Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den koninck Ydier, ende hoeGa naar voetnoot22 Gawyn die kinder bescudde.Daventure seget nu ter steden,
Dat koninck Ydier hevet gestreden
Dat hi die Sennen sconfierde daer;
Daer bleef menech doet vorwaer,
20980[regelnummer]
In beiden zyden. Doe vloekedeGa naar voetnoot23 ter uren
Die koninckGa naar voetnoot24 Ydier der aventuren,
Datsi oevele moeste varen
EntieGa naar voetnoot25 hem dede setten, twaren,
Tegen den koninckGa naar voetnoot24 Artur mede.
20985[regelnummer]
Doe voer hi weder in sine stede,
Ende Soriondes gemoete hem daernare,
Diegene die gesconfiert waren,
Ende vragede, wat hem es teGa naar voetnoot26 vliene.
Doe teldensi hem al datGa naar voetnoot27 gesciene,
20990[regelnummer]
Maer hiGa naar voetnoot28 voer enwech, sijt seker das,
Met synen rove, die groet was,
Ende quam toter bruggenGa naar voetnoot29 van Diane.
Hem volgeden veertechdusent ane;
Som dadehise vor varen
20995[regelnummer]
Die den roef souden bewaren,
Ende dese quamen daer die kinder streden
Tegen dieGa naar voetnoot30 den pas hoeden ter steden,
Ende si reden vaste derwaert;
Doe worden die kinder sere vervaert.
21000[regelnummer]
Maer Ywan hevet nu vernomen
Agrawein van Bredegan komen;
Doe zeide Ywan: ‘kinder, zijt blyde nu,
| |
[pagina 233]
| |
Ic sio soccoersGa naar voetnoot1 komen, zeggic iu’.
‘Hoe mochtewy blyde zijn?’ zeidensi doe,
21005[regelnummer]
‘Men komt ons van vor ende achter toe,
Wy moeten alle doet zijn ochtGa naar voetnoot2 gevaen’.
Doe zeide Ywen Overdoem saen:
‘Laet ons nu ombe keren scire,
Ende slawy neder anGa naar voetnoot3 dese riviere’.
21010[regelnummer]
Doe sloegensi over die brugge daernaer
Ende dorbrakenGa naar voetnoot4 die ander scaer;
Doe en dadenGa naar voetnoot4 si anders niet elGa naar voetnoot6,
Dan si trocken anGa naar voetnoot3 die riviere.
21015[regelnummer]
Doe meendenGa naar voetnoot7 die anderGa naar voetnoot8 scire,
Datsi hadden gevloen daer,
Ende volgeden hem doe vaste naer,
Ende Soriondes trac over die brugge,
Ende hem volgeden vaste optenGa naar voetnoot9 rugge
21020[regelnummer]
Die die brugge hoeden, twaren,
Ende hebben die kinder nu ervarenGa naar voetnoot10
In enen bosce tuacen twe rivieren;
Daer waren si bleven in deser manieren
Alle verslagen, en hadde gedaen
21025[regelnummer]
Agrawein, die hem te hulpe quam saen,
Die dese iacht hevet gesienGa naar voetnoot11;
Hi sloech so vreeslyc in mettienGa naar voetnoot12,
Dat berch ende dal donrede gereet.
Daer wart die strijt fel ende wreet,
21030[regelnummer]
DatGa naar voetnoot13 men en sach nie luttel liedeGa naar voetnoot14
Hem bet weren; ende tGa naar voetnoot15 gesciede
Datsi se achterwaert dreven nu
Meer dan ene bogescote, seggic iu.
Ywan die grote, eude sijn broeder met,
21035[regelnummer]
WarenGa naar voetnoot16 daer nedergesteken, dat wet,
Maer si worden gereddet daernaer.
Doe quamenGa naar voetnoot16 die vijftienGa naar voetnoot17 dusent Sennen daer
Ende holpen die tiendusentGa naar voetnoot18 Sennen saen;
Daer warenGa naar voetnoot16 die KersteneGa naar voetnoot19 ondergegaen
21040[regelnummer]
En waerGa naar voetnoot20 niet gekomen Gaheries,
Die daer drie (dusent) brachte, zijt seker des;
Doe stakenGa naar voetnoot21 si der Sennen vele neder.
Daer verkoverden hem die KersteneGa naar voetnoot19 weder
Ende drevense toter bruggen toe.
21045[regelnummer]
Ywen ende sijn broeder vrageden doe
WieGa naar voetnoot22 diegene mochten wesen,
Die die Sennen dus brachten in vresen.
Doe quam een jonchere totGa naar voetnoot23 hem daernaer,
Aches van SconenbergeGa naar voetnoot24, ende zeide daer:
21050[regelnummer]
‘Wat zijdyGa naar voetnoot25 hier komen te ziene, hoe dat gaet,
Ende wieGa naar voetnoot22 die scone slage slaet,
Ende ombe te vragene wieGa naar voetnoot22 si zijn nu?
