Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den koninck Leodegan ende van sinen gesellen.Ons segget daventure, twaren,
23890[regelnummer]
Doe die Sennen gesconfiert waren,
Dat die koninck Leodegan jagede doe
Stoutelike thentGa naar voetnoot24 in die nacht toe,
Ende sloech vele Sennen doet daeran.
Doe geviel, dat koninck Leodegan
23895[regelnummer]
Ende Cleodales gesceden waren
Van haren liedenGa naar voetnoot25 ende quamenGa naar voetnoot26 gevaren
In enen foreest in den nacht alsoe,
EndetGa naar voetnoot27 was herde donker doe,
Want die koninck Artur ende Leodegan
23900[regelnummer]
Ende sine twe ende veertich gesellen voertan
Noch die heren van der tafelronden
En keerden nietGa naar voetnoot28 vor dien stonden
DattetGa naar voetnoot29 dach was, maer danderGa naar voetnoot30 gemene,
Die keerden des avendes thueswaertGa naar voetnoot31 allene.
23905[regelnummer]
Maer daventure sechtGa naar voetnoot32 hier dat Leodegan
Ende Cleodales, sijn drossate, voertan
Jageden CanlusGa naar voetnoot33 ende Ydorasse
Ende Lamathoure ende Dorilasse;
Ende alsise lange hadden daer
23910[regelnummer]
Gejaget, verhaeldensi se daernaer
Ende haerreGa naar voetnoot34 gesellen hondert mede
Ende veertich houdendeGa naar voetnoot35 tener stede;
Doe die vier koninge zagen, die daer vloen,
Datsi soccoersGa naar voetnoot36 daer vonden doen,
23915[regelnummer]
Doe keerdensi hem ombe ende sagen,
Datsi twe maerGa naar voetnoot37 daer en iagen;
Doe liepensi hem op sere nadas
Ende onder enen eyke, daer dat scone was,
Ontbeiden die twe daer alsoe;
23920[regelnummer]
Daer wart die koninck Leodegan doe
Daer neder gesteken ende sijn ors mede;
Alse Cleodales dit sach ter stede,
BeetteGa naar voetnoot38 hy neder ende halp hem daer
Dat hy op sijn ors quam daernaer,
23925[regelnummer]
Ende bat hem dat hi enwech rede,
Hi soude vor hem bliven ter stede.
Alse dit die koninck hoerde suchte hy
| |
[pagina 266]
| |
Ende hadde grote ontfermnesse daerby,
Ende berouwedeGa naar voetnoot1 hem herde sere saen,
23930[regelnummer]
Dat hi tegen hem hadde mesdaen,
Ende zeide tot hemselven, seggic iu,
Hi sonde hem dese dogot lonen nu;
Die Sennen liepen hem op ter stede,
Ende si weerdenGa naar voetnoot2 hem sere mede naer.
23935[regelnummer]
Entie eyke halp hem wael daer;
Men konde hem van achter niet komen
Ende al dese wile gevielGa naar voetnoot3 oec mede,
Dat Gwinemar ende Synados bede
Jageden seven Gigante alsoe;
23940[regelnummer]
Daer quamenGa naar voetnoot4 op vijftich Sennen doe
Ende si volgeden hem doe so nare,
Datsi in die vijftich gejaget waren
Eer si dat iet wisten al bloet.
Doe wart die strijt herde groet,
23945[regelnummer]
Want die twe waren herde koene;
Ende niet lanc na desenGa naar voetnoot5 doene
Quam hem eon ridder te hulpe nu;
Ende al dose wile, dat seggic iu,
Dat deseGa naar voetnoot6 aldus daer nu streden,
23950[regelnummer]
So jagede Antor daer ter steden
Die Sennen, ende Keye ende Griflet
Ende Lucam ende Amorasis met
Ende Arogans ende Cladise
Ende Abechin ende Blioberise
23955[regelnummer]
Ende Galesconde ende Galegresante
Ende Keyadijn. Dese twaelfGa naar voetnoot7 seriante
Jageden die Sennen in den foreest
Ende sloegenGa naar voetnoot8 so doet alremeest,
Ende jagedense so lange daer,
23960[regelnummer]
Datsi quamen in enen plaen daernaer,
Daer si vonden den koninck Pantyne
Met tweenhondert Sennen in scine;
Ende also vro alsi die twaelve sagen
Sijn si haestelic in hen geslagen
23965[regelnummer]
Met groter cracht; doe duurde daer
Die strijt toter middernacht wel naer.
Dus vochtensi nu te dier steden:
Die koninck Leodegan ende Cleodales streden
TenerGa naar voetnoot9 stat, ende Gwinemar
23970[regelnummer]
Ende Synados tenerGa naar voetnoot9 anderGa naar voetnoot10 vorwaer;
EntieGa naar voetnoot11 van der tafelronden mede wet,
Die streden daer ter derderGa naar voetnoot12 stede,
Ende ter vierderGa naar voetnoot13 die koninck Artur, dat
Ende koninck Bohort ende koninck Ban met.
