Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den koninck Amante, ende van den koninck Bohorte, ende van Gwinebande, sinen broederGa naar voetnoot8.Daventure segget ter stat,
Dat groet die strijt was nadat,
Daer Amant vergaderde na desen
An den koninck Galaät metten resen,
24215[regelnummer]
Dier tienGa naar voetnoot9 dusent was, wael opgeseten,
Tegen sevendusent, suldyGa naar voetnoot10 weten.
Daer wart een vreeslyeGa naar voetnoot11 strijt gedaen;
Maer in dat indeGa naar voetnoot12, wetet, sonder waen,
So wart die koninck Amant gesconfiert,
24220[regelnummer]
Ende eer die strijt was gefiniert
So bleef daerbinnen van Giganten dan
Vijfdusent doet, ende voertan
Van des koninck Amantes lieden daernaer
Bleef er driedusent doet vorwaer.
24225[regelnummer]
Ende doe die koninck Amant gesconfiert was,
Was hi droevech ende reet nadas
So verre dat hi in enen bosce quam,
Daer hi des nachtes sine herberge nam,
EntesGa naar voetnoot13 morgens quam hem niemaerGa naar voetnoot14
24230[regelnummer]
Dat die koninck Bohort gevangen waerGa naar voetnoot14
Toten casteel van Caroie; doe seide hy
Tot sinen hemelikenGa naar voetnoot15 rade, dat hy
Enen spieGa naar voetnoot16 hemelikeGa naar voetnoot15 senden soude,
Ende gaen liggen selve met gewoude
24235[regelnummer]
So hi den castele naest kan,
‘Ende als si wt wanenGa naar voetnoot17 trecken dan
SullewyGa naar voetnoot18 op hem komen onversien,
Ende op hem stryden mettienGa naar voetnoot19’;
Dese raet dochteGa naar voetnoot20 hem allen goet.
24240[regelnummer]
Binnen desen doeneGa naar voetnoot1, des sijt vroet,
Dat dit gesciede, nam orlof saen
Die koninck Artur, sonder waen,
Ende oec metGa naar voetnoot21 die koninck Ban
An den koninck Leodegan;
24245[regelnummer]
Doe vragede hi den koninck ArtuerGa naar voetnoot22:
‘Here’, zeide hy, ‘te welker uerGa naar voetnoot22
Ende te welker tijt, seggetGa naar voetnoot23 my nu,
Sal mijn dochter gekroent sijn van iu?’
Doe zeide Merlijn, dat hi moet varen
24250[regelnummer]
In dat konincrike van Bonewyc, twaren,
Eer hi sine dochter nemen soudeGa naar voetnoot24.
Doe zeide hi hem daer also houdeGa naar voetnoot24
Redene, waerombe dat waerGa naar voetnoot25 nu,
Maer dat was in hemeliken rade, seggic iu.
24255[regelnummer]
Doe dit LeodeganGa naar voetnoot26 hevet verstaen
Doe bat bi den koninck Artur saen,
Dat hi wederquameGa naar voetnoot27 so hy ierst kan.
Merlijn seide doe weder daeran:
‘Men darf daerombe niet bidden nu,
24260[regelnummer]
Hi sal dat gerne doen, seggic iu’.
Daerna nam orlof die koninck ArtuerGa naar voetnoot22
An Jenovren, diene ter nerGa naar voetnoot22
Custe an sinen mont soetelikeGa naar voetnoot28
Ende bat hem herde vriendelikeGa naar voetnoot28,
24265[regelnummer]
Dat hi scire wederquame daer,
‘Want nembermere’, zeide si, ‘vorwaer
EnGa naar voetnoot29 ben ic blyde, gyne zijt komen’.
Aldus hevet hi orlof genomen,
Ende an al die van den hove daer
24270[regelnummer]
Nam hi orlof, ende daernaer
DadeGa naar voetnoot30 oec datselve die koninck Ban;
Ende doe namenGa naar voetnoot30 si enen bode daeran,
Ende senden teGa naar voetnoot31 koninck Bohorte nu
Toten castele van Caroie, seggic iu,
24275[regelnummer]
Ende ontbodeneGa naar voetnoot32, dat hi teGa naar voetnoot31 Bredegan
| |
[pagina 270]
| |
Tot hem quameGa naar voetnoot1, ende sine man;
Si zouden sijns ontbeiden daer.