Gy zoudetGa naar voetnoot26 selve so slaen, seggic in,
Dat men zoude vragen wieGa naar voetnoot22 gy waert;
21055[regelnummer]
An die slage kent men die aert,
Waeraf dat een komen esGa naar voetnoot27;
Gy hout hier stille ende vraget nades,
Wie siGa naar voetnoot22 zijn die wale hier stryden? -’
Die kinder scameden hem sere, ten tyden
21060[regelnummer]
Doe si dit hoerden seggen Achesen;
Si sloegen in den strijt na desen
So vreeslijc, ende dadent so wale
Dat des in dat heerGa naar voetnoot28 ginckGa naar voetnoot29 grote tale,
Ende dat vor Agrawein komen esGa naar voetnoot27,
21065[regelnummer]
Ende na Gaheries. Die zeiden na des,
Datsi die waerheit hieraf wisten fijn,
DattetGa naar voetnoot30 des koninck Uriens kinder zijn.
Doe quam Agrawein an Aches daernare,
Ende vragede wie die kinder waren.
21070[regelnummer]
‘Dat zijn’, zeide hi, ‘des koninck Uriens kinder;
Ende wie zijdyGa naar voetnoot31, here, en die hout ginder’?
‘Ic ben Agrawein ende dat es Gaheries,
Mijn broeder, ende zijt zeker des,
Dat die koninck Loth es mijn vader.
21075[regelnummer]
Entie koninck Artur es mijn oem algader’.
Doe wart daer blyscap groet te hant,
Dat dene den ander levendech vant;
Daer duerde die strijt lange tijt.
Doe quamenGa naar voetnoot16 daer, des seker sijt,
21080[regelnummer]
Diegene die die nameGa naar voetnoot32 brachten,
Ende dientGa naar voetnoot33 bevolen was in wachten,
Dat was MagalantGa naar voetnoot34 ende Pignores
Met twintechdusent man, sijt seker des;
Ende doe si ter bruggen quamenGa naar voetnoot31 daer,
21085[regelnummer]
Zeidensi onder hem daernaer,
Dat si in die syde bet bleven ter tijt,
‘Totedat indeGa naar voetnoot35 nemet die strijt,
Want achter ons en hebwy negeneGa naar voetnoot36 noet;
Oec sullewyGa naar voetnoot37 wael verweren al bloet
21090[regelnummer]
Die brugge, datsi ons sullen niet
Die name neGa naar voetnoot38 konnen genemen iet’.
| |
[pagina 234]
| |
Doe sloegensy die tenten ende logierden daer.
Sorionder quam tot hem daernaer
Ende vragede, waerombe si logieren nu?
21095[regelnummer]
‘Wy sijn hier sekerre, seggenwy in,
Metter spisen dan ginder’, zeidensi.
Doe beval hi hem sere daerby,
Datsi hem te hulpe komen daer,
Opdat hi des te doene hevet naer.
21100[regelnummer]
Si zeiden, si zoudenGa naar voetnoot1. Doe voer hi seer
Weder over die brugge toten heerGa naar voetnoot2,
Daer groet strijt was nu ter ure.
Daer was so groet die scofeltnre,
Dat daer menech man doet bleef.
21105[regelnummer]
Doe quam Sagrimor, diese dreef
Achterwaert an sine fortse mede;
Hi sloech der Sennen daer ter stede
So vele, dat wonder was;
Maer wat si sloegenGa naar voetnoot3, sijt zeker das,
21110[regelnummer]
Dat en halp niet een twint.
Doe quam Galescins sint
Met driedusent mannen gereet;
Hi sloech in, daer men dus street,
Ende riep ‘Clarence’ ter uren,
21115[regelnummer]
Dat plach te roepenGa naar voetnoot3 die koninck Arture.
Daer moesten die Sennen achterwaert,
Want Galescins quam met sulker vaert,
Datsi vor hem niet duren mochten;
Want so oversere si vochten,
21120[regelnummer]
Dat sise tot optieGa naar voetnoot4 brugge dreven.
Daer wart menech slach gegeven,
Want van dertechdusent Sennen nu
En bleef er maerGa naar voetnoot5 seventienGa naar voetnoot6 dusent, seggic iu
Ende en hadden si negeen soccoersGa naar voetnoot7 daer
21125[regelnummer]
By hem nu gehat, vorwaer,
Si warenGa naar voetnoot8 daer alle bleven doet
Nu, in deserGa naar voetnoot9 groter noet.
Doe Pignores ende Margolant daer.
Dese noet sagen, quamenGa naar voetnoot10 si te hant
21130[regelnummer]
Hem helpen met twintichdusent Sennen
Doe waren die KersteneGa naar voetnoot11 in anxte daernaer
Ende si en hadden maer vijftienGa naar voetnoot6 dusent man
Tegen dertichdusent; nochtan voertan
Drevensise achter in der noet
21135[regelnummer]
Ende sloegen daer oecGa naar voetnoot12 vele doet.
