voetnoot25 myn
VeertienachtGa naar voetnoot26 dat dit gesciede daer.
Die-kinder lagen die nacht daernaer
In der kerken tote des morgens vroe;
24970[regelnummer]
Daer quam die koninck Artur tot hem doe
Ende dade ene messe singen saen;
Ende alse die messe was gedaen,
Nam die koninck Artur sijn goede swaert,
Dat meneger mark was waert,
24975[regelnummer]
Dat hi wten anebelteGa naar voetnoot27 trac hiervoer,
Ende gordet Gawyne, enten rechten spoer
SpienGa naar voetnoot28 hi hem, entie koninck Ban
Den linken spore, ende voertan
Sloeeben die koninek Artur in den hals daer:
24980[regelnummer]
‘God make iu goet man!’ zeide hi daernaer;
Doe makede hi ridderGa naar voetnoot10 sine broeder nu
Ende gaf elken een zwaert, seggic iu,
Van den twaelfGa naar voetnoot29 zwaerden, die hi tienGa naar voetnoot30 stonden
By Merlijns rade hadde vonden.
25985[regelnummer]
Dus worden die kinder gemaket daer,
Ende alle diegene die woudenGa naar voetnoot31 daernaer,
NuweGa naar voetnoot32 ridders van koninck Arturs hant;
Ende daerna, dat sij iu bekant,
Sanch die aertsebiscop Drubrices
24990[regelnummer]
Hoemesse, ende alsi gesongen es,
| |
[pagina 278]
| |
Gingensi te hovewaert alle nadas,
Daer dat eten bereet doe was.
Daer hielt die koninck Artur feeste groet,
Daer was ten etene menecb genoet,
24995[regelnummer]
Ende men diende daer wel utermaten
Al dengenen die daer aten.
Doe waren daer die quiuteinen geleget
Daer men op te joesteerne pleget,
Entie batselieren warenGa naar voetnoot1 bereet:
25000[regelnummer]
Maer Merlijn verboet dat, God weet,
Ombe des orloges willeGa naar voetnoot2, doe liet ment daer.
Drie dage rastensi hem daernaer;
Daer gaf sijn goet doe myldeliken
Die koninck Artur armen ende riken
25005[regelnummer]
Ende iongen batselieren, die daer quamen
Die hi onthielt al te samen
Wel veertichGa naar voetnoot3 dusent, sonder die met hem waren,
Entie hi vor hem brachte, twaren,
Uten konincrike van Carmelyde.
25010[regelnummer]
Doe si daer lagenGa naar voetnoot4 dus tienGa naar voetnoot5 tyden
Makede kennesseGa naar voetnoot6 Morgeine nadas
An Merlyne, die ene grote clerckerse was
Ende dadeGa naar voetnoot7 so vele iegen hem daer,
Dat hi haer leerde sint daernaer
25015[regelnummer]
Van Nigromancien menech wonder,
Ende si onthielt dat al wel bisonder.
Daerna optenGa naar voetnoot8 derden dach mede
Sprac Merlijn Artur an ter stede,
Ende sprac, dat hi hem gereide saen,
25020[regelnummer]
Daer waer negeenGa naar voetnoot9 beiden, sonder waen,
‘Want Ponces, Anthonys, ende Frolles
Zijn ember toe getogen, sijt seker des,
In dat lant van Bonewyc ende mede
Die koninck Claudas oec ter stede
25025[regelnummer]
Entie koninck van Gales mede’.
Die koninck Artur zeide: ‘ic trecke gerede,
Welke tijt iu goet dunket wesen’.
Merlijn zeide: ‘dat secht uwen liedenGa naar voetnoot10 na desen
Datsi noch tavent hem bereidenGa naar voetnoot11
25030[regelnummer]
Ende in den iersten slape, sonder beidenGa naar voetnoot11
Opsitten, ende varen henen dan,
Ende voert met iu twintichdusent man,
Die gy met iu brachtetGa naar voetnoot12 van Carmelyde,
Ende Does van Caredol sal tien tydenGa naar voetnoot13
25035[regelnummer]
Hier blyven ende hoeden dese stat’.
Doe sciedensi onder hem nadat,
Entie koninck beval Gawyne dit saen,
Also hem dat Merlijn dede verstaen;
Ende Gawyn dede nu daer alsoe
25040[regelnummer]
Ende hietse hem alle bereiden doe.
Daerna es hi te sinen oeme gegaen
Ende zeide datsi gereet sijn, sonder waen.
Doe zeide Merlijn tenGa naar voetnoot14 koninge nadas:
‘Here, vraget Gawyne, wieGa naar voetnoot15 diegene was
25045[regelnummer]
Diene leide, daer hi sine moeder alsoe
Verloeste, daer hine leide toe’.