EntieGa naar voetnoot2 bode reet enwech daernaer,
Ende hi voer met sinen twintichdusent man
24280[regelnummer]
Die hi hadde onthoudenGa naar voetnoot3 voertan,
Ende zijn opten wech komen nu;
EntieGa naar voetnoot2 bode, daer ic afzeide iu
Es toten koninck Bohort komen mede,
Ende zeide hem sine boetscapGa naar voetnoot4 ter stede.
24285[regelnummer]
Doe die koninck Bohort die boetscapGa naar voetnoot4 verstoet
Trac hi te hant daer metterGa naar voetnoot5 spoet,
Ende Gwinebant, sijn broederGa naar voetnoot6, reet
Met hem wtwaert, God weet;
Doe voerensi so lange datsi quamen
24290[regelnummer]
In dat sorgelike foreest te samen,
Dat sint oec gebetenGa naar voetnoot7 was
Dat wout souden keren, zijt seker das,
Als in dit boec sal seggen hiernaer.
Doe die koninck Bohort, wet vorwaer,
24295[regelnummer]
Ende Gwinebant, sijn broeder, quamen
In den foreest, haddensi daer te samen
Also luttel met hem alse veertich man,
Ende si reden in den foreest voertan,
Sodat si enen wech daer vonden
24300[regelnummer]
Ende ene wonderlike aventure, ten stonden,
In ener sconerGa naar voetnoot8 stede, die daer stoet;
Want si vonden, des zijt vroet,
Den scoensten, dien si ie zagen
Van riddrenGa naar voetnoot9 ende vrouwen in horen dagen;
24305[regelnummer]
Ende bandersyde vondensi sittende mede
In enen setel, daer ter stede,
Die scoenste ioncfrou die mochte wesen;
NietGa naar voetnoot10 verre van haerGa naar voetnoot11 sat na desen
Een ridder wel van boudert iaren
24310[regelnummer]
Die den dans dade bewaren;
Doe die koninck Bohort sach die ioncfrou daer
Beete hy ende sijn broeder daernaer,
Ende doese die joncfrouwe komen sach,
Stont si op so si ierst mach,
24315[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 koninck groetese daer nu
Ende si dankede hem des weder, seggic in.
Ende si gingen daer sitten in dat groene gras
Ende besagenGa naar voetnoot12 den dans nadas;
Ende Gwinebant besach die ioncfrou daer,
24320[regelnummer]
Die hem so wel bevielGa naar voetnoot13 daernaer,
Dat hi sijns selves al nu vergat
Van groten gedochteGa naar voetnoot14, daer hi inne sat.
Doe zeide die ioncfrou, daer si tochoren:
‘Tener goeder tijt waerGa naar voetnoot15 hi geboren
24325[regelnummer]
Die altoes sulke feeste, als dit es,
Mochte hebben ochtGa naar voetnoot16 gelyke des,
Also lange als hi leven zoudeGa naar voetnoot17’.
Gwinebant zeide, also houdeGa naar voetnoot17:
‘Joncfrouwe, wildy, dese feeste mede
24330[regelnummer]
SuldyGa naar voetnoot18 altoes hebben ter stede’.
‘Daeran’, zeidesi, ‘en salt bliven niet,
Ic en salt wael willen wat des gesciet;
Nu secht my alse hoeGa naar voetnoot19?’ - ‘Ic zegget in:
WondyGa naar voetnoot20 myne vriendinneGa naar voetnoot21 wesen nu,
24335[regelnummer]
Dat in dier manierenGa naar voetnoot22 alle die hier quamen
Souden bliven dansende te samen
ToterGa naar voetnoot23 tijt dat een ridder daer
Comen sonde, die vor no naerGa naar voetnoot24
Valsceit tegen minne en dede,
24340[regelnummer]
Ende oec moeste hi die beste sijn mede,
Die by synen tyden soude wesen’.
Doe zeide die ioncfrou to desen,
Dat sijt gerne soude doen alsoe
Indien dat hi den dans makede doe.