Agrawein ende Gaheries,
Ende Galescins ende Garies,
Ywen Overdoem ende Ywen die grote,
Dese deden menegen ontmoete,
21140[regelnummer]
Wantsi waren die besteGa naar voetnoot13 vorwaer;
Si en hadden niet mogen duren daer
En waer Gawyn niet komen nu,
Met hem vijfdusent, seggic iu;
Hi quam so vreeslyc ingeslagen
21145[regelnummer]
Dat al die strijt moeste verwagenGa naar voetnoot14;
Hi hadde sine gisarmeGa naar voetnoot15 in siner hant,
Daer hi mede sloech, zij iu bekant;
Man ende paert sloech hi daer neder,
Wat hi gerakede en stont niet op weder;
21150[regelnummer]
Want sijn slach was so groet,
Dat hi dat al sloech doet,
Helm noGa naar voetnoot16 halsberch en ontstontGa naar voetnoot17 hem daer
Hi en sloeget al ontwee, wet vorwaer.
Dus vacht hi toter nonen met gewontGa naar voetnoot18,
21155[regelnummer]
Doe wart hem sine krachtGa naar voetnoot19 twevoutGa naar voetnoot18,
Daer na so (en) was niemanGa naar voetnoot20 voertan,
Hine vlo van hem, wat hi kan;
Doe dreef hise over die brngge daer.
Daer vieler in dat water, wet vorwaer,
21160[regelnummer]
Dusent, die daer nederwaert vloten,
Die in der rivier verdrincken moeten.
Alse Soriondes dit gesach
HaddiGa naar voetnoot21 des herde swaer verdrach,
Hi hadde gerne tegen Gawine gewesen.
21165[regelnummer]
HaddiGa naar voetnoot21 konnen komen te desen;
Maer si warenGa naar voetnoot8 so dicke, tienGa naar voetnoot22 tyden,
Optie brugge, men mochtse niet lyden,
AlGa naar voetnoot23 hadde men daer mogen overvaren
Si was so wale bewaertGa naar voetnoot24 twaren,
21170[regelnummer]
Want Gawyn ende sine broeder mede,
Entie anderGa naar voetnoot25 kinder ter stede,
Dese hoeden die brugge so ten tyden,
Dat daer nieman darGa naar voetnoot26 overlyden;
Aldus was die brugge bewacht
21175[regelnummer]
ThentGa naar voetnoot27 dat quam in die nacht;
Doe voer Gawyn entie kinder mede
Te BredeganwaertGa naar voetnoot28 in die stede,
Daer men blyde was, sonder waen,
Dat die kinder warenGa naar voetnoot29 ontgaen.
21180[regelnummer]
Si warenGa naar voetnoot29 des avendes te gemake daer,
Ende atenGa naar voetnoot30 ende dronken, ende daernaer
| |
[pagina 235]
| |
Gingensi slapen, dat zeggic iu;
Ende Soriondes, die bleven was nu
Vor die brugge, hi nam raet
21185[regelnummer]
An sine hogeste liedeGa naar voetnoot1, dat verstaet.
Doe seide daer een, hiet Magolant:
‘Ic soude welGa naar voetnoot2 raden, dat men te hant,
Sonder beiden, die name voereGa naar voetnoot3 nu
Ten herewaertGa naar voetnoot4, dat radic iu,
21190[regelnummer]
Ende laetse leiden Pignores dan,
Ende men hem geve tienGa naar voetnoot5 dnsent man,
Daer hi dat kerrijnGa naar voetnoot6 mede sal bewaren,
Ende wy sullen na hem komen varen;
Ende al ontmoeten hem nu KerstineGa naar voetnoot7,
21195[regelnummer]
Si en sullen hier letten metten kerrineGa naar voetnoot8,
Maer si sullen ten herewaertGa naar voetnoot4 varen gereet’.
Doe zeidensi alle: ‘dese raet, God weet,
Dunket ons goet’, ende men dade alsoe
Ende men ginck vaste torsen doe;
21200[regelnummer]
Ende Pignores ginck enwech vorwaer
MetterGa naar voetnoot9 name, ende daernaer
Volgede Soriondes met siner cracht.
Dus redensi daer al die nacht,
Datsi nieman ontmoeten nu;
21205[regelnummer]
Si reden so lange, seggic iu,
Datsi te Windeberes eer dage quamen,
Daer al dat heer lach te samen.
Daer warensi blydelike ontvaen
Ombe der spise willeGa naar voetnoot10, sonder waen,
21210[regelnummer]
Die si brachten; want daer was nu
Spise gebreck, dat seggic iu.
Nu zwiget dit boeck hier van desen
Ende sal van Keyen van Strans lesen,
Ende van Gawyne ende Ywen mettenGa naar voetnoot11 witten handen
21215[regelnummer]
Wat si nu daden te hande.
|
|