Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan Merlyne ende siner prophecien, ende van Blasyse, sinen meesterGa naar voetnoot14.Nu zegget voert die aventure,
Doe Gawyn bescut hadde ter ure
21740[regelnummer]
Sine moeder, daer hem die ridderGa naar voetnoot15 toe
Hier vor geleitGa naar voetnoot16 hadde alsoe,
Doe sciede hi van Gawyne te hant,
Hi voer in Nortomberlant,
Ende dit was Merlijn die nu vaertGa naar voetnoot17
21745[regelnummer]
Te Blasise sinen meesterGa naar voetnoot14 waertGa naar voetnoot18,
Ende telde hem al daventure naGa naar voetnoot19 des
Die in den lande van Logres gescienGa naar voetnoot4 es,
Ende Blasys screef dat, groet ende smal,
Ende van hem so wetewy dat al.
21750[regelnummer]
Doe hine gesproken hadde, nadien
Zeide hi, hi moeste varen besien
Dat koninckrycke van Bonewijc,
‘DattetGa naar voetnoot20 negenenGa naar voetnoot21 scade neme sekerlijc;
Want die koninck Bohort ende koninck Ban
21755[regelnummer]
SijnGa naar voetnoot22 twe herde getrouweGa naar voetnoot23 man,
Ende lieticGa naar voetnoot24 hem scade doen, dat waer sonde,
Want si sijnGa naar voetnoot25 nu ter stonde
Te Carmelyde metten koninck Arture;
Waut die koninck Claudes es nu ter ure
21760[regelnummer]
Man worden des koninges van Gales
Ende sijn lant opgedragen, ende es
Met hem te Romewaert vorwaer,
HaerGa naar voetnoot26 lant van den keyser daernaer
Beide tontfane op die maniere,
21765[regelnummer]
Dat hem die keyser sal senden sciere
SoccoersGa naar voetnoot27 op Bonewyke nu
Ende Gaunes te destrueeren, seggic iu;
Entie van Rome sijn nu oec mede
GetrockenGa naar voetnoot28 met vele liede ter stede,
21770[regelnummer]
Ende si sijn bevolen, wet vorwaer,
Poutes (ende) Antonys teGa naar voetnoot12 leidene daer;
Hem es bevolen, dat sise begomenGa naar voetnoot29,
Dene was een radesman te RomeGa naar voetnoot29
Ende es een rikeman, dat wet,
21775[regelnummer]
Ende dor haer vrientscapGa naar voetnoot30 komet met
Frolles, een hertoge, die oec es
Antonys (ende) Pontes maechGa naar voetnoot31, zijt zeker des,
Ende brenget ute Aelmanyen daer
Twintichdusent man, wet vorwaer,
21780[regelnummer]
EntesGa naar voetnoot32 en weten die van Gaunes niet
No die van Bonewyck, dat dit verdriet
Hem aldus nu nakendeGa naar voetnoot33 es,
Ende souden groten scade hebben des
Quamensi op hem daer onversien’.
21785[regelnummer]
Doe dit Blasys hoerde began hi mettien
Te wenene, ende zeide te Merlyne saen:
‘Lieve meesterGa naar voetnoot34, gy moet nu staen
In staden KerstenhedeGa naar voetnoot35 als te voren,
DattetGa naar voetnoot36 niet en werde verloren’.
21790[regelnummer]
Merlijn zeide: ‘es dat nacht ochteGa naar voetnoot37 dach,
Ic sal hem helpen waer ic mach,
Ende in rade ende in dade met;
Nochtan en es negeen lant, dat wet,
Dat ic met rechte meer haten soude nu
21795[regelnummer]
Dan dat lant daerGa naar voetnoot38, seggic iu,
Want die wolvinneGa naar voetnoot39 es nu komen daer,
Die den leweGa naar voetnoot40 sal binden vorwaer
Met banden, die niet en zullenGa naar voetnoot9 zijn
Van houteGa naar voetnoot41 nochteGa naar voetnoot42 oec yserijn
| |
[pagina 242]
| |
21800[regelnummer]
Noch van sylver noch van goudeGa naar voetnoot1
Noch van lode noch met gewoudeGa naar voetnoot1
Van negenen dinge, dat nu denGa naar voetnoot2 dach
Water noch aerde gedragen mach.