24345[regelnummer]
Gwinebant zeide: ‘des ben ic gereet’;
‘Ende ic oec’, zeidesi, ‘God weet’.
Doe ontfinc Gwinebant die maget,
Die baer selveGa naar voetnoot25 daer op draget;
Doe zeide die oude ridder ter stede
24350[regelnummer]
Hi wouderGa naar voetnoot26 sinen setel toe geven mede,
Daer die getrouweGa naar voetnoot27 ridder op sitten soude;
‘Ende ic geve daertoe myne krone van goude’,
Zeide die koninck Bohort, ‘te deser joie
Die ic nu brenge van Caroie,
24355[regelnummer]
Dat die ridder mede gekronet sal sijn daer
BrakeGa naar voetnoot28 die dans by hem vorwaer’.
Ende Gwinebant makede den dans nu,
Dat hi niet en cesseerde, zeggic iu,
Toter tijt dat soudeGa naar voetnoot29 komen mede
24360[regelnummer]
Een ridder, die nie tegen minne en dede,
Sonder also lange als si atenGa naar voetnoot30 dan;
Ende na den eten gingensi weder an.
Doe hi dat gemaket hadde, bat hem daer
Die joncfrouwe, dat hi makede daernaer
24365[regelnummer]
Een ander spel ombe horen wille doe,
‘Dat nembermeer en breke daertoe
| |
[pagina 271]
| |
Daer al die werelt af spreke bloet
Van groten wonder na myner doet’.
Doe makediGa naar voetnoot1 haer een scaecspel boudeGa naar voetnoot2
24370[regelnummer]
Daer dat ene deel af was van goudeGa naar voetnoot2
Ende tander van yvoren bene claer.
Doe hi dat beide gemaket hadde daer,
BertGa naar voetnoot3 ende spel, sodat daermede
IegelicGa naar voetnoot4 mochte spelen ter stede,
24375[regelnummer]
Dade hi sine nigromancic daertoe,
Dat alle diegene, die daer alsoe
Tegen gingen sitten, ombe spelen,
Welke tijt datsi trecken selenGa naar voetnoot5
Es dat Oude of Rock of Vinde,
24380[regelnummer]
Dat daer een tegenkome met geninde
Van denselven dathi trecket daer,
Ende hi nembermeer vorwaer
So wael en spele, hi en werde mat,
Hoe dicke dat hi spele ter stat,
24385[regelnummer]
Ende tspel mach nembermeer gemat wesen
Tote des maels, dat daerGa naar voetnoot6 komet te desen
Die beste ridderGa naar voetnoot7, die in der werelt es,
Ende oec moet hi sijn, sijt seker des,
Coninges kint ende koninginnen mede,
24390[regelnummer]
Die hem verweren sal ter stede.
Aldus makede daer Gwinebant
Dat scaecspel entenGa naar voetnoot8 dans te hant.
Daerna dede hi menech scone spel
Ende leerde der joncfrouwen so welGa naar voetnoot9,
24395[regelnummer]
Datsi menege dinck dede nadas,
Sint dat Gwinebant doet was,
Ende si dede sint keren tenGa naar voetnoot10 casteel,
Entio danse te Menragueel
MakenGa naar voetnoot11 in der stat sonder nameGa naar voetnoot12;
24400[regelnummer]
Dit brachte toe die joncfrou bequame
Als gy hierna wel sult verstaen.
Ende Gwinebant nam die joncfrou saen,
Entie koninck Bohort es van daer gesceden;
Entie dit hadde algader doen beleden
24405[regelnummer]
Die koninck Amant, ende wiste wael das
By enen spieGa naar voetnoot13, dat hi gesceden was
Van den casteel van Caroie nu,
Ende nam sine vijfhondert man, seggic iu,
Die hem bleven warenGa naar voetnoot14 in den strijt;
24410[regelnummer]
Daermede lach hi hemelike ter tijt
In dat wtvaren van den foreeste daer,
Daer die koninck Bohort riden soude naer,
Daer dede hi sine tenten slaen;
Entie koninck Bohort reet enwech saen
24415[regelnummer]
Doe die danse gemaket was,
Die alsulc was, als ic dat las,
Dat alle die ridders die daerna quamen,
Alle bleven dansende te samen,
Totedat Lancelot quam van den Lac
24420[regelnummer]
Die daerna den dans tebrac
Ende tscaecspel wan, ende sende dat
Der koninginnen Jenovren ter stat.
