Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan Gawyne ende van Keyen van Strans, ende van Ywene mettenGa naar voetnoot11 witten handen.Die historie segget nu, twaren,
Dat die kinder blyde waren,
Ombedatsy teGa naar voetnoot12 gader nu sijnGa naar voetnoot13 komen.
Des morgens hevet Gawijn genomen
21220[regelnummer]
Enen bodeGa naar voetnoot14, ende sendene saen
Toter bruggen, ombe doen verstaenGa naar voetnoot15,
Ocht die Sennen noch daer waren.
Die bode liep daer ende quam daernare,
Ende zeide si warenGa naar voetnoot16 enwech gereden,
21225[regelnummer]
Daer (en) was nieman bleven ter steden;
Des was Gawyn erre vorwaer.
Dus blevensi ene tijt aldaer.
Daerna vragede Gawyn Ywene saen,
WieGa naar voetnoot17 hem hadde doen verstaen,
21230[regelnummer]
‘Dat ic hier waerGa naar voetnoot18, doe gy sendetGa naar voetnoot19 my
Letteren ombe in bescudden daerby’.
‘Trouwen, nevc, daeraf en wetie twentGa naar voetnoot20,
Van my en was iu noit letter gesentGa naar voetnoot20
No bode mede, dat seggic iu’.
21235[regelnummer]
Des wonderde hem herde sere nu,
Ende hem allen dietGa naar voetnoot22 boerden daer;
Si daden soecken den knecht daernaer
In der stat, maer si en vondens niet,
NoGa naar voetnoot21 nieman diene gesien hevet iet.
21240[regelnummer]
Daerna quam bodescap Gawine saen,
Dat in groter anxteGa naar voetnoot23 nu staen
Die soudenier die tArondeel lagen,
Want si meendenGa naar voetnoot24 van dage te dagen
Den easteel ende tlijf verliesenGa naar voetnoot25 mede.
21245[regelnummer]
Des was Gawyn droevechGa naar voetnoot26 ende zeide
Tot sinen gesellen: ‘wat radetGa naar voetnoot27 gy?
WildyGa naar voetnoot28 in Scotlant varen met my?
Dat waer derwaert goet nu varen;
Oec zoudic daer niemareGa naar voetnoot29, twaren,
21250[regelnummer]
Van mynen vader vernemen nu’.
‘Waer gy varet’, zeidensi, ‘varewy met iu’.
Sterker liedeGa naar voetnoot32, jone ende snel,
Ende reden met Gawine enwech alsoe.
21255[regelnummer]
Si reden al meest by nachte doe
Ende hemelyke wege, ombedat zy
Niet bekant en wouden zijn daerby;
Ende doe si lange hadden gereden,
QuamenGa naar voetnoot33 si by den casteel ter steden;
21260[regelnummer]
Daer hoerdensi een groet gehu,
Want Brangoris sone was komen nu
Van Leonois ende haddetGa naar voetnoot34 al verheert daer,
Ende was ton castele komen naerGa naar voetnoot35,
DienGa naar voetnoot36 hi sere stormede ter stede,
21265[regelnummer]
Ende hadde twe vorborchte verbrant mede.
Ende in desen tyden waren in porre
| |
[pagina 236]
| |
Joncheren, die quamen van EstragorreGa naar voetnoot1,
Die Keye van Strans geleide daer
Ende Keyadyu. Deser was vorwaer
21270[regelnummer]
Hondert ende vijftich jonger liedeGa naar voetnoot2 tsamen;
Ende eer dese daer in dat lant quamen,
So waren die Sennen (van hem) bestreden;
(Van) den torreGa naar voetnoot3 warenGa naar voetnoot4 si som gesceden
Ende inGa naar voetnoot5 dat lant gevaren daernaer
21275[regelnummer]
Ongescaert, dene hier dander daer,
Ende quamenGa naar voetnoot6 som also daernare
OptieGa naar voetnoot7 kinder, die quamenGa naar voetnoot6 gevaren;
Si sagenGa naar voetnoot8 wael dat waren KerstineGa naar voetnoot9,
Si liepen hem op ende daden hem pine,
21280[regelnummer]
Ende sine hadden hem niet mogen verweren,
Maer opten castele die ioncherenGa naar voetnoot10
NamenGa naar voetnoot11 hem te hulpe drieGa naar voetnoot12 hondert man;
Ontfermdes hem ende stonden hem in staden
21285[regelnummer]
Wantsi alteGa naar voetnoot15 seer warenGa naar voetnoot14 verladen;
Dese quamenGa naar voetnoot6 met sulker crachtGa naar voetnoot16 gereden
Datsi se alle dorbrakenGa naar voetnoot17 ter steden,
Ende sloegen daer menegen Senne doet.