Nochtan sal hi so vaste zijn gebonden
21805[regelnummer]
Ende so nauwe, dat hi ten stonden
Hem niet verroerenGa naar voetnoot3 en sal daerby’.
‘God, Here!’ sprac Blasys, ‘wat zegdyGa naar voetnoot4?
En es die lewe niet veel sterker dan
Ende meer oec ontsienGa naar voetnoot5 daeran
21810[regelnummer]
Dan die wolf?’ - ‘Ja hi’, zeide hi doe,
‘Ende dese woert horen myselven toe’,
Zeide Merlijn, ‘nochtan en sal ic niet
Deser dinge my konnen gehoeden iet:
Met deser wolvinnenGa naar voetnoot6 meent hi een wijf,
21815[regelnummer]
Die sint so bant den keytijf
Met woerden, die hi haerGa naar voetnoot7 selve leerde,
Daer sine embermeer mede onteerde,
Als in dit boeck hierna welGa naar voetnoot8
Altemale van hem seggen selGa naar voetnoot8’.
21820[regelnummer]
Blasys zegende hem ombe die woert,
Ende vragede om be dat lant van Gales voert
Dat die Sennen nu woesten sere,
Wat des gewerden soude vortmere.
‘Des en roeket iu niet’, zeide hy,
21825[regelnummer]
‘Want die koninckGa naar voetnoot9 Artnr sal daerby
Bet teGa naar voetnoot10 vrede komen dan tonderGa naar voetnoot11 wesen
Den elven baronenGa naar voetnoot12, ende na desen
Sal hi die Sennen doen rumen saen;
Ende banderGa naar voetnoot13 side, zuldyGa naar voetnoot14 verstaen,
21830[regelnummer]
En dade die grote vrientscap mede
Van den wonderliken luparde ter stede
Die komen sal uten koninckrikeGa naar voetnoot15
Van Bonewijc, die sekerlike
So groet sal sijn ende so sterc mede
21835[regelnummer]
Ende so fierGa naar voetnoot16 in elker stede
Boven alle beesten, groet ende clene;
Ende uten bloienden BertanienGa naar voetnoot17 gemene
Sal komen die grote lewe daernaer
Dien alle beesten, wet vorwaer,
21840[regelnummer]
Nygen sullenGa naar voetnoot18, ende daerby oec al
Die hemel mede verklaren sal;
En waer dit niet, so en pijnde ics niet
Den lande te belettene dit verdriet,
Daer nu Bonewyc iu komen soudeGa naar voetnoot19;
21845[regelnummer]
Ende ombedat my God met gewoudeGa naar voetnoot19
Den zin hevet gegeven ter uren,
Dat ic sonde helpen, dat daventure
Van den Grale soude komen nu
Tenen indeGa naar voetnoot20, ende oec by iu
21850[regelnummer]
Ende by des koninck Arturs tyden mede,
So sal ic pinen hierombe ter stede,
HoeGa naar voetnoot21 dese dinge sullen mogen gescien;
Nu en vraget my niet meer van dienGa naar voetnoot22’.
Blasys, dietGa naar voetnoot23 al hevet verstaen
21855[regelnummer]
SettetGa naar voetnoot24 in gescrifte, sonder waen,
Ende Merlijn voer te Bonewijewaert,
Ende hevet hem daer geopenbaert
Leonsen van Parne, diene mettien
Bekende, want hine hadde gesienGa naar voetnoot25
21860[regelnummer]
Te voren in des koninck Arturs lant;
Hi dede hem grote feeste te hant,
Ende Leonse zeide tot Merlijn nu:
‘Gerne wistic een dinc van iu’.
Merlijn zeide: ‘ic weet dat also wel als gy,
21865[regelnummer]
Wat gy nu hier wilt vragen my’.
Leonse zeide doen: ‘of gy dat wet,
So zegget dat my dan, ic lyes iu met’.
‘Ic wilt doen’, zeide Merlijn nu,
‘Want ic herde lief hebbe iu:
21870[regelnummer]
Gy wilt my vragen, by karitaten,
Waer ic die drie koninge hebbe gelaten,
Ende waerombe ic hier benGa naar voetnoot26 komen mede’.
Leonse zeide: ‘my duncktGa naar voetnoot27 gijtGa naar voetnoot28 wetet ter stede;
Des hadde ic willeGa naar voetnoot29 te vragene iu
21875[regelnummer]
Oec zoudictGa naar voetnoot30 gerne weten ter steden nu’.