Ende ombedat al die daer quamen toe,
In dat foreest bleven dansende alsoe,
24425[regelnummer]
So hiet men dat sint, weet vorwaer,
Den wont sonder keren daernaer.
Dus es dese dinc nu gesciet,
Entie koninck Bohort en lette niet
Hi en reet enwech al sinen pas,
24430[regelnummer]
Ende quam gereden te hant nadas
Op des koninck Amantes tenten vorwaer.
Doe vragede die koninck Bohort daernaer
WiesGa naar voetnoot15 die tenten waren te hant?
Men seide hem doe: ‘des koninges Amant’.
24435[regelnummer]
Doe dit Bohort sach, doe dade hi saen
Sine liedeGa naar voetnoot16 tehant wapenen gaen,
Ende tracGa naar voetnoot17 besyden ende ontboet daernaer
Den koninck Amante, dat hi quameGa naar voetnoot18 daer,
Want hine gerne spreken soude.
24440[regelnummer]
Die koninck Amant quam also houdeGa naar voetnoot19
Tot hem ende groetene daer,
Ende doe zeide hi tot hem daernaer:
‘Here, gy doet groet onrecht my
Ende ic mach iu seggen waerby:
24445[regelnummer]
Gy onthoutGa naar voetnoot20 my mynen casteel,
EndeGa naar voetnoot21 ontervet my algeheel,
Daerby biddic iu, dat gyne my
Weder wilt geven; ic sal daerby
Iu goede vrientGa naar voetnoot22 sijn vorwaert meer’.
24450[regelnummer]
Bohort zeide doe: ‘heerGa naar voetnoot23 koninck, heer,
Ic en hebbe iu den casteel genomen niet,
Maer dat namenGa naar voetnoot24 iu, ochtGa naar voetnoot25 gy dat gebiet,
Diegene, daer gyne af hieldet doenGa naar voetnoot26,
Dat was die koninck Uter-Pandragoen,
24455[regelnummer]
DiesGa naar voetnoot27 man dat gy te rechte met
SoudetGa naar voetnoot28 hebben geweset, dat wet,
| |
[pagina 272]
| |
Maer gy waertGa naar voetnoot1 so overmoedich vortan,
Dat gy niet (en) werden woudetGa naar voetnoot2 sijn man;
Des nam hi iu den casteel daerby,
24460[regelnummer]
Ende doe hine iu nam gaf hine my,
Want ic hem lange hadde gedient
Ende was mede sijn goede vrientGa naar voetnoot3;
Ende noch wil hy scone vordel doenGa naar voetnoot4 iu:
Es dat gy wilt varen met my nu
24465[regelnummer]
Toten koninck Artur te Bredegan,
Ende werden getrouwelikeGa naar voetnoot5 sijn man,
Ic sal iu den casteel geven thant’.
Doe sprac te hant die koninck Amant,
Dat hi nembermeer (en) worde Arturs man
24470[regelnummer]
Ende hi en dadet ombe geen goet daeran.
Doe zeide die koninck Bohort saen:
‘En wildyGa naar voetnoot6 des niet doen, sonder waen,
So es iu die casteel ongereet’.
Doe zeide die koninck Amant, God weet:
24475[regelnummer]
‘Here’, zeidiGa naar voetnoot7, ‘gyne hebbet hier met in
Niet vele liedeGa naar voetnoot8 gebracht nu,
Ende ic en hebber oec niet vele,
Nochtan hebbic er meer te dele,
Ende es dat wy vechten tesenGa naar voetnoot9 tyden
24480[regelnummer]
Hier sal gescienGa naar voetnoot10 in beiden syden
Groet scade, dat wetic wel,
Want gy sult sijn te verdrivene fel,
Oec sellewyGa naar voetnoot11 ons node verdrivene laten,
Maer, woudyGa naar voetnoot12, wy zoudent anders saten:
24485[regelnummer]
Gy zijt hier vor den koninck ArtuerGa naar voetnoot13
Ende ic vor my selven ter uerGa naar voetnoot13,
Nu laet ons vechten man tegen man
Tehant, ende bekortent danGa naar voetnoot14
Op die vorwaerde: verwyndyGa naar voetnoot15 my
24490[regelnummer]
Dat die casteel sij quijt ende vry,
Ende so willic met iu varen dan
Toten koninck Artur, te Bredegan:
Ende werden sijn man van sinen goede, al
Dat ic hebbe, groet ende smal;
24495[regelnummer]
Ende verwinne ic iu, so gevet my
Mynen casteel weder quijt ende vry
Sonder enech calengieren daeran’.
