Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den koninck VentresGa naar voetnoot28, ende van Doriles, hoeGa naar voetnoot30 si die Sennen verdreven.Daventure seghet hier ter stede:
Doe die koninck VeuterGa naar voetnoot31 wiste gerede
Dat sijn sone enwech was,
Wart hi so erre, dat hi nadas
19750[regelnummer]
Jegen sijn wijf niet spreken woude
In ener maent, noGa naar voetnoot30 gene vroude
En mochte hi sienGa naar voetnoot33 noGa naar voetnoot32 horen ter stont.
Doe gevielGa naar voetnoot34 op enen donredages avont
| |
[pagina 219]
| |
In den Meye, dat een bode quam daer,
19755[regelnummer]
Die hem zeide, wetet vorwaer,
Van ener groterGa naar voetnoot1 sconferturen tehant,
Die hevet gehat die koninck Anguissant,
Ende dat hi doet waer bleven saen
En hadde die koninck Uriens gedaen,
19760[regelnummer]
Die hem wael te hulpe quam daer.
Doe quam een ander bode naer,
Die hem zeide, hoe die koninck TradeliantGa naar voetnoot2
Die Sennen hadde gesconfiert te hant
Ende doetgeslagen oec, dat wet;
19765[regelnummer]
Entie koninck metten C. ridders met
Quam hem te hulpe, ende wonnen ter stat
Groet goet ende groten scatGa naar voetnoot3.
Des was hi blide in dene zyde
Datsi dus wonnen in den stryde,
19770[regelnummer]
Ende in die ander was hi droeveGa naar voetnoot4 met
Ombe datsi verloren hadden, dat wet.
Doe dachte hi, dat hi oec ter uren
Nu wil varen ende soecken aventuren
Tuscen Soreloes ende Nortgales,
19775[regelnummer]
Daer een groet trepas tuscen esGa naar voetnoot5.
Ende alsi quamenGa naar voetnoot6 buten der stat,
Sach hi verre vor hem nadat
Groet vuer ende groet geluet,
Ende al die lantliedoGa naar voetnoot7 liepen wt.
19780[regelnummer]
Dat sceen ochtetGa naar voetnoot8 al versinken soudeGa naar voetnoot9,
Daer si quamenGa naar voetnoot6 met gewoudeGa naar voetnoot9.
Doe vragede die koninck wat daer waerGa naar voetnoot10.
Doe zeiden hem dio liede maerGa naar voetnoot10,
Dat al die Sennen, die in der werlt zijn,
19785[regelnummer]
In sijn lant waren comen in seijn,
‘Ende si verbernen alle die lande
Ende si geredden hem vor BrysolandeGa naar voetnoot11
Optie rivier van Saverne geheel
By den water, vor den casteel,
19790[regelnummer]
Ende ontbeiden haerre carinen daer,
Ende daer es met hem, wet vorwaer,
Die koninck Magondres ende Pompins
Die neve was des koninck Hangins
Entie (koninck) Galens ende Pinogres,
19795[regelnummer]
Met hem veertiendusent, sijt seker des;
Ende dese destrueren al iu lant’.
Als die koninck Ventres dit bekant
Dat hi ember sal hebben strijt,
Riep hi met luder stemme ter tijt
19800[regelnummer]
Op sine liede, zijt seker des:
‘Nu sal ic sien wie vromech es’.
Die koninck hadde daer twaelfdusent man,
Daeraf makedi twe scaren dan,
In elke wasser sesdusent vorwaer.
19805[regelnummer]
Doe beval hi Dorilase daernaer
Dene scaer te leidene also,
Die een vroem ridder was doe
Entes koninges neve was herde naerGa naar voetnoot12;
Dander scaer leide die koninck aldaerGa naar voetnoot12.