Doe zeide die koninck: ‘Gawyn, wetyGa naar voetnoot16
Die iu leide, dat gy in moederGa naar voetnoot19
25050[regelnummer]
Zeide Gawyn, ‘want ic en kennes twent’.
‘Vraget hem voert, ochtGa naar voetnoot17 hi ietGa naar voetnoot18 kent’,
Zeide Merlijn, ‘wie hem die letteren gaf,
Daer van Ywen stont inne gescreven af,
25055[regelnummer]
Des koninck Uryens sone, dat hy
Hem te hulpe quameGa naar voetnoot22 daerby?’
Doe vragede hem des die koninck daer
OchtGa naar voetnoot17 hi den knecht iet kende daernaer.
Gawyn zeide doe: ‘neen, hy, niet;
25060[regelnummer]
Ende Gawyn doe Merlyne nauwe besiet
Ende wartGa naar voetnoot23 ombe deseGa naar voetnoot24 pinsende, secgic iu,
Die dat hiervor gesecht hadde nuGa naar voetnoot25,
Dat dit Merlijn was, ende na dese dinck
Zeide hi doe tot Artur, den koninck:
25065[regelnummer]
‘By Gode, Heer, inGa naar voetnoot26 weet; men zeide my,
Dattet een iu vrientGa naar voetnoot27 Merlijn sy,
Ic woude dat icken wael kende nu,
Want hi hevet my gedient, secgic iu:
Hi dede my van des keysers neve verstaen
25070[regelnummer]
Van Constantinople, ende oec mede saen
Ywene, mynen neve, dio in groter noet
Was, dede by my bescudden van der doet,
Ende my selven onder Arondeel
Halp hi mijns lives een deel,
25075[regelnummer]
Ende en es man in aertryke,
Dien ic eer kennen woude sekerlike’.
‘Gy zulten wael kennen’, zeide Merlijn daer,
‘Als hem dat lief es’. Doe loechGa naar voetnoot28 daernaer
Die koninck Artur ende zeide saen:
25080[regelnummer]
‘Gawyn, sieten hier by my staen,
| |
[pagina 279]
| |
Ic sal iu met hem bekant maken’.
Doe gingensi sitten na dienGa naar voetnoot1 saken
Op ene coetse onder hem drien.
Doe zeide koninck Artur: ‘hier moechdy sienGa naar voetnoot2
25085[regelnummer]
Den man die iu voerde tArondeel,
Des dages, doe gy vor den casteel
Keyen van Strans ende Dodinas,
Daer elc in groten anxteGa naar voetnoot3 was,
BeschuddetGa naar voetnoot4, ende iu selven dede
25090[regelnummer]
In den casteel daer gaen ter stede,
Doe iu der Sennen te vele quam daer;
Des soudyGa naar voetnoot5 hem danken openbaer
Van desen dienste ende anderGa naar voetnoot6 mede,
DieGa naar voetnoot7 hi iu gedaen heeftGa naar voetnoot8 te meneger stede’.
25095[regelnummer]
Gawyn zeide doe: ‘lieve here,
Ic en weet hem wat bioden mere,
Maer seker mach hi wesen van my,
Dat ic al sijn eygen sy;
Ende hi es so vroet oec mede,
25100[regelnummer]
Dat hi mijn herte wel kent ter stede,
Want dat teGa naar voetnoot9 hemwaert es al teGa naar voetnoot9 male’.
Merlijn zeide: ‘ik kenne iuGa naar voetnoot10 wale,
Ende ic wil oec, dat gy nu sijt
Mijn hemelike vrientGa naar voetnoot11 in alre tijt’.
25105[regelnummer]
Maer hi zeide hem, dat hi hoede wale
Dat hi nember negene tale
En makede van dingen, die hy
Hem seggen soude, so wat dat sy:
‘Ende gy sultGa naar voetnoot12 my in so meneger forme sienGa naar voetnoot13,
25110[regelnummer]
Dat iu sere wonderen sal van dien,
Ombedat ie niet (en) bekent wil sijn bloet
Want die nijt van der werelt es groet’.
Aldus dade hem kondechGa naar voetnoot14 Merlijn daer
Gawyne vor sinen oem vorwaer;
25115[regelnummer]
Ende doe si genoech gesproken hadden nu,
Doe zeide Merlijn, dat secgic iu:
‘Gawijn’, zeide hi, ‘lieve vrientGa naar voetnoot11, verstaet
Ic secge iu, dat gy an uwe moederGa naar voetnoot15 gaet,
Ende nemet orlof ende vaert henenGa naar voetnoot16 saen
25120[regelnummer]
Met uwen liedenGa naar voetnoot17 ende trecket, sonder waen,
In den ierstenGa naar voetnoot18 slape, ende trecket ter vaert
Rechtevoert te DoevrewaertGa naar voetnoot19;
Ende als gy daer komet, so doet. God weet.