‘Ja, ende ocht gevallet dan’,
Zeide die koninck Bohort ter stede,
24500[regelnummer]
‘Dat onser enech doet blivet mede,
HoeGa naar voetnoot16 salt dan sijn daerby?’
‘By trouwenGa naar voetnoot17, ic segget iu’, zeide hi,
‘Es dat gy my hier slaetGa naar voetnoot18 doet,
So sullenGa naar voetnoot19 mine liede, cleen ende groet,
24505[regelnummer]
Met iu varen alle gader dan
Ende werden des koninck Arturs man;
Ende blijfdyGa naar voetnoot20 doet hier ter stat,
So blivet mijn die casteel nadat,
Ende iu liede sullen dan enwech varen
24510[regelnummer]
Quijt ende vry, sonder sparen,
Ende willensi oec werden mine man,
Ic sal hem mynes goedes geven dan’.
Doe sekerdensi by trouwenGa naar voetnoot17, na datgone,
Dene den anderGa naar voetnoot21 dat te done;
24515[regelnummer]
Doe quam daertoe Ulfijn ende Bretel
Ende alle die anderGa naar voetnoot21 gesellen also wel,
Ende zeiden: ‘Here, wat wildyGa naar voetnoot22 doen ter stede?
WildyGa naar voetnoot22 vechten enen wijch mede
Tegen koninck Amante, den barone!
24520[regelnummer]
Des en suldyGa naar voetnoot23 nu niet doen,
MaerGa naar voetnoot24 laet ons alle vechten met iu,
Hine mach tegen ons niet duren nu,
OntsiedyGa naar voetnoot25 iu ombedat wy in scyne
So luttel liedeGa naar voetnoot26 sijn iegen die syne,
24525[regelnummer]
Wy willen dat gy ons nember vor goet
En houtGa naar voetnoot27, en slawy se niet al doet,
OchtGa naar voetnoot28 wy sullen eer doet bliven
Eer wyse ons laten verdriven;
Ende latewy iu vechten man tegen man,
24530[regelnummer]
Dat sal ons grote scande sijn dan’.
‘Swiget!’ zeide hi, die koninck BohoertGa naar voetnoot29,
‘Ende en spreket des nu nember woert,
Sint dat ictGa naar voetnoot30 hem hebbe gelovet nu,
Ic en ga hem des niet af, seggic iu,
24535[regelnummer]
Want ic en krege nember eer’.
Doe en sprakenGa naar voetnoot31 si hem niet meer;
EntenGa naar voetnoot32 koninck Amante oec bandersyden
Ginganbrysiel ende zijn heer Brandelijs,
24540[regelnummer]
Si zeiden: ‘Heer koninck, waerdyGa naar voetnoot35 wijs,
Gy en worpet iu niet in dese noet,
In aventuren van der doet,
Want gy hebbet hier liedeGa naar voetnoot33 genoech
Mede te vechtene na iu gevoech’.
24545[regelnummer]
‘Also helpe my God!’ zeide die koninck,
‘Ic en lietet niet achter omb negeenGa naar voetnoot36 dinck’.
| |
[pagina 273]
| |
‘By myner trouwen’, zeide Gwinebant,
‘MesvaltGa naar voetnoot1 dat iu, heer koninck, te hant,
Dat God verbieden moeteGa naar voetnoot2 daeran,
24550[regelnummer]
Ic en werde nember koninck Arturs man’.