23975[regelnummer]
Ende dander waren alle ter stat waert
Ende alsi daer quamenGa naar voetnoot4 warenGa naar voetnoot14 si vervaert;
Ombedat die koninck Artur ende koninck Ban
EntieGa naar voetnoot11 koninck Bohort ende Leodegan
In der stat nu niet en waren,
23980[regelnummer]
MeendenGa naar voetnoot15 si dat si doet sijn, twaren,
Ende hadden des rouwe herde groet;
Ende ombedit sloegenGa naar voetnoot8 si daer al bloet
HaerGa naar voetnoot16 tenten vor die stat alsoe
In derGa naar voetnoot17 prayerie, die daer stont doe.
23985[regelnummer]
Ende in desen doene alsGa naar voetnoot18 dit was,
Was Merlijn oec gevolget nadas
Met siner banier wel tiendnsent Seynen
Ende brachtese gejaget in enen pleyne,
In enen dale tuscen twe berge toe;
23990[regelnummer]
Ende dese leide dio koninck Galaät doe,
Die here van den lande dierGa naar voetnoot19 syden was.
Ende doe si quamenGa naar voetnoot4, sijt seker das,
Makede Merlijn een chantement,
Ende dade daer komen een water omtrent,
23995[regelnummer]
Dat herde groet ende stuer was daer,
Datsi niet vorder en dorsten naerGa naar voetnoot20
Riden, ende so in angeste waren,
Datsi weder wonden kerenGa naar voetnoot21, twaren.
Doe sagensi enen nevel so groet
24000[regelnummer]
Die hem so grote donkerheit doet,
Datsi nergent en mochten riden;
So moestenGa naar voetnoot22 si daer bliven ten tyden,
Wantsi vorwaert no achterwaert mede
En dorsten varen daer ter stede;
24005[regelnummer]
Ende waerombe Merlijn dit dede nu,
Sal ic hier al vertellen iu,
Want in die merseGa naar voetnoot23 van Carmeliden
Lach een herde goet lant tienGa naar voetnoot24 tyden
In dene syde an des koninck Rioens lant.
24010[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot11 koninck daeraf hiet Amant,
Ende op desen koninck hadde vordas
Die koninck Uter-Pandragoen, doe hi levende was.
Lange georlogetGa naar voetnoot25 op dat lant,
Ombedat sijn man die koninck Amant
24015[regelnummer]
Niet werden en woude; maer nochtan
| |
[pagina 267]
| |
Orlogede hine so lange, dat hi wan
Enen herde riken castecl daernaer
Die Caroie hiet, wet vorwaer;
EntienGa naar voetnoot1 casteel hadden te leene
24020[regelnummer]
Driehondert riddersGa naar voetnoot2, als in desen gemene
Datsine elkGa naar voetnoot3 jaerlykes, twaren,
Twe maent sculdech tboudene waren,
Welke tijt dat men woude in den iaer;
Entie heerscap daeraf duerdeGa naar voetnoot4 aldaer
24025[regelnummer]
Twintich milen verre daeromtrint;
Enten casteel gaf Uter-Pandragoen sint
Den koninck Banne ende sinen broeder mede,
Bohorde, ende hem te blivene ter stede
Ende oec horen ervenden embermeerGa naar voetnoot5;
24030[regelnummer]
Wantsi hem geholpen hadden seer
In sinen orloge; ende daerna thant,
Doe sine hadden in hore hant,
GavenGa naar voetnoot6 sine Gwinebande daernaer,
Horen broederGa naar voetnoot7, die doe was vorwaer,
24035[regelnummer]
Die beste van nigromancien, dienGa naar voetnoot8 men vant,
Ende oec ten wapenen een vrome seriant;
Entie koninck Amant was droevech des,
Dat sijn casteel verloren es,
Ende als hi sach, dattieGa naar voetnoot9 koninck Artur nu
24040[regelnummer]
In Carmelide was, dat seggic iu,
Entie Sennen in sijn lant mede,
Doe dachte hi, soude hi des embermeer stede
OchteGa naar voetnoot10 stonde verkrygen, dat hi vorwaer
Sinen casteel mochte winnen daernaer,
24045[regelnummer]
Dit soude nu met rechte wesen;
Hi ontboet sine liede na desen,
Sodat hi hadde sevendusent man,
Ende voer enwech so lange daeran,
Dat hi quam varende in dat dal,
24050[regelnummer]
Daer die tienGa naar voetnoot11 dusent Sennen lagenGa naar voetnoot12 al,
Daer se Merlijn dade bliven also
Als gy voert hoerdetGa naar voetnoot13, entesGa naar voetnoot14 morgens vro
Was dat water enwech, ende twas
Herde scoen weder; ende nadas
24055[regelnummer]
Geredensi hem ende reden van daer,
Ende te hant gemoetenGa naar voetnoot15 si naer
Den koninck Amante met sinen liedenGa naar voetnoot16;
Doe meendenGa naar voetnoot17 si in dienGa naar voetnoot18 tyden,
DattetGa naar voetnoot19 des koninck Leodegans liedeGa naar voetnoot20 waren
24060[regelnummer]
Die hem gevolget quamenGa naar voetnoot21 nareGa naar voetnoot22,
Ende sloegenGa naar voetnoot23 in hem daer ter steden;
Doe wart daer herde seer gestreden.