‘Ic salt iu zeggen’, zeide Merlijn doe:
‘Die prophecie es nu komen toe,
Dat dat serpent sal iagen ter stede
Den lupart uten wilden woudeGa naar voetnoot31 mede
21880[regelnummer]
EntenGa naar voetnoot32 ouden leweGa naar voetnoot33, die daer te voren
So sterc was ende so verkoren,
Dat hem alle die becsten, twaren,
Negen, die daer ombe hem waren;
Ende gy hebbet enen quaden gebuer,
21885[regelnummer]
Die Clandes heetGa naar voetnoot34, ende herde stuer,
Ende hevet sijn lant ontvaen dor des
Van den coninge van Gales
Ende van den keyser van Rome mede,
Ende hebben hem hulde gesworen bede,
| |
[pagina 243]
| |
21890[regelnummer]
Entie keyser hevet hem gelovet te hant
Hem nu te destrueerne dit lant,
Ende een hertoge mede, heet Frolles,
Die van Aelmanien komet na des,
Dese willen dat lant wynnen saen;
21895[regelnummer]
Maer dat en sal na harenGa naar voetnoot1 wille niet gaen.
Ombedit ben ic hier komen tot iu,
Ende gy alombe sult ontbieden nu
Iu vrientGa naar voetnoot2 ende iu mage mede,
Ende al dat koren ende dat quickGa naar voetnoot3 ter stede
21900[regelnummer]
Doet driven in gewarenderGa naar voetnoot4 hant,
Ombedat, alsi komen in dit lant,
Datsi negeen dinck vinden dan,
Daer si mogen vangen an
OchtGa naar voetnoot5 daer si van mogen doen scade.
21905[regelnummer]
Oec sijn si worden des te rade,
Datsi iu vreeslijc zullenGa naar voetnoot6 oplopen;
Maer doet hem dat weder so sere bekopen,
Dat men daeraf spreke embermere,
Ende gy des hebbet lof ende ere;
21910[regelnummer]
Maer hoedet iu also lief als gy hebbet nu
Iuwe twe heren. Dat verbiede ic iu,
Dat gy niet uter stede en keert,
Want gy zoudetGa naar voetnoot7 werden al onteert;
Ende wet welGa naar voetnoot8 gy sult hebben saen
21915[regelnummer]
Groete hulpe sonder waen
Des GoensdachsGa naar voetnoot9 na Sinte JansGa naar voetnoot10 dach,
Want, als ic iu seggen mach,
So sal die strijt sijn tuscen Trebes dan
Tuscen Loire ende Arsonne vortan
21920[regelnummer]
Twe nerenGa naar voetnoot11 vor den dage, sijt gewes;
Daer sullen die Romeine entie van Gales
Entie van Almanien oec mede wesen
Gelogiert; dan trecket iu na desen,
So gy hemelikest moget, te hant,
21925[regelnummer]
Dor dat foreest van Darvant,
Ende en doet dit niemanneGa naar voetnoot12 te verstane
Sonder Pharyne ende Graciane,
Dese twe sijn getrouweGa naar voetnoot13 ende goet;
Nu siet, dat gy den orber wel doet,
21930[regelnummer]
God hoede iu, ic vare henen nu!’
‘Waer zuldy varen?’ zeide Leonse. ‘Ic segget iu:
Ic sal varen intGa naar voetnoot14 lant van Carmelyden
Toten drienGa naar voetnoot15 koningen, nu ten tyden,
Ende sal hem wysen ende oec leren
21935[regelnummer]
Hoe si die Sennen sullen onteren
EntieGa naar voetnoot16 Gigante vangen mede;
Daer sal groet nu zijn ter stede
Die batalie in den SinxendagenGa naar voetnoot17
Des DonredagesGa naar voetnoot18, sonder sage,
21940[regelnummer]
Dat men nieGa naar voetnoot19 sach desgelijc’.
‘Here, nu biddic iu vriendelijcGa naar voetnoot20,
Dat gy myne neven groetet my,
Die twe koninge, ende oec daerby
Den koninck Artur, des biddic iu’.
21945[regelnummer]
‘Ic salt gerne doen’, zeide Merlijn nu.