19810[regelnummer]
Doe reet Doriles ende quam
So verre, dat hi die Sennen vernam,
Die doeden man, kinder, ende wijf
Ende roveden ende branden, sonder blijf,
Al datsi vonden, zijt seker das,
19815[regelnummer]
Ende dierGa naar voetnoot13 wel veertiendusent was;
Maer si en warenGa naar voetnoot14 niet al te gader doe
Noch oec wael gewapent soe,
Ende Doriles sloech in hem daernaer
So vreeslijc, dat hi haer aldaer,
19820[regelnummer]
Eer die koninck Ventres tot hem quam,
Wael tiendusent haer leven nam;
EntiegeneGa naar voetnoot15, die ontvloen te hant,
Liepen ten castele van Briolant,
Daer die vierGa naar voetnoot16 koninge lagen;
19825[regelnummer]
Ende Doriles sloecher, in dat jagen,
So vele, dat van veertiendusent man
MaerGa naar voetnoot17 driehondert en bleven voertan.
Ende doe diegene, die daer lagen,
Haer liede aldus zagenGa naar voetnoot18 jagen
19830[regelnummer]
Riepensi: ‘wapent iu, wapent iu!’
Maer niet so vro en kondensi nu
Hem gewapenen, die anderGa naar voetnoot19 en zijn met gewelt
Op hem daer komen, ende si hebben gevelt
Vijfhondert tenten, ende oec mede
19835[regelnummer]
Tiendusent man verslagen ter stede.
Doe began men die trompen blasene daer
Entie Senuen vergaderdenGa naar voetnoot20 naer,
So datter wel sestichdusent was,
Doe quamen die vier koninge nadas,
19840[regelnummer]
Met vierGa naar voetnoot16 scaren geslagen toe
Op des koninck Ventres liede doe;
Ende Doriles die quam hem tegen,
Ende brachte een speer gedregen,
Ende reet opten koninck Galant,
19845[regelnummer]
Entie koninck op hem weder te hant;
| |
[pagina 220]
| |
Ende hi sloech Doriles ter stede
Dat sijn speer bracGa naar voetnoot1 gerede
Ende quetsedene luttel daer;
Ende Doriles stackGa naar voetnoot2 en weder naer
19850[regelnummer]
Opten scilt, dat hi ginck doer,
Ende doer den halsberch makede een scoer
Dat die speer doer den lichaem woet
Meer dan vierdehalve voet,
Entie koninckGa naar voetnoot3 vil daer doet.
19855[regelnummer]
Alse dit den Sennen (wart) bloet,
Dat haer koninck lach doet vorwaer,
Sloegensi op Doriles daernaer
Vreeslike; maer Doriles
Weerde hem wel, zijt seker des.
19860[regelnummer]
Daer wart die strijt vreeslicGa naar voetnoot4 ende groet,
Daer bleef menech Senne doet,
Want die koninck Ventres
Onder die pavelioeneGa naar voetnoot5 nu komen es.
Tnscen den bose entieGa naar voetnoot6 riviere.
19865[regelnummer]
Ende velledese daerna alle sciere,
Ende sloech doet, dat hi daer inne vant;
Want si warenGa naar voetnoot7, sij iu becant,
Al meest ongewapent daer;
Si waren alle doet bleven vorwaer
19870[regelnummer]
En hadde gedaen die koninck Pignores,
Die hem te hulpe komen es
Daer, met sevendnsent man;
Doe wart die strijt groet voertan
Maer die koninckGa naar voetnoot3 Ventres dade so vele
19875[regelnummer]
Met wapene daer in den nijtspele,
Dat hi die sevendusent sconfierde nadesGa naar voetnoot8,
Ende doet sloech den koninck Pignores;
Doe warenGa naar voetnoot7 die Sennen (versaget) sere.
Doe quam die koninck Popims ter were
19880[regelnummer]
Met sevendusent manGa naar voetnoot9 ten stryde.
Doe wart die koninck Venter ten tydenGa naar voetnoot10
Achtergedaen ene bogescote wel
Van den tenten; doe wart daer fel
Die strijt; doe riep die koninck Ventres:
19885[regelnummer]
‘FyGa naar voetnoot11, gy ridder, vliedyGa naar voetnoot12 dor des?
Weret iu, wy en mogen ons nembermere
Bet verkopen iu meerreGa naar voetnoot13 ere
Dan op iu viande, die Heyden sijn;
Offert hier iuwen lichaem fijn
19890[regelnummer]
Ousen Here, die den Sinen
Ombe ons liet toter doet pinen’.