Doe die koninck Bohort hoerde die dinge,
Doe sende hy derwaertGa naar voetnoot3 haestelinge
Gryflette ende Gwinrecke mede:
‘Vaert’, zeide hi, t Amante ter stede
24555[regelnummer]
Ende secht hem, eestGa naar voetnoot4 dat ic blive boven,
Ic wil hem dat wel geloven,
Dat icse quijt sal scelden dan,
Die niet enGa naar voetnoot5 wil werden des koninges man;
Ende dat hi hier niet ombe dinge sint
24560[regelnummer]
Tegen sine liedeGa naar voetnoot6 noch houde parlement’.
Doe voeren diegene toten koninck,
Ende zeiden hem aldus dese dinck;
Dit prijsde die koninck Amant sere.
Doe keerdensi weder thorenGa naar voetnoot7 here
24565[regelnummer]
Die bereet hilt in den plane aldaer;
Entie koninck Amant was oec vorwaer
Bereet ende quam derwaert gereden.
Doe ontseide elc andren daer ter steden
Ende lieten die orse lopen daer,
24570[regelnummer]
Ende onderstakenGa naar voetnoot8 hem daernaer
Dat haerGa naar voetnoot9 speer brakenGa naar voetnoot8 bede,
Ende si reden so na ter stede,
Datsi hem metten lichame daer
OnderhortenGa naar voetnoot10 so vreeslyeGa naar voetnoot11 vorwaer,
24575[regelnummer]
Dat hem die ogen dochte vergaen;
Entie koninck Amant viel doe saen
Wt sinen sadel ter aerden neder nu,
Ende lach in ommacht, secgic iu,
Maer die koninck Bohort bleef sittende nadas,
24580[regelnummer]
Want hi een sterc ridder was;
Ende doe hi sach dat hi dus lach,
Beette hi so hi ierstenGa naar voetnoot12 mach,
Ende gaf sijn paert thoudeneGa naar voetnoot13 daer
Enen knape ende ginck daernaer
24585[regelnummer]
Daer die koninck Amant lach alsoeGa naar voetnoot14,
Die noch niet verkomen was doeGa naar voetnoot14;
Daer tracGa naar voetnoot15 hi sijn swaert, dat scone was,
Daer hi mede sloech sint nadas
Menegen slach; doe sette hy daer
24590[regelnummer]
Dat swaert op sine borst daernaer,
Ende zeide: ‘heer koninck, staet op nu,
Gy slapet te lange, secgic in,
Ende tgaetGa naar voetnoot16 ten avendewaert seer
Ende ic hebbe anders te doene noch meer
24595[regelnummer]
Ende gyne doet gene hovescede,
Dat gy my so lange doet beiden mede’.
Ende onlanges daerna so verquam doe
Die koninek Amant, die hoerde al toe
Des koninck Bohortes woerde nu,
24600[regelnummer]
Ende prijsdene sere, secgic iu,
Dat hine daer spaerde sonder slaen
Ende dat hi hovescer waer, sonder waen,
Tegen hem dan hi soudeGa naar voetnoot17
Hebben geweset met gewoudeGa naar voetnoot17,
24605[regelnummer]
Hadde hi siner weldich gesijn alsoe.
Hi spranc op dapperlike doe,
Ende scaemde hem ende tracGa naar voetnoot15 sijn swaert,
Ende quam ten koninck Bohortewaert;
Hi sette den scilt vor zijn hovet,
24610[regelnummer]
Ende sloech den koninck, des gelovet,
OptenGa naar voetnoot18 scilt, dat hine ter stede
Clovede toten bokele mede:
Maer Bohort galt hem den slach genoech,
Want hi den helm van den hovede hem sloech
24615[regelnummer]
Ende sulc gat hadde mede daer,
Dat hi des nembermeer mochte daernaer
Orboren vorwaertGa naar voetnoot19, des gelovet;
Doe deckede die koninck Amant sijn hovet
Alse die den slach ontsach daer,
24620[regelnummer]
Want hi en hadde opten hovede maerGa naar voetnoot20
Ene coyfie; ende als die koninck BohoertGa naar voetnoot21
Den koninck Amant dus sach gevoert,
Dat hi sinen helm hadde verloren,
Doe leide hi hem dit te voren:
24625[regelnummer]
‘Heer koninck, wildyGa naar voetnoot22 vrede maken nu?