Doe reet hi enwech, ende quam nadas
An enen casteel, die scone was,
Daer ene joncfrouwe op woende doe;
EntieGa naar voetnoot16 casteel stont alsoe
21950[regelnummer]
An ene scone valeye daer
Op enen berch ront vorwaer;
Een bosc stont daerby, heet Briokes,
Daer herde goet in iagen es
Herte, hinden, ende damenGa naar voetnoot21 mede.
21955[regelnummer]
Die joncfrouwe, daer ic iu af zeide,
Was dochter eens mans, hiet Dyonas
Ende VrouGa naar voetnoot22 Dyane quam dicke vor das,
Die Godinne van den woude was mede,
Ende was by Dyonas te meneger stede,
21960[regelnummer]
Want hi was haer peteGa naar voetnoot23 doe;
End daersi van hem soude sceiden alsoe
Gaf si hem gichte also houde,
Dat hem vele goedes gescien soude,
Ende si zeide doe Dyonas:
21965[regelnummer]
‘Die mane entie sterrenGa naar voetnoot24 geven dy das,
DattuGa naar voetnoot25 ene dochter zalsGa naar voetnoot26 wynnen dan,
Die lief sal hebben die vroedeste man
Die van VertegiersGa naar voetnoot27 tyden ie was;
Ende ombe die mynne, sijt seker das,
21970[regelnummer]
Sal hi haer leren al die wijshede
Die ienech wijf mach konnen mede,
Ende al datsi hem bit sal hi ane gaen,
Ende doer horen willeGa naar voetnoot28 al zijn gedaen’.
Dit gaf VrouGa naar voetnoot22 Dyane in gichtenGa naar voetnoot29 Dyonas;
21975[regelnummer]
Daerna, alse Dyonas groet was,
WartGa naar voetnoot30 hi een goet ridderGa naar voetnoot31 ende een scone,
Ende diende lange tijt na dat gone
Den hertoge van Borgonien soe,
Dat hi hem sine nichteGa naar voetnoot32 gaf doe,
| |
[pagina 244]
| |
21980[regelnummer]
Die herde scone ende vroet was.
Dese Dyonas mynde, zijt seker das,
Vogele ende honde, in siner kinthedeGa naar voetnoot1,
Ende dese hertoge hadde oec mede
Deel an den bosce van Briokes,
21985[regelnummer]
Sodat die helchteGa naar voetnoot2 sine es,
EntieGa naar voetnoot3 ander was des koninck Bans;
Ende doe die hertoge gehuwede thants
Sine nichte, so gaf hi haerGa naar voetnoot4
Sijn deel van den bosce dacrnaer
21990[regelnummer]
Ende al dat goet, dat hi hadde daer.
Sose Dyonas hadde vorwaer,
Dade hi doe in den woude maken saen
Enen sconen casteel, sonder waen,
Op enen sconen viver al wt,
21995[regelnummer]
Ombe van jagene hebben deduutGa naar voetnoot5,
Ende met vogelen ende met honden
Te korten daer nu sine stonden.
Dus quam hi wonende opten dan;
Hi was dicke metten koninck Ban
22000[regelnummer]
Ende halp hem met tien riddrenGa naar voetnoot6 snel
Te menegen stonden herde wel
Tegen den koninck ClaudasGa naar voetnoot7,
Want hi den koninck Ban getrouwe was
EntenGa naar voetnoot8 koninck Bohort mede;
22005[regelnummer]
Ende ombe sinen dienstGa naar voetnoot9 ende trouwechedeGa naar voetnoot10
Gaf hem die koninck Ban daernaer
Dander helchte van den bosce daer.
Ende rente ende lant mede, dat wet,
Ewelyc te hebben, ende sine erven met.
22010[regelnummer]
Ende Dyonas was so dogentlijc doe,
Die daermede om be gingenGa naar voetnoot11 dat sine alsoe
Daerombe minden. Dus woende hi daer
Lange, ende wan ene dochter daernaer
Au sinen wive, die heet NymianeGa naar voetnoot12,
22015[regelnummer]
Die was van herde scoener gedanc;
Ende Nymiane es in DietsceGa naar voetnoot13 nu
Also vele te seggene, leric iu.
Alse ‘in sals niet doen’; ende dit woert
Sal op Merlyne al keren voert,
22020[regelnummer]
Als gy hierna sult horen wel.