Doe si den koninck dus hoerden spreken
Sijn si so vaste in een gestreken
Tegen die viande, datsi se niet
19895[regelnummer]
En konden dorbreken, wat gesciet.
So lange hieldensi hem alsoe,
Dat die Sennen alle doe
Worden verwermt, ende oec mede
Tenden horen adem, daer ter stede;
19900[regelnummer]
Ende Doriles hadde oec banderGa naar voetnoot14 side
Des koninck Galens liedeGa naar voetnoot15 in den stryde
So mat gemaket, datsi vloen,
Tote op des koninck Pompins liedeGa naar voetnoot15 doen,
Doe wordensi strydendeGa naar voetnoot16 alle daer
19905[regelnummer]
Op des koninck Ventres liedeGa naar voetnoot15 vorwaer.
Dit duerde toter Vespertijt,
Doe quam koninck Magondres in den strijt
Met vijftiendusent Sennen daeran,
DienGa naar voetnoot17 onwaert hevet, dat so luttel man
19910[regelnummer]
Geduren mogen daer ter stede
Tegen so vele volkes, als hi hadde mede.
Doe riep op hem Magondres:
‘Gy Heren, ic bevele iu allen na des,
Also lief als gy my hebbet nu,
19915[regelnummer]
En laet niemanGa naar voetnoot18 ontvaren van in
Gyne slaeten doet’. Doe dit sach
Die koninck Venter, dat hine mach
Niet gedoen tegen die grote scaren,
Is hi achterwaert gevaren
19920[regelnummer]
An dat foreest in ener straten,
Entie Sennen volgeden hem utermaten
Ende meendense alle doden ochteGa naar voetnoot19 vaen;
Als hi in die strate quam, keerde hi saen
Want hi hadde den boseGa naar voetnoot20 achter bem nu;
19925[regelnummer]
Ende in ene hole strate, zeggic iu,
Was hi, daer niemanGa naar voetnoot18 tot hem konde komen
Dan van voer, hebbic vernomen:
Hi dade vor hem setten haer spereGa naar voetnoot21,
Wie daer quameGa naar voetnoot22 dat hise gewereGa naar voetnoot23;
19930[regelnummer]
Entie Sennen quamenGa naar voetnoot24 op hem daer
Daer bleef er menich doet vorwaer;
Daer duerde die strijt toter nacht toeGa naar voetnoot25,
Dat deen dander niet en kende doeGa naar voetnoot25,
DoeGa naar voetnoot26 moesten die Sennen sceiden vorwaer,
19935[regelnummer]
Die grote scade namenGa naar voetnoot27 ende swaer.
| |
[pagina 221]
| |
Entie koninck Ventres voer mede
Sciere in ene sine vaste stede,
Die ViscantGa naar voetnoot1 hiet, daer lagensi
DrieGa naar voetnoot2 dage ende rastenGa naar voetnoot3 hem daerby,
19940[regelnummer]
Ombedatsi moede ende gewont waren;
Doe voerensi te Polles daernare,
In ene stede die sijn was,
Die allernaeste lach des pas;
Daer warensi sere begaen ter ure
19945[regelnummer]
Ombedat haer wapene menege scure
Hadden; dus zeidensi, sonder waen,
Datsi in noden waren bevaen
Daer si sulke scoer ontvingen.
Si prijsden sere van den dingen;
19950[regelnummer]
Daer quam die biscop jegen hem alsoe,
Die Uriens ende Ventres oem was, doe
Met al den clerken van der stat
Ende prijsdene herde sere ombedat,
Ende gebenedyedense daer ter stede;
19955[regelnummer]
Entie biscop hadde gerne oee mede
Gesproken jegen den koninck Ventres;
Maer ombedat hi nu te banne es,
Ombedat hi hem sette iegen Arture,
Ende an hem niet en hout nu ter ure,
19960[regelnummer]
Want hi haer gerechte here es,
Ombedit liet hi dat, sijt seker des,
Dat hine niet en sprac ombedat.
Dus blevensi liggende in der stat,
Ende daden hem te gemake nu.
19965[regelnummer]
Hier sal ic vorwaert zeggen iu
Van den koninck Clarioue
Ende mede van der Sennen done.
|
|