Gy siet wel hoeGa naar voetnoot23 dat staet met iu;
Vaert met nu ende doet manscap daernaer leet’.
Den koninck Artur; wantet waerGa naar voetnoot24
Scade, sloege ic iu doet; oec waertGa naar voetnoot25 my
24630[regelnummer]
‘MeendyGa naar voetnoot26 my dus doet hebben gereet?’
Zeide die koninck Amant, ‘ombdat ic nu
NegenenGa naar voetnoot27 helm en hebbe, ic seg iu,
Dat ic iu hier defiereGa naar voetnoot28 ter stede.
MettienGa naar voetnoot29 liep hi hem op mede
24635[regelnummer]
Ende meendeneGa naar voetnoot30 slaen opten hovet daer;
Maer die koninck Bohort droech daernaer
| |
[pagina 274]
| |
Den scilt tegen den slach alsoe,
Daer hi op sloech, dat hine doe
Niet en quetsede; entie koninck Bohoert
24640[regelnummer]
Brachte doe enen slach voert
OchtGa naar voetnoot1 hine slaen woude an die been,
Dit dochteGa naar voetnoot2 hem daer dat so sceen,
Ende nam den scilt ende droechen daertegen
Maer die koninck Bohort heveten geslegenGa naar voetnoot3
24645[regelnummer]
Op dat hovet ende clovedem dat doe
Van boven toten scouderen toe,
Ende hi viel neder ter aerden doet.
Ende als dit Giuganbrisel verstoet
Ende Brandelys ende Giromelant,
24650[regelnummer]
Dat doet was die koninck Amant,
Zeidensi, si en worden nember vortan
Des koninck Arturs vrientGa naar voetnoot4 no sine man,
Nochte nieman, die hem bestoet,
So en dadensi nembermeer goet.
24655[regelnummer]
Ende dit was dieselve Giromelant,
Daer men in Gawine af bescreven vant,
Ende Ginganbrisel oec mede,
Daer hi enen camp sint tegen dede.
Dese drie voerenGa naar voetnoot5 aldus van daer
24660[regelnummer]
Met hem drieGa naar voetnoot6 hondert, wet vorwaer,
Ende twehondert bleven daer oec mede,
Die zeiden datsi nu ter stede
Metten koninck Bohorte varen daer
Ende gerne woudenGa naar voetnoot7 werden daernaer
24665[regelnummer]
Des koninck Arturs man, wantsiGa naar voetnoot8
NegenenGa naar voetnoot9 beteren here hegerden dan hiGa naar voetnoot8.
Doe riep die koninck Bohort tot heme
Alle sine gesellen, als ic verneme,
Ende zeide, dat hi daer gerne ter stede
24670[regelnummer]
Een gasthues dede maken mede,
Daer men embermeer messe dede daernaer
Vor koninck Amantes siele vorwaer,
Ende ombe sine victorie mede
Die hem daer God gaf ter stede.
24675[regelnummer]
Daer was een clerc, die den koninck Amant
Gedient hadde, ende desGa naar voetnoot10 men te hant
So ordinierde, dat die koninck Bohoert
Met hem dese provende voert,
Ende gafse hem ende sovele daermede,
24680[regelnummer]
Dat hi des wael gedede ter stede.
Ende doe die koninck Bohort hadde daer
Den koninck Amant doen graven naer,
Ende dat gasthues gemaket mede
Voer hi te BredeganwaertGa naar voetnoot11, ter stede;
24685[regelnummer]
Daer vant hi den koninck Artur voertan
Ende sinen broederGa naar voetnoot12, den koninck Ban;
Ende doe hi quam vor den koninck Arture
Zeide hi hem sine aventure
Al te male, dat seegic iu;
24690[regelnummer]
Hi zeide (hem): ‘ic brenge hier nu
Des koninck Amantes liedeGa naar voetnoot13 met my
Op mijn geleide, ic zecge in wiGa naar voetnoot14:
Ombedatsi iu man willen werden mede
Ende haer goet houden van in ter stede’.
24695[regelnummer]
Doe hietse die koninck Artur na desen
Herde lieflykeGa naar voetnoot15 wellekomme wesen,
Ende zeide, hi woudeGa naar voetnoot16 hem al eer
Ende al goet doen voertmeer.