Hier latic dese dus striden nu,
Ende sal van Artur seggen iu,
24065[regelnummer]
Die den koninck Ban euten koninck BohoertGa naar voetnoot24
Dat swaert togede, als gy hebbet gehoertGa naar voetnoot24,
Dat hi nu gewonnen hadde daer,
Datsi sere pryseden vorwaer.
Doe reden si daer onder hem drienGa naar voetnoot25
24070[regelnummer]
Te Deneblasewaert; mettienGa naar voetnoot25
So hoerden si grote slage daer
Eer si iet verre reden vorwaer,
Ende twas donker daer si reden
In den bosc, ende doe ter steden
24075[regelnummer]
So en sceen die mane niet doe;
Daer si die slage hoerden alsoe,
Derwaert redensi dapperlike naer,
Daer vondensi Synados ende Gwinemaer,
Maer den derden kendenGa naar voetnoot26 si meer no min.
24080[regelnummer]
Doe si dit sagenGa naar voetnoot27 sloegensi in,
Ende dodentGa naar voetnoot28 al dat voer hem quam;
Daer proevede Artur, als ict vernamGa naar voetnoot29,
Malminadorse, dat goede swaertGa naar voetnoot30,
Want eer die strijt geïndet waertGa naar voetnoot30,
24085[regelnummer]
Sloech hi daermede doet tien Gigante.
Doe die Sennen, die quadeGa naar voetnoot31 seriante,
Hem sagen sulc wonder maken daer,
Gingensi vlien alle daernaer.
Doe volgedensi hem daerna ten steden,
24090[regelnummer]
Maer si en sijn niet verre gereden,
Si en hoerden echt geclanck daeran
Met swaerden; doe zeide die koninck Ban:
‘My dunket, dat wy ons sullen nu
Al die nacht meyen, seggic iu,
24095[regelnummer]
In desen boseeGa naar voetnoot32 met strydene mede’.
‘By Gode, dat es my lief’, zeide ter stede
Die koninck Artur, ‘so sal ic daeran
Mijn swaert te rechte proeven-Ga naar voetnoot33 dan’.
24100[regelnummer]
‘Neen ic, here’, zeidi, ‘also alstGa naar voetnoot37 behoevetGa naar voetnoot36,
Want der Sennen was te luttel goet
Ende gy ende dander sloegense doet,
| |
[pagina 268]
| |
Sodat ictGa naar voetnoot1 na minen wille doe
Niet en konde geproeven daer alsoe’.
24105[regelnummer]
Doe loechenGa naar voetnoot2 si sere ombe sine woert;
Dus quamensi gereden voert
Ende vonden die twaelf ridderGa naar voetnoot3 vechtende nu
Tegen hondert Sennen, seggic iu;
Daer sloegensi in ende vochten alsoe,
24110[regelnummer]
Datsise alle doet sloegen doe
Tote veertieneGa naar voetnoot4. die hem ontvloen alsoe.
Daer proevede Artur sijn swaert doe
So waelGa naar voetnoot5, dat hi zeide ter stat
Dat Caliburnus iegen dat
24115[regelnummer]
Ene bone niet waert en wareGa naar voetnoot6;
Dus voerensi in goeden hogen daernare
Ende blyde, ombedatsi daer ter stede
Die twaelve bescutGa naar voetnoot7 hadden mede.
Doe quam daerop Merlijn ridende nu,
24120[regelnummer]
Die sere nu riep, dat seggic iu,
OptenGa naar voetnoot8 koninck Artur. ende zeide: ‘heer,
Nu haestet iu een luttel meer,
Nu vaert ende bescuddet den koninck Leodegan,
Die nu vechtet tegen hondert man
24125[regelnummer]
Ende oec twintich, hi ende Cleodales,
Ende si sijnGa naar voetnoot9 beide teGa naar voetnoot10 voet, sijt seker des,
Want haer orse sijnGa naar voetnoot11 gesteken doet
Onder hem; nu volget my bloet’.