Dese joncfrouwe wiesGa naar voetnoot14 op; daerna gevel,
Doe Merlijn orlof hadde genomen
An Leonsen, dat hi es komen
In den woutGa naar voetnoot15 van Briokes voertan,
22025[regelnummer]
Ende nam die gedane van enen onden man
Ende ginck ter fonteynenwaert saen,
Daer die viver af quam, sonder waen;
EntieGa naar voetnoot16 fonteyne was herde scone doe,
EntieGa naar voetnoot16 gront sceen onder toe,
22030[regelnummer]
Ocht hi al te male silveren waer,
So sere blicte dat sant daernaer;
Ende optie fonteine quam Nymiane,
Dickewile spelen, dor sijn scone gedane;
Ende oec was si nu daer komen alsoe,
22035[regelnummer]
Daer Merlijn doe quam gaende toe
Ende als hise sach, dachte hi saen,
Datsi scone was ende welgedaen,
Ende besachse daerombe teGa naar voetnoot17 meer.
Doe zeide hi voert, dat waer onneer,
22040[regelnummer]
Dat hi sine konst ende sine sin
Ombe haer verliesen soude meer ende min;
Ende als hi lange gedacht hevet alsoe,
Ginck hi tot haer ende groetteGa naar voetnoot18 se doe.
Doe antworde si hem ende zeide sint;
22045[regelnummer]
‘God, die alle herten nu kintGa naar voetnoot19,
Die geve iu teGa naar voetnoot17 willen nu voertmeer,
Dat iu goet sij ende nietGa naar voetnoot20 en deer,
Ende negeen man elGa naar voetnoot21, ende geve iu mede
Also vele alse ic selveGa naar voetnoot22 ter stede
22050[regelnummer]
Hebben woude’. DoenGa naar voetnoot23 hi boerde dit,
Ginck hi optie fonteyne ende sit,
Ende vragede der jonefrouwen wieGa naar voetnoot24 si es;
Ende si zeide tot hem nades:
‘Ic benGa naar voetnoot25 eens edel riddersGa naar voetnoot26 dochter nu,
22055[regelnummer]
Ende in den castele wonic, seggic iu;
Ende wieGa naar voetnoot24 zijdyGa naar voetnoot27?’ zeidesi dau.
‘Jonefrou’, zeide hi, ‘een wandrendeGa naar voetnoot28 man,
Ende soeckeGa naar voetnoot29 minen meesterGa naar voetnoot30, wat ic mach,
Die my scone konst te lereneGa naar voetnoot31 plach’.
22060[regelnummer]
‘Wat konste leerde hi u?’ sprac die joncfrouwe.
‘Hi leerde my’, zeide hy, ‘by myner trouwe,
Dat ic wel enen casteel hier soudeGa naar voetnoot32
Te hant doen staen opdat ic woudeGa naar voetnoot32,
Daer vele liede in souden sijn nu;
22065[regelnummer]
Noch zoudic wel meer doen, seggic iu,
Ic soude wel over desen viver gaen
Ende myne voeteGa naar voetnoot33 niet netten, sonder waen,
| |
[pagina 245]
| |
Oec soudic eneGa naar voetnoot1 rivier, zijt zeker das,
Doen loepen, daer negeen en was’.
22070[regelnummer]
‘By Gode’, zeide die joncfrou ter stede,
‘Dit zijn konste! oec woudic mede spele’,
Dat ic se konde ende my herde vele
Hadde gekostet!’ - Noch kan ic ander
Zeide Merlijn, ‘want men soude mogen niet
22075[regelnummer]
Negeen spelGa naar voetnoot2 nu gevisieren iet,
Ende also lange als ictGa naar voetnoot3 woude doen duren
Dat condic wel maken nu ter uren’.
‘By Gode’, zeide die joncfrou nu,
‘Waer dat iu wille, so soudic van iu
22080[regelnummer]
Gerne leren uwer konstGa naar voetnoot4 ter stede,
Ende op die vorwaerde, dat ik daermede
Iu vriendinneGa naar voetnoot5 ende iu amye waer;
Dit woudic iu geloven wel openbaer’.