Doe dese dus warenGa naar voetnoot14 in deser noet
21290[regelnummer]
Die Sennen bliesen sere haer bosineGa naar voetnoot18 met
Ende makeden teken daer, dat wet,
Datsi soccoersGa naar voetnoot19 hadden noet;
So quam daer een hoep groetGa naar voetnoot20
Van den Sennen ingeslegen,
21295[regelnummer]
Entie KersteneGa naar voetnoot13 setten hem daer iegen,
Die vrome waren, wet vorwaer.
Daer was Ywen, Gossemaer,
Ende Ywen mettenGa naar voetnoot21 witten handen,
Die wael dorsten horen lachterGa naar voetnoot22 anden;
21300[regelnummer]
Dese waren tArondeel bleven nu
Ende ontbeiden des koninck Artur, seggic iu,
Ombedatsi ridders woudenGa naar voetnoot23 wesen
Van siner hant, dus blevensi by desen
Liggende opten casteel, gelijc soudenierenGa naar voetnoot24,
21305[regelnummer]
Ombe winnene in aller manieren;
Want si wt haren lande scieden
Hemelyc met een ende dertich liedenGa naar voetnoot25
Sonder goet; ombedit diendensi nu
Ende hadden gedaen sovele, seggic iu,
21310[regelnummer]
Optie Sennen hiervor vorwaer,
Datsi genoech gewonnen hadden daer.
Die twe, daer ic af spreke ter steden,
Vrageden Keyen ende sine gesellen mede,
Wanensi warenGa naar voetnoot26; doe zeidensi:
21315[regelnummer]
‘HerenGa naar voetnoot27 van Estragorre zijnGa naar voetnoot28 wy,
Ende soeken den koninck Artur, twaren,
Ombedat wy gerne ridderGa naar voetnoot29 waren
Van siner hant’. Daer zeide doe
Ywen: ‘wy zijn oec komen alsoe
21320[regelnummer]
Ombe ridderGa naar voetnoot29 te werden in der manieren,
Ende sijn hier worden nu soudenierenGa naar voetnoot24;
Ende wildyGa naar voetnoot30 met ons blyven, sonder waen,
Wy en sullen in niet afstaen;
Ende als die koninck komt nades,
21325[regelnummer]
Dan varewy te gader daer hi es’.
Si zoudentGa naar voetnoot31 gerne doen, zeidensi saen;
Ende binnen desen datsi dus staen
Ende spreken, so quamen hem an
Van den Sennen wel twintichdusent man,
21330[regelnummer]
Die alle op hem gingen slaen,
Ende van koninck Arons liedenGa naar voetnoot25 saen
Quamen twintechdnsent banderGa naar voetnoot32 syde
Tegen die kinder oec te stryde.
Doe haddensi gerne tArondeel
21335[regelnummer]
Getogen weder in den casteel;
Maer si en konden, si warenGa naar voetnoot14 so begaen;
Si warenGa naar voetnoot14 daer doet bleven ochtGa naar voetnoot33 gevaen,
En waer Gawyn niet komen doeGa naar voetnoot34
Met hem tiendusent, die sloegen toeGa naar voetnoot35.
21340[regelnummer]
Ende makeden in die Sennen een gat;
Daer bleef menech doet ter stat,
Hi dade daer menech averecht tumen;
Si moestenGa naar voetnoot36 doeGa naar voetnoot34 die plaetse rumen,
Ende doe Gawyn ten kindrenGa naar voetnoot37 quam daer,
21345[regelnummer]
Vragede hi wie si waren daernaer;
Ende Ywen metten witten handen
Berechte hem des daer nu te handen;
Ende doe vragediGa naar voetnoot38 hem wie hi sy,
Die hem so wael nu stont by:
21350[regelnummer]
‘Ic benGa naar voetnoot39 Gawyn, Arturs sustersone,
Ende quam hier gevaren ombe datgone,
Ombe te helpen hier een deel
Die daer nu sijn in den casteel’.
Doe bedankedes Ywen Gode daer,
21355[regelnummer]
Ende si sloegenGa naar voetnoot40 in den strijt daernaer,
Ende sloegenGa naar voetnoot40 der Sennen sovele doet,
| |
[pagina 237]
| |
Datsi met hopen lagenGa naar voetnoot1 groet,
Ende Gawyn dade daer groet wonder,
Ende sine broeder alle bysonder,
21360[regelnummer]
Ende Galescins, entie kinder mede
Des koninck Uriens ende Ales ter stede
Ende Aches. Dese sevene waren doe
Vor in den strijt emberGa naar voetnoot2 toe,
Ende sloegen so sere die Sennen daer,
21365[regelnummer]
Datsi vor hem vloen daernaer
ThentGa naar voetnoot3 optie batalie daer Aron lach,
Ende Gawyn volgede, al dat hi mach.
Doe quam daer een outGa naar voetnoot4 man gereden:
‘Gawyn’, zeide hy, ‘nu went ontbedenGa naar voetnoot5,
21370[regelnummer]
Ende en volget hem niet meer, radic dy,
Ende vare met dinen gesellen hierby
Op desen casteel, want du ne macbsGa naar voetnoot6 niet
Dy nu verweren, wat des gesciet’.