Doe dadensi hem manscap daer;
24700[regelnummer]
Doe vragede hi den riddersGa naar voetnoot17 daernaer,
Wat manne was die koninck Amant;
Doe weendensi, ende zeiden thant
Algader, hoetGa naar voetnoot18 waerGa naar voetnoot19 met horen heer,
Ende zeiden hem also min no meer
24705[regelnummer]
Also als hem es gesciet.
Doe die koninck Artur dit hoert ende siet,
EntieGa naar voetnoot20 koninck Ban, warenGa naar voetnoot21 si des blide doe,
Dat den koninck Bohort gevielGa naar voetnoot22 alsoe.
Doe quam Merlijn voert gegaen
24710[regelnummer]
Toten koninck Bohort, ende zeide saen:
‘Heer koninck, gy en secget ons niet vele
Van der brulocht ende van den spele,
Die iu broederGa naar voetnoot12 hevet gehat ende gy’.
Doe zeide Artur, die koninck vry:
24715[regelnummer]
‘Merlijn, nu doet ons verstaen
Van der brulocht, hoe si es vergaen’.
Doe zeide hem Merlijn van den danse daer
Ende van den scaecspele daernaer,
Dat Gwinebant makede ter stede
24720[regelnummer]
Dor sijns lieves wille, dor haerGa naar voetnoot23 bede.
Doe vragede hem die koninck Ban, ocht hy
Iet wiste wie die ridder sy,
Die den dans stille soudeGa naar voetnoot24 doen staen.
Merlijn zeide doe, sonder waen,
24725[regelnummer]
Dat hi noch niet geboren weer,
‘En roket iu niet te vragene meer’.
Doe die liede wisten, dat die koninck BohoertGa naar voetnoot25
Den koninck Amant doet hadde, voert
Zeidensi doe ende prijsdene seer,
| |
[pagina 275]
| |
24730[regelnummer]
Dat hi ende sijn broeder grote eer
Hadden beiaget, ende en warenGa naar voetnoot1 si dan,
Die koninck Artur waerGa naar voetnoot2 een verloren man.
Dus dageden die twe daer;
Doe sendeGa naar voetnoot3 die koninck Artur daernaer,
24735[regelnummer]
By Merlijns rade, dat seegic iu,
Daer die scatGa naar voetnoot4 gelegen was nu,
Daer ic iu hier te voren af zeide
Seshondert wercliedeGa naar voetnoot5, sonder beidenGa naar voetnoot6,
Met Merlyne, daer die scat was;
24740[regelnummer]
Daer dadiseGa naar voetnoot7 graven den scat so groet,
Dat nieman (en) sacb des genoet,
Daerna loet men den groten scat
Ende voerdene te Logres in die stat,
Daer Gawyn ende sine gesellen, secgic in,
24745[regelnummer]
Den koninck Arturs ontbeiden nu.
Ende doe die scat enwech was,
DadeseGa naar voetnoot8 Merlijn graven nadas
Onder enen eyke herde diepe doe;
Daer vondensi een vat van leder alsoe,
24750[regelnummer]
Daerin vondensi xij die scoenste swaertGa naar voetnoot9
Entie besteGa naar voetnoot10, die meer waren waert
Dan men ienige vant tienGa naar voetnoot11 tyden;
Doe was die koninck Artur blyde
Van den scatte ende van den swaerdenGa naar voetnoot12
24755[regelnummer]
Ombedatsi scenen van groter waerdenGa naar voetnoot12.
Des lach hi met sinen lieden daer
Met groter blyscap, wet vorwaer,
Ende hadden vroude ende groet spel,
Ombedat hem vergaen was so wel
24760[regelnummer]
Haer aventure te meneger stede.
Oec indeGa naar voetnoot13 ic dit boec hiermede
Want ic iu voert een ander sal tellen
Van Gawyne ende sinen gesellen,
Die ridder sullen werden nu,
24765[regelnummer]
Daer ic af vele sal seggen iu
Eer dat boec ten indeGa naar voetnoot13 sal komen;
Want nie en hoerde men van so vromen
Ridderen, alse si alle weren;
Nu moetese God in dogeden meren.
|
|