‘By Gode’, zeide doe Merlijn,
22085[regelnummer]
‘Joncfrouwe, gy dunketGa naar voetnoot6 my so soete sijn
Ende so mynlye ende so scone mede,
Dat ic nuGa naar voetnoot7 alhier ter stede
Van myner konst wil tonen iu
Opdat gy myne vriendinneGa naar voetnoot5 wilt wesen nu,
22090[regelnummer]
Wantander dinc en eesc ic niet een twint’.
Die joncfrouwe wilkoerde dat doe sint,
Die haerGa naar voetnoot8 niet en hoede tegen baraet;
Ende Merlijn nu daer besyden gaet,
Ende makede enen caryn, ter stede,
22095[regelnummer]
Met ener roedenGa naar voetnoot9, ende quam doe mede
Neven der joncfrouwen sitten naer.
Niet lange en haddiGa naar voetnoot10 geseten daer,
So quamen ridderGa naar voetnoot11 ende vrouwen
Uten foreeste gereden, ende joncfrouwen
22100[regelnummer]
Ende knapen een goed deel met,
Ende hielden hant in hant, dat wet,
Ende quamen al singende alle mede,
TenGa naar voetnoot12 mochte iu nieman vertellen gerede;
Ende daervor quamen trompenaren
22105[regelnummer]
Ende gingen in den caryn daernareGa naar voetnoot13
Dat Merlijn gemaket hadde daer;
Ende doe si daer inquamen naer,
Begondensi dansen ende reyen alsoe
Men kondetGa naar voetnoot14 half niet vertellen; doe
22110[regelnummer]
Dade Merlijn enen casteel daer staen
Die herde scone was gedaen,
Ende daertGa naar voetnoot14 herde wel roek ter stede,
Ende daer bloemenGa naar voetnoot15 ende vrucht stont mede,
Die soete lucht gaven daer.
22115[regelnummer]
Doe si dit sach, wart si daernaer
Herde seer versericket alsoe
Van den wonder, datsi sach doe.
SineGa naar voetnoot16 wiste niet wat anegaen,
Si was oec tongemake, sonder waen,
22120[regelnummer]
Datsi die liedekine en konde niet
Verstaen, wat si daerombe merket ende spiet
Dan dat reprys, ende dit was nu
Als ic hier sal seggen iu:
‘Mynne begint met feesten openbaer,
22125[regelnummer]
Ende si indetGa naar voetnoot17 met rouwen swaer’.
Dit duerde aldus, des seker sijt,
Van der nonen toter vespertijt,
Ende men hoerde daer herde verreGa naar voetnoot18 nu
Haren sanckGa naar voetnoot19, dat seggic iu,
22130[regelnummer]
Want si songen hoge ende claer;
Ende desen sanck hoerden daernaer
Die in den castele warenGa naar voetnoot20 doe,
Daer die ioncfrouwe hoerde toe,
Ende quamen al wt ende zagenGa naar voetnoot21 hier
22135[regelnummer]
Den sconen casteel staen in dat vergier,
EntieGa naar voetnoot22 dans ende rey was so groet,
Sine sagen nieGa naar voetnoot23 des genoet;
Hem wonderde sere van den castele
Ende van den vergiere in enen dele,
22140[regelnummer]
Datsi nieGa naar voetnoot23 so scone en sagen nu;
Ende van den vrouwen, seggic iu,
Ende van den ioncfrouwen wondordem das,
Dat elke so waelGa naar voetnoot24 gepareert was.
Ende doe die dans lange hadde gewesen,
22145[regelnummer]
Gingen die vrouwen ende ioucfrouwen na desen
Sitten in dat groene gras,
Entie ridders oec nadas
RechtenGa naar voetnoot25 ene quinteine daer,
Ende gingen al boerdende daernaer;
22150[regelnummer]
Ende banderGa naar voetnoot26 syde joesteerden, seggic iu,
Die joncheren tegen die knapen nu
Ende al in der prayeryen doe.
Ende Merlijn quam toterGa naar voetnoot27 joncfrouwen alsoe
Ende namse metterhant daer nu,
22155[regelnummer]
Ende zeide: ‘ioncfrouwe, wat dunketGa naar voetnoot28 in?’
‘Soetelief’, zeidesi, ‘dat behaget so my,
Dat ic al te male iu eygen sy’.
‘Joncfrou, nu houtGa naar voetnoot29 myne vorwaerde dan’.
| |
[pagina 246]
| |
‘By Gode, dat sij vor alle man,
22160[regelnummer]
Maer gy en hebbet my noch niet gedaen
Dat gy my gelovet te leerne saen’.