Gawyn sach op den oudenGa naar voetnoot7 man
21375[regelnummer]
Die enen swarten toi hadde an,
Ende enen blomen hoetGa naar voetnoot8 op dat hovet;
Hi sceen so outGa naar voetnoot5, des gelovet,
Dat Gawine wonder wesen dochte,
Dat hi opten paerde sitten mocbte;
21380[regelnummer]
Hi hadde enen witten baertGa naar voetnoot9
Toten gordele hangende nederwaertGa naar voetnoot9,
Ende hi zeide: ‘Gawijn, laet iu geraden
Eer gy nu komet in meerreGa naar voetnoot10 scaden;
Want dese kinder, die hier zijn komen,
21385[regelnummer]
Mochten noch komen te groterGa naar voetnoot11 vromen
Den koninck Artur, uwen oem’.
Gawyn nam des goeden mannes goem,
Ende dachte sinen raet te doneGa naar voetnoot12,
Ende riep al sine gesellen na datgone,
21390[regelnummer]
Ende voerdese met hem tArondeelwaertGa naar voetnoot9;
EntieGa naar voetnoot2 oude man reet met snelre vaertGa naar voetnoot9
TOrkanienwaertGa naar voetnoot9, wat hi kan.
Ende alse Gawyn ende sine man
In den casteel nu warenGa naar voetnoot13 komen,
21395[regelnummer]
Gingensi ten cantelen ende hebben vernomen
Den koninck Aron, die nu brachte
MenegeGa naar voetnoot14 Sennen optieGa naar voetnoot15 borchgrachte,
Die koninck Lottes lant hadden verheert.
Die koninck Loth haddem dicke verweert,
21400[regelnummer]
Maer int indeGa naar voetnoot16 worden si overkrachtich daer,
Dat hi sijn wijf moeste vluchten daernaer
ThentGa naar voetnoot17 in den casteel van Glacedoen.
Als hem die koninck Loth sach doen
So groten scade in zijn lant,
21405[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 sine verslagenGa naar voetnoot18 vor siner hant,
Vermaledyede hi dicke die ure,
Dat hi ie dade tegen den koninck Arture;
Want daerby hevet hi sijn lant verloren
Ende sine kinder; des hevet hi toren,
21410[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 koninck Aron hadde belegen
Die stat, daer hi selve in was ghetegenGa naar voetnoot19.
Doe dadeGa naar voetnoot20 hi sine barone te rade
Ende vragede hem wat hi best dade;
Ende haer raet drocch overeen daernaer,
21415[regelnummer]
Dat hi sine vrouwe nameGa naar voetnoot21 daer,
Ende sijn kint Mordret alsoe,
Ende vijf ridder oec mede,
Ende voere te Glacedoen ter stede;
21420[regelnummer]
Alle die ander souden voertan
Die stat houden met sesdusent man,
Ende si en zullense oec niet opgeven
Also lange alsiGa naar voetnoot24 mogen leven.
Des avendes trac die koninck Loth gerede
21425[regelnummer]
Ende sijn wijf ende sine ridderGa naar voetnoot25 uter stede
Met Mordrete synen kinde dan,
Dat die koninck Artur an haer wan,
Als ic hier vor dedeGa naar voetnoot20 verstaen.
Tener poertenGa naar voetnoot26 redensi ute saen
21430[regelnummer]
EnesGa naar voetnoot27 nachtes hemelike doe,
Ende reden die nacht ende dages toe
Al toter nonen. Doe sach die koninckGa naar voetnoot28
Den koninck Tauruse na die dinckGa naar voetnoot28
Met drienGa naar voetnoot29 dusent Sennen tsamen,
21435[regelnummer]
Die van Arondeel quamen,
Ende geleiden des koninck Arons roef daer.
Doe si den koninck Loth sagenGa naar voetnoot30 daernaer
Sloegensi in hem, met snelre vaertGa naar voetnoot31,
Daer haddetGa naar voetnoot32 die koninck Loth wel haertGa naar voetnoot31;
21440[regelnummer]
MaerGa naar voetnoot33 hi en hadde maerGa naar voetnoot33 vijfhondert man
Ende hi weerdem stoutelikeGa naar voetnoot34 nochtan;
Want hi koeneGa naar voetnoot35 ende groet was;
MaerGa naar voetnoot33 dat en halp hem nietGa naar voetnoot36, sijt seker das,
Si moesten achterwaert trecken ende vlien,
21445[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot2 koninginne was gevangen mettien;
| |
[pagina 238]
| |
Maer een ridderGa naar voetnoot1 ontvloe in der vaertGa naar voetnoot2,
Die vaste reet tArondeelwaertGa naar voetnoot2,
Hier latic dese aldus nu bliven,
Ende sal in van Gawine scriven
21450[regelnummer]
Ende van den ridder, die daer ontvaren es,
Wat hem gescien sal nades.
|
|