Ende si volgeden hem, ende aldaer
24130[regelnummer]
Vloech den drake utenGa naar voetnoot12 monde vorwaer
Groete vlamme van viereGa naar voetnoot13 nu,
Daer si mede by sagen, seggic iu.
Doe reden die een ende twintich gesellen alsoe
Datsi quamen toten eyke toe,
24135[regelnummer]
Daer si sagen Cleodales ende Leodegan,
Die den eyke vaste stonden an,
Ombedatse niemanGa naar voetnoot14 van achter en soudeGa naar voetnoot15
Mogen bestriden met gewoude,
Ende wat hem toe quam van voren
24140[regelnummer]
MoesteGa naar voetnoot16 daer dieGa naar voetnoot17 doet bekoren.
Doe Merlijn sach genen strijt
Ende sine gesellen, des seker sijt,
Doe sloegensi in, ende daernaer
Wrachtensi dat meeste wonder daer,
24145[regelnummer]
Dat ieman (oit) sach met ogen,
Daer en konde niemanGa naar voetnoot18 vor hem gedogen;
Maer in dat leste hadden sijtGa naar voetnoot19 haest genoech,
Want die Gigante daden hem ongevoech,
DierGa naar voetnoot20 daer was wel sestich onder.
24150[regelnummer]
Doe Merlijn sach die sine tonderGa naar voetnoot21,
Reet hi besyden in den foreest aldaer
Ende beide een luttel daernaer;
Doe quam hi weder ende brachte doe
Dertich ridder van der tafelronden daertoe,
24155[regelnummer]
Die groten moert wrachten nu.
Daer stredensi so lange, seggic iu,
Datsi den koninck Loodegan ter stede
Daer bescudden ende Cleodales mede,
Ende sloegen die rese ende danderGa naar voetnoot22 doet,
24160[regelnummer]
Datter hem maer sevene ontstoetGa naar voetnoot23.
Doe leidese Merlijn uten bosce daer,
Ende doe si daer wtquamen, wet vorwaer,
BeganGa naar voetnoot24 dat te dagene; doe reden si saen
Daer si haerGa naar voetnoot25 tenten sagen staen;
24165[regelnummer]
Ende doe si in haerGa naar voetnoot25 tenten quamenGa naar voetnoot26
Ende haerGa naar voetnoot25 liede dat vernamenGa naar voetnoot26,
WasserGa naar voetnoot27 grote feeste ter stede;
Daerna gingensi hem rastenGa naar voetnoot28 mede
Ende sliepen een luttel nadat;
24170[regelnummer]
Ende na den slape waren ter stat
Die tafelen gereet ende men ginc eten,
Ende na den etene, gy sult weten,
So dade die koninck Leodegan
Al dat goet vor hem brengen dan,
24175[regelnummer]
Dat in den stryde gewonnen was,
Dat deelde men daer doe, sijt seker das,
EntenGa naar voetnoot30 koninck Ban also voertGa naar voetnoot32,
By Merlijns rade, dat hemselven daer
24180[regelnummer]
Een penninck niet en bleef vorwaer.
Doe dat goet also gedeelt was,
Dade die koninck te wetene na das
In dat koninckryke overal,
Den jongen batselieren, groet ende smal,
24185[regelnummer]
WaerGa naar voetnoot33 daer ieman die wille winnen daer
Ende met hem woude varen daernaer,
Hi soudene rike maken, God weet;
Ic segge iu, dat niet lange en leet,
Hi en hadde daer wel xxm batseleer,
24190[regelnummer]
Ende hi hadder oec gehat wel meer,
| |
[pagina 269]
| |
Hadde hi gewilt; maer neen, hy;
Hi en woude niet dattet lant ydel sy
Ende ongemannet oec mede.
Ende na desen doeneGa naar voetnoot1 reet en wech gerede
24195[regelnummer]
Die koninck Bohort tenGa naar voetnoot2 castelewaertGa naar voetnoot3
Van Caroie, met snelre vaertGa naar voetnoot3,
Ombe dienGa naar voetnoot4 bescuddene nu daernaer
Tegen den koninck Amante vorwaer;
Want Merlijn dade hem verstaen,
24200[regelnummer]
Als ic iu hier vor zeide saen,
Datten die koninck Amant woude winnen;
Dus voer hi enwech hierenbinnen,
Ende nam met hem vijfdusent man
Wael te harnas, ende reet danGa naar voetnoot5
24205[regelnummer]
Met sinen liedenGa naar voetnoot6, datsi quamen,
DaerGa naar voetnoot7 si den casteel van Caroie vernamen,
Daer si wael inne waren ontfaen.
Nu sal ic iu aventure doen verstaen
Van den koninck Galaät, ende oec mede
24210[regelnummer]
Van den koninck Amante ter stede.
|
|