Merlyn zeide: ‘ic salt leren iu,
Ende gy sult dat scryven nu
Want gijtGa naar voetnoot1 wel konnet, ende oec zijdyGa naar voetnoot2
22165[regelnummer]
Wel geleert’, dat zeide hy.
‘Wat wetyGa naar voetnoot2’, zeidesi, ‘dat ic scryven kan
Ende dat ic geleert benGa naar voetnoot3 daeran?’
‘Dat wetic wel’, zeide hi doe,
‘Want mijn meester leerde my alsoe
22170[regelnummer]
Dat ic weet al dat men doet’.
‘By Gode’, zeide die ioncfrou goet,
‘Dat es die scoenste konst, here,
Die ic noch sach entieGa naar voetnoot4 ic ere
Leren soude; ende wetyGa naar voetnoot2 iet van dien
22175[regelnummer]
Dingen, die nu sullenGa naar voetnoot5 gescienGa naar voetnoot6?’
‘Ja ic’, zeide hi, ‘mijn soetelief, wel’.
‘God, Here’, zeide si, ‘wat soecktyGa naar voetnoot7 nu el?
Gy moget nuGa naar voetnoot8 wel laten genoegen iuGa naar voetnoot9’.
Al dese wile datsi sprakenGa naar voetnoot10 nu,
22180[regelnummer]
Gingen hant in hant, in snelre vaert,
RidderGa naar voetnoot11 ende vrouwen te boscewaert
Al singende, ende onlanges daernaer
WastGa naar voetnoot12 vervaren, si en wisten waer:
Die casteel entieGa naar voetnoot4 dans vervcer al hier,
22185[regelnummer]
Sonder allene dat vergierGa naar voetnoot13,
Dat bleef daer staende lange nadat,
Ombedat hem des die joncfrouwe bat;
EndetGa naar voetnoot14 vergierGa naar voetnoot13 hiet men daer doe
‘Die stede van vrouden’ ember toe.
22190[regelnummer]
Doe woude Merlijn enwech sijn gekeert;
‘Wat?’ zeidesi, ‘ik en benGa naar voetnoot15 noch niet volleert’.
Merlijn zeide: ‘gy komet daer tyde genoech toe
Want te leerne behoert stade alsoe,
Ende oec en benGa naar voetnoot15 ic niet seker nu
22195[regelnummer]
Van uwer minnen, dat zeggic iu’.
‘Ende wat zekerheden wildyGa naar voetnoot16
Dat ic iu doeGa naar voetnoot17, dat segget my’.
‘Ic wille, dat gy my in trouwe gevet,
Mijn lief te sijn also lange als gy levet,
22200[regelnummer]
Ende mynen willeGa naar voetnoot18 met iu te done’.
Die joncfrou bedachte haer ombe datgone.
Ende zeide: ‘dit sal ic doen daerby
In dienGa naar voetnoot19 dat gy eerst leret my
Al dat ic wille’. Ende hi zeide saen:
22205[regelnummer]
‘Aldus wil ic dat hier anegaen’;
Ende si gaf hem haer trouwe alsoe.
Daer leerde Merlyn der joncfrouwen doe
Ene rivier te makene nu
Waer si woude, dat seggic iu,
22210[regelnummer]
Ende staende also lange alsi woudeGa naar voetnoot20;
Ander konstGa naar voetnoot21 leerde hi haer menechfoudeGa naar voetnoot20,
Die si screef alle daernaer.
Dus was hy toter vespertijt daer,
Doe nam hi orlof ende woude gaen;
22215[regelnummer]
Doe vragede hem die joncfrouwe saen,
Welke tijt hy weder konde komen daer?
‘In Sinte JansGa naar voetnoot22 avende’, zeide hi, ‘vorwaer
Sal ic hier weder tot iu komen’.
Dus hevet Merlijn orlof genomen,
22220[regelnummer]
Ende voer te Carmelydewaert saen.
Hier laetGa naar voetnoot23 dit boeck sijn spreken staen
Van Merlyne, ende segget voert, seggic iu,
Van den koninck metten C. ridders nu,
Die sine boden wt hevet gesant,
22225[regelnummer]
Als ic iu hiervor dede bekant.
|
|