Dat gy te scepeGa naar voetnoot20 genoech hebbet gereet
25125[regelnummer]
Also vro als in oem komet daer,
Dat hy scepen moge daernaer,
Entie twe koninge oec mede
Ende al dat met hem komet ter stede;
Ende, doer Gode, doet ere hem bedenGa naar voetnoot21,
25130[regelnummer]
Want si sijn getronwe in der waerhedenGa naar voetnoot22,
Ende al sijn sy metten koninck Artur nu,
Si sijn hoger liedeGa naar voetnoot23, dat secgic iu,
Van geslachteGa naar voetnoot24 dan die koninck es,
Ende hoedet iu herde wel des,
25135[regelnummer]
Dat gy nieman en segget waer gy vaert’.
Gawyn zeide doe: ‘sijt onvervaert,
Ic sal den orber wel doen, God weet!’
Doe scietGa naar voetnoot25 Gawijn ende ginck gereet
Te siner moederGa naar voetnoot26 ende nam orlof daer;
25140[regelnummer]
Doe ginck hi te sinen broederen daernaer
Ende tYwene, sinen neve, mede,
Ende tallen den andrenGa naar voetnoot27 ter stede,
Daer hi daer voer mede plach te gane;
DeseGa naar voetnoot28 sprac hi alle ane,
25145[regelnummer]
Datsi sine gesellen na desen
Altoes hier namaels sullenGa naar voetnoot29 wesen;
Doe gingensi slapen een luttelkijn.
Niet lange en haddensi in slape gesijn,
Datsi opstonden ende wapenden hem daer
25150[regelnummer]
Ende voerenGa naar voetnoot30 vaste enwech daernaer,
Ende reden so lange, datsi doe
Te DoevreGa naar voetnoot31 quamenGa naar voetnoot32 eens morgens vroe;
Maer die koninck ende Merlijn ende veertich metGa naar voetnoot33
Die van Carmelyde quamenGa naar voetnoot32, dat wet,
25155[regelnummer]
Die des koninck Arturs gesellen waren,
Daer hi mede was tote daer gevaren,
Dese bleven met hem tienGa naar voetnoot34 stonden,
Entie riddersGa naar voetnoot35 van der tafelronden
Ende Gawyu, die nu te DoevreGa naar voetnoot36 was,
25160[regelnummer]
Hi sende in alle havene nadas
Ombe die scepe, die daerinne waren,
Ende dade se hem bringen daerna, twaren,
So vele dat hireGa naar voetnoot37 genoech hadde daer.
Ende alse Merlijn wiste vorwaer,
25165[regelnummer]
Dat die scepe gereet waren,
Ende hiet hem te Rotsele varen doeGa naar voetnoot41.
Doe seiden die drieGa naar voetnoot39 kouinge alsoe:
| |
[pagina 280]
| |
‘Wat, Merlijn, en suldyGa naar voetnoot1 met ons nietGa naar voetnoot2 varen?’
25170[regelnummer]
‘Neen ic, here’, zeide hi, ‘maer, twaren,
Gy en sultGa naar voetnoot3 daer enen dach nietGa naar voetnoot2 hebben gewesen,
Ic en sal daer tot in komen na desen’.
Doe sciet dene van den andren daer,
Ende Merlijn voer te sinen meester daernaer
25175[regelnummer]
In Nortomberlant, die hem dede
Grote feeste, doe hi quam ter stede;
Daer zeide hem Merlijn al dat was gesciet,
Ende en liet des een twint achter niet,
Sint dat hi daer lestwerf was;
25180[regelnummer]
Ende Blasys screef dat al nadas,
Ende doe Merlijn hem zeide van der joncfrouwen,
Die hi so mynde met goeder trouwen,
Daer ic iu hier voraf dade verstaen,
Dat was Blasyse leet, sonder waen:
25185[regelnummer]
Hi dachte, dat sine bedriegenGa naar voetnoot4 soude
Ende began hemGa naar voetnoot5 castiene also houde.
Merlijn zeide, hi en verstonde niet van dienGa naar voetnoot6
‘Dat gescien sal, moet gescien’;
Doe zeide hi hem voert die prophecyen mede
25190[regelnummer]
Die nu gescietGa naar voetnoot7 sijn ter stede
Entie gescienGa naar voetnoot7 sullen al,
Alse iu dit boec hier wel seggen sal
Hier namaels; ende daer ter stede
SettetGa naar voetnoot8 Blasys in gescrifte mede;
25195[regelnummer]
Nu sal in dit hoec voert tellen
Van den koninck Artur ende sinen gesellen.
|
|