Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den tien baronen ende horen raet.Daventure segget hier ter steden,
Dat des koninges boden so lange reden,
Datsi tallenGa naar voetnoot24 den vorsten na das
QuamenGa naar voetnoot25, daer hem dat bevolen was.
22230[regelnummer]
Ende haerreGa naar voetnoot26 aller antworde was daer,
Datsi alle te SinxenGa naar voetnoot27 daernaer
VergaderenGa naar voetnoot28 souden ende beraden dan.
Ende doe SinxenGa naar voetnoot27 was, quamenGa naar voetnoot25 daeran
Die barone te Lessester daernaer,
22235[regelnummer]
Ende elc quam maerGa naar voetnoot29 self vierdeGa naar voetnoot30 daer.
DoeGa naar voetnoot31 clagede elc sinen scade daer saen,
Dat bem die Sennen hadden gedaen,
EntieGa naar voetnoot4 koninck Anguissant hadde nu
Den meesten scade, dat zeggic iu;
22240[regelnummer]
Oec zeide hi, hi hadde lieverGa naar voetnoot32 doet te syne
Dan langer te dogene dese pyne.
Die koninck metten C ridders, zeide daer:
‘Gy horen, ons waer, wetet vorwaer,
Beter, dat wy voerenGa naar voetnoot33 sterven nu
| |
[pagina 247]
| |
22245[regelnummer]
In onses Heren diensteGa naar voetnoot1, seggic iu,
Ende wreken onses Heren ande, ter stede,
Ende onser vriendeGa naar voetnoot2 doet oec mede,
Dan wy leven in desen rouwe,
Die ons dagelikes es auscouwe,
22250[regelnummer]
Want die Sennen doen ons scade groet;
Oec es ons die meeste noet,
Dat ons spise ontbreket tehant;
Oec wetyGa naar voetnoot3 wel, dat in dit lant
NegeenGa naar voetnoot4 goet mach komen binnen;
22255[regelnummer]
NegeenGa naar voetnoot5 goet mach men hier winnen,
Want die Sennen nemen ons dat mede,
Ende wat wy hem doen ter stede,
Dat en mach hem gescaden niet;
Des dunket myGa naar voetnoot6 beter, nu besiet,
22260[regelnummer]
Dat wy alle op hem varen,
Ende verkopen ons so diereGa naar voetnoot7, twaren
Dat men daer emberGa naar voetnoot8 meer afspreke’.
Alle danderGa naar voetnoot9 prinsen sekerlekeGa naar voetnoot10
Prijsden sere sinen raet ter stede,
22265[regelnummer]
Ende accordeerden alle daermede.
Doe settenGa naar voetnoot11 si enen dach daernaer
Te komen in een velt daer
Van Suret, an enen casteel nadas,
Die des hertogen van Cambenijc was,
22270[regelnummer]
Ende dat elc daer bringe die hy mach,
Achte dage na Marien Magdalenen dach.
Doe sceidensi tharen lande waert,
Ende elc ontboet daer mettervaert
An vriendeGa naar voetnoot12, an mage, in elkerGa naar voetnoot13 stede,
22275[regelnummer]
WaerGa naar voetnoot14 si se verkrigen konden mede;
Die vergaderdeGa naar voetnoot15 elc nu ter stat.
Ende doe si vergadertGa naar voetnoot15 warenGa naar voetnoot16 nadat,
Voer elc metten sinen daernaer
In die iegenode van Loveseph daer,
22280[regelnummer]
Ende vergaderdenGa naar voetnoot15 daer nu alle mede
Ende sloegenGa naar voetnoot17 haer tenten daer ter stede
Tuscen twe armen van der zee;
Ende daer quam oec invallende mec
Die riviere, die SaverneGa naar voetnoot18 geheten sy,
22285[regelnummer]
Ende daer was oec dat foreest by
Van Briskeham, dat vol wildes was.
Dns blevensi daor liggende nadas
Ende ordineerden sonderlingeGa naar voetnoot19,
HoeGa naar voetnoot20 si mochten haer dingeGa naar voetnoot19
22290[regelnummer]
Handelen, ende hoeGa naar voetnoot20 anegaen.
Dus latic se liggen ordineren saen,
Ende sal van Merline seggen ter stede
Ende van den drienGa naar voetnoot21 koningen mede,
Ende hoeGa naar voetnoot20 die kouinck Artur Jenoveren wan;
22295[regelnummer]
Hieraf sal ic iu seggen voertan,
Ende hiermede indet dat ander boeck al
Dier noch twe hier volgen sal.
|
|